ECLI:NL:RBROT:2021:3007

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
8710441
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding van koopovereenkomst wegens gebrek aan motor

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap IVECO Schouten B.V. en [bedrijf A]. IVECO vorderde in conventie betaling van een bedrag van € 169,82, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, na een eerdere factuur van € 851,30 die door [bedrijf A] niet tijdig was voldaan. IVECO stelde dat zij werkzaamheden had verricht aan een voertuig dat aan [bedrijf A] was verkocht, maar dat deze niet was betaald. [bedrijf A] voerde verweer en stelde dat er meerdere storingen waren opgetreden met het voertuig, wat leidde tot een defect aan de motor. In reconventie vorderde [bedrijf A] een verklaring voor recht dat IVECO tekortgeschoten was in de nakoming van de koopovereenkomst en eiste een schadevergoeding van € 23.180,55, alsook gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was geleverd door [bedrijf A] om aan te tonen dat IVECO tekortgeschoten was in haar verplichtingen. De kantonrechter heeft een deskundige benoemd om de oorzaak van het defect aan de motor vast te stellen, en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het deskundigenbericht. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8710441 \ CV EXPL 20-28703
uitspraak: 26 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IVECO Schouten B.V.,
gevestigd te Giessen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: [naam gemachtigde] te [plaats] ,
tegen
[bedrijf A]
,
gevestigd te [vestigingsplaats A] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. E. Kiliç te Rotterdam.
Partijen worden hierna verder aangeduid als “Iveco” en “ [bedrijf A] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen.
  • het exploot van dagvaarding van 12 augustus 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties;
  • het tussenvonnis van 15 oktober 2020, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte wijziging van eis in conventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in reconventie tevens wijziging van eis in reconventie, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 december 2020. Namens Iveco zijn daarbij verschenen de heer [persoon B] (directeur after sales) en de heer [persoon C] (rayonmanager), vergezeld door de gemachtigde mevrouw [naam gemachtigde] . Namens [bedrijf A] is de heer [persoon D] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mevrouw mr. E. Kiliç. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden door de griffier.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten in conventie en reconventie

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Tussen partijen is een koopovereenkomst gesloten, uit hoofde waarvan [bedrijf A] van Iveco heeft gekocht het voertuig met kenteken [kentekennummer] . Het voertuig is aan [bedrijf A] geleverd op 15 januari 2017.
2.2.
[bedrijf A] is in de periode 12 juni 2017 tot en met 21 mei 2019 diverse malen met het voertuig terug geweest bij de garage voor onderhoudsbeurten of reparaties.
2.3.
Artikel 11.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden van Iveco luidt als volgt:
“De dealer/reparateur garandeert de goede uitvoering van de door hem aangenomen of uitbestede opdrachten gedurende een periode van drie maanden tot een maximum van 25.000 km, te rekenen vanaf het tijdstip dat de bedrijfsauto weer ter beschikking van de koper/opdrachtgever is gesteld.”
2.3.
Op 31 juli 2019 geeft het voertuig de volgende melding aan:
“Lage motorolie druk. Stoppen en motor afzetten”. [bedrijf A] meldt de storing bij Iveco.
2.4.
In september 2019 is het voertuig naar de garage van Iveco in Spijkenisse gesleept. Iveco heeft [bedrijf A] vervolgens in oktober 2019 medegedeeld dat de motor defect was.
2.5.
Iveco heeft op 22 november 2019 een factuur ten bedrage van € 851,30 inclusief btw aan [bedrijf A] gezonden. Op de factuur is – voor zover van belang – de volgende omschrijving vermeld:
“Als het voertuig gestart wordt geeft het voertuig lage oliedruk.
Motor draaid wel rond maar slaat niet aan.
Als de motor aanslaat brandt het olielampje.
(…)
Voertuig in overleg laten afslepen.
Het voertuig heeft een defecte motor.
Veel overleg gehad met klant.
Een coulance aanvraag ingedien bij Iveco, geen tussenkomst meer i.v.m. niet op tijd uitgevoerd onderhoud.
Alle documenten naar de klant gemaild geen reactie meer vernomen.
Dit is een doorbelasting van de diagnose kosten en de sleepkosten.
Het voertuig naar binnen en naar buiten slepen.”
2.6.
Op 3 juli 2020 heeft [bedrijf A] een bedrag van € 851,30 aan Iveco voldaan.
2.7.
