ECLI:NL:RBROT:2021:3215

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
C/10/602467 / HA ZA 20-782
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een cessieakte en de geldigheid van vorderingen in faillissementssituaties

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [naam eiseres], en Transvision B.V. De zaak betreft de uitleg van een cessieakte en de geldigheid van vorderingen die zijn overgedragen in het kader van een faillissement. [naam eiseres] vorderde betaling van Transvision van een bedrag van € 91.684,68, dat betrekking heeft op facturen voor taxiritten die door een aan [naam eiseres] gelieerd taxibedrijf, [naam bedrijf], zijn uitgevoerd voor Transvision vóór het faillissement van [naam bedrijf]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen rechtsgeldig zijn overgedragen aan [naam eiseres] door de curator van [naam bedrijf]. Transvision voerde verweer en stelde dat de vorderingen niet geldig waren overgedragen en dat er finale kwijting was verleend door de curator. De rechtbank oordeelde dat de curator niet beschikkingsbevoegd was ten tijde van de vermeende kwijting, omdat de vorderingen al aan [naam eiseres] waren overgedragen. De rechtbank heeft de vordering van [naam eiseres] toegewezen en Transvision veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/602467 / HA ZA 20-782
Vonnis van 24 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] , eiseres,
advocaat mr. M.H.G. Plieger te Nieuwegein,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRANSVISION B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel, gedaagde,
advocaat mr. I.V. Hermans te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en Transvision worden genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de oproepingsbrieven van de rechtbank van 4 december 2020;
  • de zittingsagenda van 6 januari 2021;
  • de door Transvision op 26 januari 2021 overgelegde productie;
  • de brief van [naam eiseres] van 27 januari 2021 met producties;
  • de brief van Transvision van 28 januari 2021 met producties;
  • de akte uitlating producties van [naam eiseres] van 10 februari 2021;
  • de spreekaantekeningen van mr. Plieger;
  • de spreekaantekeningen van mr. Hermans;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 februari 2021;
  • de ter zitting overgelegde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] is een aanbieder van taxivervoer.
2.2.
Transvision regelt vervoer voor haar klanten met behulp van een netwerk van vervoerders.
2.3.
Het aan [naam eiseres] gelieerde taxibedrijf [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) heeft op 11 september 2017 een raamovereenkomst voor de uitvoering van personenvervoer gesloten met Transvision. Op grond van deze overeenkomst heeft [naam bedrijf] personenvervoer (taxiritten) voor klanten van Transvision verricht.
2.4.
Op 14 augustus 2018 hebben Transvision en [naam bedrijf] een addendum bij de hiervoor genoemde raamovereenkomst getekend. Daarbij zijn afspraken gemaakt omtrent het zogenaamde Valys-vervoer door [naam bedrijf] , te weten vervoer van reizigers met een beperking in opdracht van het ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport. De raamovereenkomst en het addendum zullen hierna ook worden aangeduid als de Vervoersovereenkomst.
2.5.
[naam bedrijf] is op 28 januari 2020 in staat van faillissement gesteld met benoeming van mr. W.J.B. Berendsen tot curator (hierna: de Curator).
2.6.
De Vervoersovereenkomst is als gevolg van het faillissement van [naam bedrijf] geëindigd. Transvision heeft vervolgens met de Curator een afspraak gemaakt over voortzetting van het vervoer.
2.7.
Op 10 februari 2020 heeft de Curator het volgende aan Transvision bericht:
“In vervolg op onderstaande email bericht ik dat [naam bedrijf] vanaf morgen (11 februari 2020) geen diensten meer kan uitvoeren onder het contract met Transvision.
[…]
U kunt zich wenden tot [naam] om afspraken over continuering van de dienstverlening te maken.”
2.8.
In antwoord hierop heeft Transvision, op 10 februari 2020 aan de Curator geschreven:
“Transvision heeft met u afspraken over voortzetting van het vervoer. Hoewel op grond van de door u aanvaarde voorwaarden voor u een vervoersplicht geldt, zullen wij aan uw wens tegemoet komen en met ingang van 11 februari 2020 geen ritten meer door u laten uitvoeren. Wij zullen deze in uw systeem annuleren.
