In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 maart 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Marcan Vastgoed B.V. en [persoon A]. Marcan, de verhuurder, vorderde schadevergoeding van [persoon A], de huurder, wegens het niet correct opleveren van de gehuurde bedrijfsruimte na ontruiming. De huurovereenkomst vereiste dat de ruimte casco werd opgeleverd, maar [persoon A] heeft dit niet gedaan. De rechtbank oordeelde dat [persoon A] op basis van een eerder vonnis in kort geding van 18 juni 2020 verplicht was om het gehuurde te ontruimen en in casco staat op te leveren. De rechtbank wees de vordering van Marcan tot schadevergoeding van € 46.800,- voor de kosten van het in casco terugbrengen van de ruimte toe, evenals een bedrag van € 11.590,86 voor huurverlies over twee maanden. De rechtbank oordeelde dat [persoon A] niet voldoende gelegenheid had gekregen om zelf de werkzaamheden uit te voeren en dat de kosten niet excessief waren. De reconventionele vordering van [persoon A] tot schadevergoeding wegens onrechtmatige ontruiming werd afgewezen, omdat de ontruiming op basis van een rechtsgeldige titel was uitgevoerd. De proceskosten werden toegewezen aan Marcan.