De motor van het voertuig is door de Duitse firma Schreiter gereviseerd, voor welke werkzaamheden Schreiter [bedrijf A] op 7 september 2020 een factuur heeft gezonden.
2.8.
Op 8 september 2020 heeft Diesel Service West B.V. een factuur aan [bedrijf A] gezonden, waarop de volgende omschrijving is vermeld:
“Diagnose gesteld aan het motorblok, start maar slaat niet aan. Verbruikt olie en koelvloeistof. In de motorolie zit veel diesel.
Verstuivers getrokken en beoordeeld.
Met camera zuiger en cilinderwanden gecontroleerd, veel vloeistof en vervuiling aanwezig in cilinders. Cilinderwanden in slechte staat vooral bij cilinder 2 en 3.
Enkele vreetsporen zichtbaar.”
2.9.
Op 8 september 2020 heeft de heer [persoon E] van Diesel Service West een e-mail aan [bedrijf A] gestuurd met – voor zover van belang – de volgende inhoud:
“(…) Wij hebben diagnose uitgevoerd en we zijn tot de conclusie gekomen dat de motor zeer waarschijnlijk geen compressie heeft op twee cilinders. Ook pomp de motor zijn koelvloeistof weg (waarschijnlijk het uitlaatgedeelte in). Het lijkt erop dat er bijvoorbeeld de koppakking lekt of dat er misschien een scheur in de cilinderkop zit of dat de zuigers doorlekken. Hiervoor zouden wij verdere diagnose moeten doen, maar omdat de motor elders gereviseerd is lijkt mij dit niet de juiste gang van zaken. (…)”
De heer [persoon E] heeft op 16 september 2020 een e-mail aan [bedrijf A] gezonden met de volgende inhoud:
“(…) Wij hebben de verstuivers uit het blok gehaald en de cilinderwanden gecontroleerd d.m.v. een camera. Bij twee van de cilinders zitten krassen op de zuigerwanden, ook zien we in de cilinder ruimtes resten van vuil of iets dergelijks en olie.
(…)
Mijn advies is om het voertuig terug te sturen naar waar hij gereviseerd is. (…)”
2.10.
[bedrijf A] heeft op 10 december 2020 een bedrag van € 169,82 aan de gemachtigde van Iveco voldaan.

3..Het geschil

In conventie
3.1.
Iveco heeft, na eiswijziging, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [bedrijf A] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 169,82, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 4 december 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [bedrijf A] in de proceskosten alsmede de wettelijke rente over de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Iveco – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
Iveco heeft in opdracht en voor rekening van [bedrijf A] werkzaamheden verricht, bestaande uit het uitvoeren van een diagnose met betrekking tot het voertuig met kenteken [kentekennummer] en het afslepen van het voertuig naar de garage in Spijkenisse. Iveco heeft hiervoor op 22 november 2019 een factuur van € 851,30 aan [bedrijf A] gezonden. [bedrijf A] is in gebreke gebleven met betaling van de factuur. Iveco heeft zich genoodzaakt gezien haar vordering op [bedrijf A] ter incasso uit handen te geven. [bedrijf A] is tevens de wettelijke rente ove de hoofdsom alsmede een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd.
3.3.
[bedrijf A] heeft verweer gevoerd en heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – aangevoerd dat ten aanzien van het voertuig vanaf juni 2017 tot aan juli 2019 meerdere malen storingen zijn opgetreden, waardoor [bedrijf A] het voertuig telkens naar de garage van Iveco diende te brengen. Iveco heeft het voertuig in september 2019 naar de garage in Spijkenisse gesleept. Op 3 juli 2020 heeft [bedrijf A] het voertuig bij Iveco opgehaald en een bedrag van € 851,30 voldaan. Iveco heeft te kennen gegeven dat er, na betaling van voornoemd bedrag, geen andere openstaande facturen meer zijn.
3.4.
Op 10 december 2020 heeft [bedrijf A] een bedrag van € 169,82 voldaan. Iveco heeft geen procesbelang meer in conventie.
In reconventie
3.5.
[bedrijf A] heeft, na eiswijziging, in reconventie gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. voor recht te verklaren dat op grond van artikel 11 lid 3 van de onderhavige algemene voorwaarden geen goede uitvoering heeft plaatsgevonden;
II. Iveco te veroordelen tot betaling van een vervangende schadevergoeding van
€ 23.180,55;
Subsidiair:
III. voor recht te verklaren dat op grond van artikel 11 lid 3 van de onderhavige algemene voorwaarden geen goede uitvoering heeft plaatsgevonden;
IV. de koopovereenkomst tussen [bedrijf A] en Iveco gedeeltelijk te ontbinden;
V. Iveco te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 23.180,55;
Zowel primair als subsidiair:
VI. Iveco te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten, alsmede de wettelijke rente over de proceskosten.
3.6.