[…]
Uw opmerking dat Transvision zich voor voortzetting van het vervoer moet melden bij [naam] , laten wij voor uw rekening. Transvision maakt terzake haar eigen afwegingen.”
2.9.
De curator heeft op 11 februari 2020 een overeenkomst gesloten met [naam eiseres] waarbij [naam eiseres] bepaalde activa van [naam bedrijf] van de Curator heeft gekocht (hierna: de Koopovereenkomst).

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Transvision te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] van een bedrag ad € 91.684,68, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente althans de wettelijke rente met ingang van de vervaldata van de facturen tot en met de dag van volledige betaling;
Transvision te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] van de buitengerechtelijke kosten zijdens [naam eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 8 mei 2020 tot en met de dag van volledige betaling;
Transvision te veroordelen tot betaling aan [naam eiseres] van de proceskosten - de nakosten daaronder begrepen - zijdens [naam eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de zevende dag na dagtekening van het vonnis tot en met de dag van volledige betaling.
3.2.
[naam eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. [naam eiseres] heeft van de Curator vorderingen van [naam bedrijf] op Transvision gekocht. Deze vorderingen zien op door [naam bedrijf] in de periode vóór het faillissement van [naam bedrijf] onder de Vervoerovereenkomst uitgevoerd vervoer. De vorderingen belopen in totaal € 91.684,68 en zijn aan [naam eiseres] overgedragen. Daarom is [naam eiseres] gerechtigd om die vorderingen te innen.
3.3.
Transvision voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [naam eiseres] , althans afwijzing van de vordering van [naam eiseres] , met veroordeling van [naam eiseres] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten. Transvision voert daartoe het volgende aan. De vorderingen waarvan [naam eiseres] betaling vordert, zijn niet geldig overgedragen aan [naam eiseres] . Bovendien heeft de Curator aan Transvision finale kwijting verleend ter zake van die vorderingen en wordt het bedrag van de vorderingen betwist. Voorts komt aan Transvision een beroep toe op verrekening van de vorderingen ter zake waarvan [naam eiseres] betaling vordert met een vordering van € 50.000,- van Transvision op [naam bedrijf] uit hoofde van de Vervoersovereenkomst.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[naam eiseres] vordert betaling van facturen voor taxiritten die vóór het faillissement van [naam bedrijf] door [naam bedrijf] zijn uitgevoerd onder de Vervoersovereenkomst. Zij stelt dat de vorderingen uit hoofde van die facturen door de Curator rechtsgeldig aan haar zijn overgedragen. Het verweer van Transvision bestaat uit vier onderdelen zoals in 3.3 omschreven. Het verweer dat de betreffende vorderingen niet geldig aan [naam eiseres] zijn overgedragen wordt eerst besproken. Vervolgens het verweer dat de Curator finale kwijting aan Transvision heeft verleend. Daarna wordt ingegaan op de betwisting door Transvision van de hoogte van de vorderingen en op het door Transvision gedane beroep op verrekening.
De overdracht van de vorderingen
4.2.
[naam eiseres] stelt dat de vorderingen waarvan zij betaling vordert, ingevolge de Koopovereenkomst aan haar zijn gecedeerd. Dit wordt door Transvision betwist.
4.3.
De Koopovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“DE ONDERGETEKENDEN:
(1) W.J.B. BERENDSEN in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [naam bedrijf] […];
(2) [naam eiseres] […];
NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING:
[…]
(C) Koper heeft op 6 februari 2020 een bod uitgebracht op activa van [naam bedrijf] (hierna ook te noemen Gefailleerde), te weten het onderhandenwerk en de debiteurenvorderingen per 27 januari 2020 (hierna gezamenlijk ook te noemen Debiteurenvorderingen) en de immateriële activa (onder de noemer goodwill).
[…]
EN VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
[…]
Artikel 3 Debiteurenvorderingen
3.1
De Curator verkoopt en levert per Betalingsdatum, gelijk de Koper koopt en in levering aanvaardt, althans draagt over de Debiteurenvorderingen zoals genoemd in Bijlage 1.
