ECLI:NL:RBROT:2021:3139
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van kredietovereenkomst door gebrek aan kredietwaardigheidstoets en onverschuldigde betaling
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Kedin Consumenten Financieringen B.V. en [persoon A]. Kedin had een kredietovereenkomst gesloten met [persoon A] op 6 maart 2017, waarbij een krediet van € 118,80 werd verstrekt. [persoon A] heeft echter een betalingsachterstand laten ontstaan en Kedin heeft de overeenkomst beëindigd en het volledige saldo opgeëist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Kedin de vereiste kredietwaardigheidstoets niet heeft uitgevoerd, wat leidt tot de nietigheid van de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 1 BW. Hierdoor kon de vordering van Kedin op basis van de kredietovereenkomst niet worden toegewezen.
Desondanks heeft de kantonrechter geoordeeld dat [persoon A] het bedrag van € 49,50 aan Kedin moet terugbetalen op basis van onverschuldigde betaling, aangezien Kedin zonder rechtsgrond het geldbedrag heeft verstrekt. Het beroep van [persoon A] op verjaring werd afgewezen, omdat de termijn van vijf jaar nog niet was verstreken. De kantonrechter heeft Kedin veroordeeld in de proceskosten van [persoon A], omdat Kedin rauwelijks had gedagvaard zonder [persoon A] voorafgaand aan de procedure te benaderen over het openstaande bedrag. De beslissing van de kantonrechter houdt in dat [persoon A] € 49,50 aan Kedin moet betalen, maar dat Kedin de proceskosten moet dragen.