Aan haar vorderingen heeft [bedrijf A] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
In de periode van juni 2017 tot en met juli 2019 heeft [bedrijf A] het voertuig naar de garage van Iveco gebracht, omdat er telkens storingen in de motor optraden. Zo heeft het voertuig op 12 juni 2017, 18 december 2017 en 5 maart 2018 telkens een melding gegeven dat er sprake is van motorstoring. Op 12 maart 2018 is het voertuig gestrand en op zowel 30 juli 2018 als op 5 februari 2019 start het voertuig niet. Op 31 juli 2019 geeft het voertuig zelfs aan dat er moet worden gestopt met rijden en de motor moet worden afgezet. Na diagnose heeft Iveco in oktober 2019 aan [bedrijf A] medegedeeld dat de motor defect is. Een ander bedrijf, de firma Schreiter uit Duitsland, heeft vervolgens de motor gereviseerd. Daaruit is gebleken dat het niet (alleen) aan de motor ligt, maar de startfunctie ook niet werkt. In september 2020 heeft ook Diesel Service West onderzocht wat de oorzaak van het niet-starten zou kunnen zijn. Diesel Service West geeft aan dat de motor start, maar niet aanslaat.
3.7.
Het voertuig voldoet niet aan de eisen die men mag verwachten van een voertuig dat met 0 kilometer op de teller is gekocht. Van een voertuig mag verwacht worden dat deze geen foutmeldingen geeft binnen zes maanden na aankoop. [bedrijf A] mag er van uit gaan dat defecten op de juiste wijze worden hersteld. Het voertuig meldt reeds vanaf het begin dat er sprake is van een fout aan de motor. Het defect aan de motor en de startfunctie valt onder de garantie die door Iveco wordt verleend, nu vanaf de onderhoudsbeurt van 21 mei 2019 niet meer dan 25.000 km is gereden en er binnen een tijdsbestek van drie maanden wederom een storing optreedt. Er is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis door Iveco. Dit rechtvaardigt gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst en vergoeding door Iveco van de door [bedrijf A] geleden schade. Deze schade bestaat uit de kosten voor een vervangend voertuig van € 10.002,50, de gemaakte kosten voor onderhavig voertuig van
€ 7.251,53, de kosten voor het reviseren door Schreiter van € 5.249,49 en de kosten van diagnose door Diesel Service West van € 677,03.
3.8.
Iveco heeft de reconventionele vorderingen van [bedrijf A] betwist en heeft daartoe - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Op zowel 11 juni 2017 als 18 december 2017, 5 maart 2018, 12 maart 2018, 30 november 2018, 5 februari 2019, 14 februari 2019 en 21 mei 2019 was er geen sprake van een mankement aan de motor van het voertuig, doch was er sprake van andersoortige reparaties en/of onderhoudsbeurten. Slechts op 5 maart 2018 was er sprake van een motorstoring doch deze werd veroorzaakt doordat [bedrijf A] de olie niet tijdig had bijgevuld. Eerst op
26 september 2019 heeft [bedrijf A] opdracht gegeven het voertuig af te slepen. Iveco heeft toen geconstateerd dat de motor defect was en heeft voorgesteld een ruilmotor te plaatsen. [bedrijf A] heeft er echter voor gekozen het probleem door een andere partij te laten verhelpen. Aangezien [bedrijf A] reeds meer dan 180.000 km met het voertuig had gereden en zelf geen goed onderhoud had verricht, kan van garantie geen sprake zijn. Er is geen sprake van een tekortkoming door Iveco. Een ontbinding van de koopovereenkomst is niet gerechtvaardigd. [bedrijf A] heeft de gevorderde schadevergoeding niet voldoende onderbouwd. Dat er geen goede uitvoering is gegeven aan het op 21 mei 2019 uitgevoerde onderhoud is onjuist. Op
21 mei 2019 zijn geen reparaties aan de motor uitgevoerd, doch is slechts onderhoud aan het voertuig uitgevoerd.

4..De beoordeling

In conventie
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Iveco de aan de factuur van 22 november 2019 ten grondslag liggende werkzaamheden, te weten het afslepen van hert voertuig naar de garage alsmede het uitvoeren van een diagnose, door Iveco zijn uitgevoerd. [bedrijf A] is niet binnen de betalingstermijn van 30 dagen tot betaling van de factuur overgegaan, zodat zij in verzuim is geraakt en tevens de wettelijke handelsrente verschuldigd is geworden.