[…]
Artikel 6 Levering
6.1
De levering aan Koper van de Activa vermeld in de artikelen 2 en 3 vindt plaats op de Betalingsdatum. Onder “Betalingsdatum” word verstaan de datum waarop de in artikel 4.1 genoemde koopprijs voor de activa is bijgeschreven op de in het voorgaande artikel genoemde bankrekeningen.
6.2
Voor de levering van de Immateriële Activa en de Debiteurenvorderingen geldt deze Overeenkomst als daartoe bestemde akte. De vereiste mededeling aan diegenen tegen wie de rechten met betrekking tot de immateriële activa en de Debiteurenvorderingen uitgeoefend kunnen worden zal door de Koper worden gedaan. […]
Aldus in tweevoud getekend te ’s-Hertogenbosch/Zeeland op 11 februari 2020”
4.4.
In bijlage 1 bij de Koopovereenkomst is vermeld:
“Omschrijving t/m 27-jan 2020
[…] […]
Valys 50.000 onderhanden werk
Note
[…]
De omzet valys is door de nieuwe rekenmethode moeilijk te bepalen en is voorzichtig ingeschat.
[…]”
4.5.
Mr. M. Winkels heeft ter zitting namens de Curator het volgende verklaard:
“Er is tussen [naam eiseres] en de curator geen discussie over dat met de aanduiding “Valys 50.000 onderhanden werk” in bijlage 1 bij de Koopovereenkomst de vorderingen uit hoofde van de
door [naam bedrijf] voor Transvision uitgevoerde ritten tot 28 januari 2020 worden bedoeld. Dat werk was uitgevoerd, maar er was sprake van
‘reversed billing’en een gedeelte was nog niet gefactureerd. Het bedrag van € 50.000 was een inschatting van het nog te factureren bedrag. Nadat de facturen waren binnengekomen, wisten we dat het een bedrag van ongeveer € 91.000 was. Valysdiensten werden alleen maar onder het contract met Transvision verricht. Voor ons was dat één partij.”
4.6.
[naam] (hierna: [naam] ) heeft ter zitting namens [naam eiseres] verklaard:
“Wat de heer Winkels heeft verklaard omtrent de koopovereenkomst met betrekking tot de activa van [naam bedrijf] van 11 februari 2020 is juist: met de aanduiding “Valys
50.000 onderhanden werk” in bijlage 1 bij de Koopovereenkomst worden de vorderingen van [naam bedrijf] op Transvision uit hoofde van door [naam bedrijf] uitgevoerde ritten tot 28 januari 2020 bedoeld. “Valys” staat bij ons voor Transvision want er is maar één partij die Valys-vervoer uitvoert. Al die ritten zijn gereden; ik heb met GPS alles ingezien. Het bedrag van € 50.000 was een inschatting van het nog te factureren bedrag.”
4.7.
[naam] heeft in de brief van 8 mei 2020 aan Transvision (overgelegd als productie 1A bij dagvaarding) onder meer geschreven:
“[…]
[naam eiseres] heeft op 10 februari 2020 overeenstemming bereikt met [naam bedrijf] over de doorstart van de activiteiten van [naam bedrijf] Daarbij zijn ook de debiteurenvorderingen en het onderhanden werk tot en met 27 januari 2020 overgedragen aan [naam eiseres] Dit betekent dat de vorderingen die [naam bedrijf] op Transvision B.V. heeft met betrekking tot de taxiritten uitgevoerd tot en met 27 januari 2020, zijn overgedragen aan [naam eiseres]
[…]”
4.8.
Transvision betwist dat een rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden en voert daartoe het volgende aan. In de Koopovereenkomst en de bijlage wordt Transvision niet genoemd als contractspartij of debiteur van [naam bedrijf] . De post “valys” in bijlage 1 bij de Koopovereenkomst heeft geen betrekking op in opdracht van Transvision uitgevoerd Valysvervoer en, mocht dat wel zo zijn, dan zijn de overgedragen vorderingen beperkt tot € 50,000,-. Er is per 27 januari 2020 geen sprake van een overdraagbare rechtsverhouding die kwalificeert als onderhanden werk. Voor een overdracht van onderhanden werk is ingevolge artikel 6:159 BW medewerking van de wederpartij nodig en Transvision heeft die medewerking niet verleend. Uitsluitend de vorderingen uit hoofde van facturen gedateerd vóór 28 januari 2020 zijn Debiteurenvorderingen zoals gedefinieerd in en overgedragen middels de Koopovereenkomst; dit betreft een bedrag van slechts € 6.763,49 en hiervan is € 4.895,10 (factuur 40045941 d.d. 14 oktober 2019) reeds vóór het faillissement van [naam bedrijf] voldaan. Er is niet voldaan aan het in artikel 3:94 lid 3 BW genoemde vereiste van registratie en levering heeft niet door mededeling plaatsgevonden.
