Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
,
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, met één productie, ter griffie ontvangen op 26 januari 2021;
- het verweerschrift, met producties, ontvangen op 4 maart 2021;
- de brief van de gemachtigde van [verzoeker] d.d. 16 maart 2021, waarbij verdere producties in het geding zijn gebracht.
2..De vaststaande feiten
29 oktober 2020 een WIA-uitkering toegekend ten bedrage van € 1.083,59 bruto per maand. Bij de berekening van de hoogte van die uitkering is het UWV uitgegaan van een bruto salaris van € 17.767,21 gedurende de periode van 1 november 2017 tot en met 31 oktober 2018.
3..Het verzoek
4..Het verweer
5..De beoordeling
26 weken niet te voorzien is.
mocht u dit, in weerwil van het voorgaande niet met mij eens zijn, dan zie ik uw dagvaarding wel tegemoet”.Uit die brief en ook uit de overige correspondentie blijkt dat partijen lijnrecht tegenover elkaar staan als het gaat om de vraag of [verzoeker] recht heeft op betaling van achterstallig loon, zodat een minnelijke oplossing ver weg lijkt en er dus des te meer aanleiding bestond om die vraag in de onderhavige procedure aan de orde te stellen, mede gezien het bepaalde in artikel 7:686a lid 3 BW.