4.2.
Door Iveco is voorts onweersproken gesteld dat haar gemachtigde op 13 mei 2020,
20 mei 2020 en 27 mei 2020 sommaties aan [bedrijf A] heeft gezonden. Daaruit blijkt in voldoende mate dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht, op basis waarvan Iveco gerechtigd is een vergoeding te vorderen. Voor de hoogte van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt aansluiting gezocht bij het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, hetgeen betekent dat [bedrijf A] een bedrag van € 127,70 aan buitengerechtelijke aan Iveco verschuldigd is geworden.
4.3.
Vast staat dat [bedrijf A] op 3 juli 2020 een bedrag van € 851,30 aan Iveco heeft voldaan. Ingevolge artikel 6:44 lid 1 BW strekken betalingen ter voldoening van een geldsom eerst in mindering van de kosten, vervolgens van de verschenen rente en ten slotte van de hoofdsom. Correcte toepassing van de imputatieregeling brengt in dit geval mee dat de betaling van
3 juli 2020 eerst in mindering strekt van de verschenen rente en de buitengerechtelijke kosten, hetgeen betekent dat er nog een bedrag van € 169,82 aan hoofdsom resteerde.
4.4.
[bedrijf A] heeft het restantbedrag van € 169,82 vervolgens eerst aan de gemachtigde van Iveco voldaan op 10 december 2020, derhalve ruimschoots nadat Iveco onderhavige procedure is gestart. Nu hieruit volgt dat Iveco op terechte gronden tot dagvaarding is overgegaan, zal [bedrijf A] in conventie in de proceskosten worden veroordeeld, met dien verstande dat [bedrijf A] ten aanzien van het griffierecht slechts zal worden veroordeeld tot betaling van het lagere tarief van € 124,00, nu Iveco heeft verzuimd in de dagvaarding rekening te houden met de op 3 juli 2020 verrichte betaling door [bedrijf A] .
In reconventie
4.5.
[bedrijf A] vordert primair een verklaring voor recht dat Iveco, op grond van artikel 11 lid 3 van de algemene voorwaarden, geen goede uitvoering heeft gegeven aan de aan haar verstrekte opdracht, waarmee [bedrijf A] doelt op de aan het voertuig verrichte werkzaamheden op 21 mei 2019. [bedrijf A] stelt dat, nu er sinds de werkzaamheden minder dan 25.000 km gereden zijn en de motor binnen drie maanden na de uitgevoerde werkzaamheden (wederom) een foutmelding weergaf, zij aanspraak kan maken op de in artikel 11 lid 3 van de algemene voorwaarden genoemde garantie. Door Iveco is echter onweersproken gesteld dat op 21 mei 2019 slechts een onderhoudsbeurt aan het voertuig is uitgevoerd, waarbij er geen reparaties of andere werkzaamheden aan de motor zijn uitgevoerd. [bedrijf A] heeft onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat er geen goede uitvoering is gegeven aan de onderhoudsbeurt van 21 mei 2019. Het enkele feit dat er ruim twee maanden na de onderhoudsbeurt een (motor)storing optreedt, betekent nog niet dat het reguliere onderhoud op 21 mei 2019 niet goed zou zijn uitgevoerd. De gevorderde verklaring voor recht op dit punt wordt dan ook afgewezen.
4.6.
Aan haar subsidiaire reconventionele vorderingen – zowel de gevorderde vervangende schadevergoeding van € 23.180,55 als de gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst – heeft [bedrijf A] ten grondslag gelegd dat Iveco tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst. Zij stelt daartoe dat zij redelijkerwijs niet hoefde te verwachten dat de motor van het voertuig binnen een periode van tweeënhalf jaar na aankoop defect is. Zij voert in dat kader aan dat het voertuig reeds vanaf de levering in januari 2017 een fout aan de motor bevat nu de motor reeds binnen zes maanden na aankoop – tot aan 31 juli 2019 – meerdere malen foutmeldingen aangaf en Iveco niet in staat is gebleken een en ander op de juiste wijze te herstellen. Iveco heeft betwist dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en heeft erop gewezen dat [bedrijf A] in tweeënhalf jaar meer dan 180.000 km met het voertuig heeft gereden. Voorts heeft Iveco gesteld dat het defect naar alle waarschijnlijkheid te wijten is aan onjuist c.q. onvoldoende onderhoud door [bedrijf A] zelf.