4.9.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bepaling van de inhoud van een akte van cessie niet slechts van belang is hetgeen uit de desbetreffende akte zelf blijkt. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars
verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 16-05-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF4602). Zowel de Curator als [naam eiseres] (bij monde van [naam] ) heeft ter zitting verklaard dat met de aanduiding “Valys 50.000 onderhanden werk” in bijlage 1 bij de Koopovereenkomst de vorderingen van [naam bedrijf] op Transvision uit hoofde van door [naam bedrijf] uitgevoerde ritten tot 28 januari 2020 zijn bedoeld. Dat betekent dat beide partijen bij de Koopovereenkomst er ten tijde van het sluiten van de Koopovereenkomst vanuit zijn gegaan dat met de Koopovereenkomst de vorderingen van [naam bedrijf] op Transvision uit hoofde van door [naam bedrijf] uitgevoerde ritten tot 28 januari 2020 werden verkocht. Daarmee zijn die vorderingen aldus verkocht. Hieraan doet niet af dat de naam van Transvision niet wordt genoemd in de Koopovereenkomst. Het komt immers aan op de bedoeling van partijen ten tijde van het aangaan van de Koopovereenkomst. Gelet op die bedoeling zijn de verkochte vorderingen ook niet beperkt tot een bedrag van € 50.000 of tot de vorderingen uit hoofde van facturen gedateerd vóór 28 januari 2020. Evenmin is sprake van de overdracht van een rechtsverhouding als bedoeld in artikel 6:159 BW waarvoor de medewerking van Transvision vereist zou zijn.
4.10.
Nu vast staat dat met de Koopovereenkomst de vorderingen van [naam bedrijf] op Transvision uit hoofde van door [naam bedrijf] uitgevoerde ritten tot 28 januari 2020 zijn verkocht, komt de vraag aan de orde of aan de vereisten voor levering van die vorderingen is voldaan. Dit wordt door Transvision betwist.
4.11.
Artikel 3:94 BW vereist voor de levering van een vordering een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan door de vervreemder of de verkrijger aan de debiteur van die vordering. Blijkens artikel 6.2 van de Koopovereenkomst geldt de Koopovereenkomst voor de levering van de Immateriële Activa en de Debiteurenvorderingen (als gedefinieerd in de Koopovereenkomst) als daartoe bestemde akte. Aan het vereiste van een “daartoe bestemde akte” is derhalve voldaan. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of mededeling van die akte is gedaan door [naam eiseres] of door de Curator aan Transvision.
4.12.
Bij de in 4.7 genoemde brief van [naam] van 8 mei 2020 deelt [naam] aan Transvision mede dat tussen [naam eiseres] en de Curator overeenstemming is bereikt over de doorstart van de activiteiten van [naam bedrijf] en dat daarbij ook de debiteurenvorderingen en het onderhanden werk tot en met 27 januari 2020 zijn overgedragen aan [naam eiseres] . Met die brief is dus mededeling gedaan van de tot levering bestemde akte, te weten de Koopovereenkomst, aan Transvision. Niet betwist is dat die mededeling door [naam] namens [naam eiseres] is gedaan. Dat betekent dat aan de vereisten voor een geldige levering als bedoeld in artikel 3:94 lid 1 BW is voldaan. De stelling van Transvision dat de brief van 8 mei 2020 geen mededeling van cessie inhoudt maar een mededeling dát de vorderingen op Transvision zijn overgedragen, snijdt geen hout. Immers, de mededeling dat de debiteurenvorderingen en het onderhanden werk tot en met 27 januari 2020 als onderdeel van de overeenstemming over de doorstart zijn overgedragen aan [naam eiseres] , kan niet anders worden gelezen dan als een mededeling dat de betreffende vorderingen zijn geleverd aan [naam eiseres] . Dat voor het vervolmaken van die levering de mededeling vereist is, doet daaraan niet af.
