In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een huurovereenkomst waarbij [gedaagde 1] een woning huurde van de rechtsvoorgangers van [eiser 1] en [eiser 2]. Na een verstekvonnis van 28 mei 2020, waarin de huurovereenkomst werd ontbonden en [gedaagde 1] werd veroordeeld tot ontruiming, heeft [gedaagde 1] verzet aangetekend. In het verzet heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat de huurachterstand inmiddels volledig is ingelopen en dat de ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] de huurachterstand heeft voldaan en dat de lopende huur tijdig wordt betaald. Hierdoor is de vordering van [eiser 1] en [eiser 2] tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming afgewezen. In reconventie heeft [gedaagde 1] een vordering ingesteld voor onverschuldigd betaalde buitengerechtelijke incassokosten, welke door de kantonrechter is toegewezen. De kosten van de procedure zijn voor rekening van [eiser 1] en [eiser 2].