4.7.
Vast staat dat het voertuig niet start. Zoals hiervoor aangegeven – en ook ter mondelinge behandeling duidelijk is geworden – staan partijen echter lijnrecht tegenover elkaar voor wat betreft de vraag wat de oorzaak is dat het voertuig niet wil starten. Op basis van de stellingen van partijen en de door hen overgelegde producties is het voor de kantonrechter niet mogelijk vast te stellen wat de oorzaak van het defect is, zodat thans ook niet vastgesteld kan worden of er sprake is van een tekortkoming zijdens Iveco. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Iveco is op dat punt bewijslevering nodig. Daarbij geldt als uitgangspunt dat [bedrijf A] – ingevolge het bepaalde in artikel 150 Rv – bewijs dient te leveren van haar stelling dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door Iveco, nu zij zich immers op de rechtsgevolgen van die stelling beroept. [bedrijf A] heeft in dat kader in haar conclusie van antwoord in reconventie nadrukkelijk verzocht een onafhankelijke deskundige naar het voertuig te laten kijken en te laten onderzoeken wat de daadwerkelijke oorzaak is van het defecte voertuig.
4.8.
Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter voornemens een onafhankelijke deskundige te benoemen om vast te laten stellen wat de oorzaak is van het feit dat het voertuig niet start.
4.9.
Vooralsnog is de rechtbank voornemens de volgende vragen aan de te benoemen deskundige voor te leggen:
1. Kunt u vaststellen wat de oorzaak is van het feit dat het voertuig met kenteken
[kentekennummer] niet start? Is de oorzaak gelegen in een defect aan de motor? In hoeverre is er sprake van een defect aan de startfunctie?
2. Voor zover er een oorzaak is vast te stellen, in hoeverre is het aannemelijk dat deze oorzaak reeds aanwezig was op het moment van levering van het voertuig aan [bedrijf A] op 15 januari 2017?
3. Voor zover er sprake is van een defect aan de motor, in hoeverre is het aannemelijk dat dit defect is veroorzaakt door onjuist, ondeugdelijk of te weinig onderhoud door Iveco ?
4. Voor zover er sprake is van een defect aan de motor, in hoeverre is het aannemelijk dat dit defect is veroorzaakt door onjuist, ondeugdelijk of te weinig onderhoud door [bedrijf A] zelf, bijvoorbeeld het niet regelmatig of op tijd bijvullen van de motorolie?
5. In hoeverre is het mogelijk dat het, ondanks een melding dat de motorolie dient te worden bijgevuld, blijven doorrijden met een voertuig een dergelijk defect aan de motor kan hebben veroorzaakt?
6. Heeft het feit dat de motor reeds door de Duitse firma Schreiter is gereviseerd invloed op de vaststelling van de aard en oorzaak van het defect aan het voertuig ? Zo ja, welke invloed heeft dat op de beantwoording van de vragen onder 1 tot en met 4 ?
7. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
4.10.
De kantonrechter zal partijen in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht. Daarnaast worden partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de hiervoor genoemde aan de deskundige voor te leggen vragen en kunnen zij aangeven welke eventueel aanvullende vragen zij gesteld wensen te zien. Daarbij kunnen partijen zich eveneens uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige, waarbij zij dienen aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De kantonrechter zal de zaak hiertoe naar de rolzitting van
donderdag 1 april 2021 te 14.30 uurverwijzen.
4.11.
De kantonrechter overweegt reeds nu dat [bedrijf A] ex artikel 195 Rv het voorschot voor de te benoemen deskundige zal dienen te betalen, nu immers op haar de bewijslast rust ter zake van de gestelde tekortkoming in welk kader het deskundigenonderzoek noodzakelijk wordt geacht.
4.12.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt [bedrijf A] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Iveco vastgesteld op € 211,99 aan verschotten (waarvan € 124,00 aan griffierecht en € 87,99 aan dagvaardingskosten) en € 37,00 aan salaris voor de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
in reconventie
stelt partijen in de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over het aangekondigde deskundigenbericht en de modaliteiten ervan, te weten de persoon van de te benoemen deskundige(n), de aan deze te stellen vragen alsmede over de in redelijkheid verschuldigde hoogte van de kosten daarvan;
verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van
donderdag 1 april 2021 te 14.30 uuralwaar partijen zich schriftelijk dienen uit te laten;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Kemp-Randewijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44487