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [naam bedrijf] op Transvision uit hoofde van door [naam bedrijf] uitgevoerde ritten tot 28 januari 2020, geldig aan [naam eiseres] zijn overgedragen.
Het beroep op kwijting
4.14.
Transvision stelt dat de Curator op 20 mei 2020 finale kwijting aan haar heeft verleend en dat als gevolg daarvan de vorderingen waarvan [naam eiseres] in deze procedure betaling vordert, niet meer bestaan. [naam eiseres] betwist dat de Curator kwijting heeft verleend ten aanzien van de vorderingen waarvan zij in deze procedure betaling vordert.
4.15.
De rechtbank begrijpt de stelling van Transvision aldus dat de Curator op 20 mei 2020 door het verlenen van finale kwijting afstand heeft gedaan van alle vorderingen van [naam bedrijf] op Transvision, inclusief de vorderingen die aan [naam eiseres] zijn overgedragen. Afstand van recht is echter een beschikkingshandeling die slechts door een beschikkingsbevoegde kan worden gedaan. Nu de levering van de vorderingen waarvan [naam eiseres] betaling vordert door de mededeling van de cessie op 8 mei 2020 tot stand is gekomen, staat vast dat de Curator op 20 mei 2020 niet (meer) beschikkingsbevoegd was ten aanzien van deze vorderingen. De Curator kon op 20 mei 2020 dan ook niet rechtsgeldig afstand van recht doen met betrekking tot die vorderingen. Dit betekent dat, indien de Curator een dergelijke afstand van recht heeft gedaan, hetgeen wordt betwist door [naam eiseres] en hetgeen ter zitting ook door mr. Winkels namens de Curator is betwist, die afstand van recht geen effect heeft. Het verweer van Transvision dat de vorderingen waarvan [naam eiseres] betaling vordert, niet meer bestaan, treft daarom geen doel.
Het bedrag van de vorderingen
4.16.
[naam eiseres] heeft de facturen van de door [naam bedrijf] gereden taxiritten niet bij dagvaarding overgelegd. Transvision heeft het nominale bedrag en het openstaande bedrag van die facturen bij gebrek aan wetenschap betwist. [naam eiseres] heeft vervolgens een overzicht (productie 7B) en de betreffende facturen (productie 7C) overgelegd. Niet betwist is dat deze facturen betrekking hebben op ritten gereden door [naam bedrijf] vóór 28 januari 2020. Dit betekent, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dat de vorderingen uit hoofde van deze facturen aan [naam eiseres] zijn overgedragen. Het totaalbedrag van deze facturen bedraagt € 91.684,68 inclusief btw. Namens Transvision is ter zitting verklaard dat deze facturen, met uitzondering van factuur 40045941 van 14 oktober 2019, niet door haar zijn betaald. In de vordering van [naam eiseres] is, zo blijkt uit het door [naam eiseres] als productie 7B overgelegde overzicht, een bedrag van € 9,19 ter zake van deze factuur begrepen. [naam eiseres] heeft ter zitting erkend dat dit bedrag is betaald. Dit betekent dat als onweersproken vast staat dat het openstaande bedrag van de aan [naam eiseres] overgedragen vorderingen (€ 91.684,68 -/- € 9,19 =) € 91.675,49 bedraagt.
Het beroep op verrekening
4.17.
Transvision stelt dat zij een vordering van € 50.000,- heeft op [naam bedrijf] die zij kan verrekenen met de vorderingen waarvan [naam eiseres] betaling vordert. Transvision voert daartoe het volgende aan. [naam bedrijf] is op grond van artikel 17 lid 8 van de Vervoersovereenkomst aan Transvision een contractuele boete verschuldigd van minimaal € 50.000. Artikel 17 lid 8 is een zogenaamd “gefixeerd schadebeding” en daarom in insolventiesituaties toelaatbaar. Op grond van artikel 7 lid 6 van de Vervoersovereenkomst is Transvision gerechtigd tot verrekening. Verrekening is in dit geval mogelijk, nu de tegenvordering op [naam bedrijf] voortvloeit uit dezelfde rechtsverhouding als de gecedeerde vorderingen. Ter zitting heeft Transvision dit verweer aangevuld in die zin dat haar tegenvordering niet € 50.000,- bedraagt, maar 50% van de som van de in de 12 kalendermaanden voorafgaand aan het faillissement aan [naam bedrijf] in rekening gebrachte bedragen met een minimum van € 50.000,- .
