ECLI:NL:RBROT:2021:3008

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
8970707
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning beëindigingsvergoeding in het kader van re-integratieverplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Verstegen Spices & Sauces B.V. en [persoon A]. Verstegen heeft verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b BW in combinatie met artikel 7:669 lid 3 sub g BW, vanwege een verstoorde arbeidsverhouding en het niet nakomen van re-integratieverplichtingen door [persoon A]. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn beide partijen verschenen, waarbij Verstegen werd vertegenwoordigd door verschillende medewerkers en hun gemachtigde, mr. P.P.H. Verheijden, terwijl [persoon A] werd bijgestaan door mr. I. Ouwehand.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en dat herplaatsing van [persoon A] niet mogelijk is. Gezien de overeenstemming tussen partijen over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, heeft de kantonrechter besloten de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2021 te ontbinden. Tevens is er overeenstemming bereikt over een beëindigingsvergoeding van € 5.755,- bruto, die aan [persoon A] zal worden uitgekeerd. De kantonrechter heeft bepaald dat elk der partijen de eigen kosten van de procedure draagt, en dat de vergoeding uiterlijk vóór 15 mei 2021 aan [persoon A] moet worden betaald.

De beschikking is gegeven door mr. C.H. Kemp-Randewijk en is openbaar uitgesproken. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de verplichtingen van werkgevers en werknemers in het kader van re-integratie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8970707 VZ VERZ 21-337
uitspraak: 9 maart 2020
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Verstegen Spices & Sauces B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
tevens verweerster in het zelfstandige tegenverzoek,
gemachtigde: mr. P.P.H. Verheijden te Rotterdam,
tegen
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
verweerder,
tevens verzoeker in het zelfstandige tegenverzoek,
gemachtigde: mr. I. Ouwehand te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Verstegen” en “ [persoon A] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het verzoekschrift ex artikel 7:671b BW van Verstegen, met producties, ter griffie ontvangen op 13 januari 2021;
  • de brief van Verstegen van 3 maart 2021, met producties;
  • het verweerschrift van ex artikel 7:671b lid 1 jo. 7:669 lid 1 en 3 sub e, g en i BW tevens verzoek tot loonbetaling en medewerking aan re-integratie van [persoon A] , met producties, ter griffie ontvangen op 8 maart 2021;
  • het faxbericht van [persoon A] van 8 maart 2021, met één productie;
  • het faxbericht van Verstegen van 8 maart 2021, met aanvullende producties;
  • de spreekaantekeningen van Verstegen;
  • het proces-verbaal van de op 9 maart 2021 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 maart 2021. Namens Verstegen zijn verschenen de heer [persoon B] (directeur operationele zaken), mevrouw [persoon C] (HR functionaris) en de heer [persoon D] (leidinggevende), bijgestaan door de gemachtigden mr. P.P.H. Verheijden en mr. L. Kloot. Daarnaast is [persoon A] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. I Ouwehand als gemachtigde en de heer [naam tolk] als tolk. Van hetgeen ter zitting is besproken is aantekening gehouden door de griffier. Tevens zijn de tussen partijen ter zitting gemaakte afspraken vastgelegd in een proces-verbaal, dat aan beide partijen is toegestuurd.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beschikking bepaald op heden.

2..De feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1.
[persoon A] , geboren op [geboortedatum] , is sinds 1 februari 2014 bij Verstegen in dienst, laatstelijk in de functie van productiemedewerker D;
2.2.
Het loon van [persoon A] bedraagt thans € 2.092,52 bruto per maand, te vermeerderen met
€ 150,32 aan ploegentoeslag, 8,33% vakantietoeslag en overige emolumenten.

3..Het geschil

3.1.
Verstegen heeft verzocht bij beschikking, uitvoer bij voorraad, de arbeidsovereenkomst met [persoon A] te ontbinden op grond van artikel 7:671b BW jo. artikel 7:669 lid 3 sub g BW.
3.2.
[persoon A] heeft zich uiteindelijk gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. [persoon A] heeft daarnaast verzocht Verstegen te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 5.771,33 bruto.

4..De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden opgezegd indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Die eisen gelden ingevolge artikel 7:671b lid 2, eerste volzin BW ook voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter. Nu partijen het er over eens zijn dat tussen hen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, dat herplaatsing van [persoon A] niet mogelijk is en dat geen sprake is van enig opzegverbod, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van beide partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW.
4.2.
Partijen zijn het er voorts over eens dat bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2021 de opzegtermijn als bedoeld in artikel 7:672 BW in acht wordt genomen, zodat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9 onder
a BW zal worden ontbonden per genoemde datum van 1 mei 2021.
4.3.
Partijen hebben voorts overeenstemming bereikt over een beëindigingsvergoeding tot een bedrag van € 5.755,- bruto, waarin de transitievergoeding is begrepen. Op de hierna te noemen wijze zal de kantonrechter die regeling opnemen in het dictum van deze beslissing.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek hebben partijen afspraken gemaakt over de verdere afwikkeling van de arbeidsovereenkomst. Deze afspraken zijn in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling vastgelegd.
4.5.
Gelet op de aard van het geschil worden geen termen aanwezig geacht om de ene partij de proceskosten van de andere partij te laten vergoeden.

5..De beslissing

de kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2021;
kent aan [persoon A] een vergoeding toe ten bedrage van € 5.755,- bruto en veroordeelt Verstegen het netto equivalent van dat bedrag aan [persoon A] te betalen uiterlijk vóór 15 mei 2021;
bepaalt dat elk der partijen de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487