4.18.
[naam eiseres] betwist dat Transvision een vordering heeft op [naam bedrijf] uit hoofde van artikel 17 lid 8 van de Vervoersovereenkomst. [naam eiseres] stelt daartoe het volgende. [naam eiseres] was bereid de Vervoersovereenkomst voort te zetten. Derhalve is niet het faillissement van [naam bedrijf] de reden voor de beëindiging van de Vervoersovereenkomst, maar het feit dat Transvision van [naam bedrijf] af wilde. Transvision heeft door het faillissement van [naam bedrijf] ook geen schade geleden. Het beroep van Transvision op de contractuele boete is daarom onredelijk en onbillijk.
4.19.
Artikel 17 lid 8 van de Vervoersovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“In geval dat sprake is van een beëindiging op grond van het bepaalde in lid 4, lid 5 en/of lid 7 sub c en/of d en/of e wordt de schade van Transvision op voorhand vastgesteld op 50% van de som van de facturen over de 12 voorafgaande kalendermaanden, met een minimum van € 50.000,=. Vervoerder is onverminderd gehouden tot vergoeding van alle door Transvision te lijden of geleden (directe en indirecte) schade die meer dan vorenbedoelde bedrag beloopt. […]”
4.20.
Artikel 17 lid 7 van de Vervoersovereenkomst, waarnaar in artikel 17 lid 8 wordt verwezen, luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Deze overeenkomst eindigt voorts zonder opzegging, zonder dat enig recht tot betaling van een vergoeding door Transvision ontstaat:
[…]
c. door surseance van betaling, faillissement, onder curatele stelling van een der partijen, vanaf de dag dat de surseance van betaling dan wel het faillissement of curatele wordt uitgesproken,
[…]”
4.21.
Transvision stelt dat artikel 17 lid 8 van de Vervoersovereenkomst niet een boetebeding is maar een beding dat strekt tot schadevergoeding. Mr. Hermans heeft ter zitting namens Transvision verklaard:
“De vraag of Transvision schade heeft geleden wordt bevestigend beantwoord. In een faillissementssituatie bestaat deze schade onder meer uit administratieve kosten, nieuw contract, hogere tarieven, op stel en sprong iets anders regelen waarbij aan alle van toepassing zijnde bestek-eisen moet zijn voldaan (SROI, TX-keur, AVG), afbreukrisico, informeren en toestemming verkrijgen opdrachtgevers, schade aan reputatie, risico boetes niet te kunnen doorbereken, enz. enz. Juist omdat deze lastig exact te kwantificeren is, is er voor gekozen een gefixeerde schadevergoeding af te spreken.”
4.22.
De heer Kaman heeft ter zitting namens Transvision verklaard:
“De schade die wij hebben geleden is breed. Wij rijden voor veel opdrachtgevers. Met al die opdrachtgevers moeten we in gesprek als we een nieuwe onderaannemer moeten inzetten. Die opdrachtgevers hebben veel bewijsstukken nodig. [naam] reed voor een tiental opdrachtgevers. Je hebt toestemming nodig van al die opdrachtgevers. Daar zijn keuringen voor nodig, dus er zijn veel administratieve lasten. We moeten op zoek naar een nieuwe vervoerder. Boetes die zijn opgelegd door opdrachtgevers kunnen we niet
doorberekenen. Dit zijn zaken die niet in detail bij te houden zijn; het kost veel tijd om dat te doen. Daarom hebben wij een gefixeerd schadevergoedingsbeding.”
4.23.
Uit deze verklaringen leidt de rechtbank af dat de bedoeling van artikel 17 lid 8 in samenhang met artikel 17 lid 7 van de Vervoersovereenkomst is om Transvison aanspraak te geven op een eenvoudig te berekenen bedrag aan schadevergoeding indien zij door het faillissement van een vervoerder (en de daarmee samenhangende beëindiging van de overeenkomst met die vervoerder) schade lijdt. De bedoeling is niet om aan de vervoerder een boete op te leggen. Dit betekent dat slechts sprake kan zijn van een vergoeding op grond van artikel 17 lid 8 van de Vervoersovereenkomst indien sprake is van schade door het faillissement van de vervoerder en de daarmee samenhangende beëindiging van de overeenkomst met die vervoerder. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv dient Transvision, die zich in deze procedure op de rechtsgevolgen van artikel 17 lid 8 van de Vervoersovereenkomst beroept, het bestaan van dergelijke schade (en daarmee van haar recht op een vergoeding op grond van artikel 17 lid 8 van de Vervoersovereenkomst) te stellen en zo nodig te bewijzen.
4.24.
De schadeposten die namens Transvision ter zitting zijn genoemd, zijn schadeposten die zich in het algemeen bij het wisselen van vervoerder kunnen voordoen. Transvision heeft geen feiten gesteld waaruit blijkt dat deze schadeposten zich in het geval van het faillissement van [naam bedrijf] daadwerkelijk hebben voorgedaan. Dit betekent dat Transvision haar stelling dat zij schade heeft geleden als gevolg van het faillissement van [naam bedrijf] en de daarmee samenhangende beëindiging van de Vervoersovereenkomst onvoldoende feitelijk heeft geconcretiseerd en onderbouwd. Aan het leveren van bewijs wordt daarom niet toegekomen. Hieruit volgt dat in deze procedure niet is komen vast te staan dat Transvision schade heeft geleden als bedoeld in 17 lid 8 van de Vervoersovereenkomst. Transvision heeft dus geen vordering op [naam bedrijf] ingevolge art 17 lid 8 van de Vervoersovereenkomst.
4.25.
Daarnaast staat als onweersproken vast dat [naam eiseres] de onderneming van [naam bedrijf] (deels) heeft voortgezet en dat zij aan Transvision heeft aangeboden de Vervoersovereenkomst voort te zetten. Transvision heeft dit aanbod niet aanvaard. Dit betekent dat Transvision er zelf voor heeft gekozen om een nieuwe overeenkomst aan te gaan met een nieuwe vervoerder. Indien Transvision door de wisseling van vervoerder schade heeft geleden, zoals zij stelt, is die schade het gevolg van die keuze. Dit is geen schade tot vergoeding waarvan artikel 17 lid 8 van de Vervoersovereenkomst strekt. Transvision komt dus ook op die grond geen vordering tot schadevergoeding ingevolge artikel 17 lid 8 van de Vervoersovereenkomst toe.
4.26.
Gelet op het voorgaande moet het beroep op verrekening worden verworpen.
Slotsom
4.27.
Transvision zal worden veroordeeld om een bedrag van € 91.675,49 aan [naam eiseres] te betalen.
4.28.
De gevorderde wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW zal als niet weersproken worden toegewezen vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende
facturen. Transvision heeft ter zitting erkend dat de overeengekomen betalingstermijn van de facturen 30 dagen is.
4.29.
[naam eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Transvision concludeert tot afwijzing van deze vordering op de grond dat onvoldoende werkzaamheden zijn verricht om een vergoeding van buitengerechtelijke kosten te rechtvaardigen. De rechtbank constateert dat [naam eiseres] geen bepaald bedrag ter zake van buitengerechtelijke kosten vordert en evenmin aangeeft op welke wijze de door haar gevorderde buitengerechtelijke kosten moeten worden berekend. Daarom zal deze vordering als onvoldoende bepaald worden afgewezen.
4.30.
Transvision zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [naam eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding
€ 89,75
- griffierecht
2.042,00
- salaris advocaat
2.785,00(2,5 punt × tarief € 1.074,00)
Totaal
€ 4.916,75
4.31.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Transvision om aan [naam eiseres] te betalen een bedrag van € 91.675,49 (éénennegentig duizendzeshonderdvijfenzeventig euro en negenenveertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over dit bedrag vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt Transvision in de proceskosten, aan de zijde van [naam eiseres] tot op heden begroot op € 4.916,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Transvision in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Transvision niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. C. Bouwman, rolrechter, op 24 maart 2021.
1573/3310