ECLI:NL:RBROT:2021:30

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
AWB-20_5578 (verzet)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
  • W. van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak voorzieningenrechter niet mogelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 december 2020. De opposant, een veelprocedeerder, had het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) verzocht om schadevergoeding van € 500.025,84, omdat hij meende ten onrechte ziek te zijn gehouden. Hij vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopig oordeel over zijn schadeverzoek, maar dit verzoek werd afgewezen. Hiertegen heeft de opposant verzet aangetekend, zonder te verzoeken om gehoord te worden.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzet mogelijk is tegen uitspraken die zijn gedaan op basis van artikel 8:54, tweede lid, van de Awb. De uitspraak van 18 december 2020 was echter een uitspraak op een verzoek om voorlopige voorziening, gedaan op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. Aangezien deze uitspraak geen rechtsmiddel toelaat, is ook verzet niet mogelijk. De voorzieningenrechter verklaart zich daarom onbevoegd om kennis te nemen van het verzet.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5578
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 januari 2021 als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzet van
[Naam], te Rotterdam, opposant, tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze de rechtbank van 18 december 2020 in het geding tussen opposant en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV)inzake een verzoek om schadevergoeding.

Procesverloop

Opposant heeft de rechtbank gevraagd om het UWV te veroordelen tot vergoeding van schade die hij stelt te lijden of zal lijden. omdat hij vindt dat het UWV hem ten onrechte ziek heeft gehouden. Hij heeft daarbij de schade berekend op € 500.025,84. Verzoeker heeft daarnaast aan de voorzieningenrechter gevraagd om alvast een voorlopig oordeel te geven over zijn schadeverzoek.
Bij uitspraak van 18 december 2020 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek om voorlopige voorziening van opposant afgewezen.
Op 19 december 2020 heeft opposant hiertegen verzet gedaan. Daarbij is niet aangegeven dat opposant ter zake van het verzet wenst te worden gehoord.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:55, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan tegen een uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Awb verzet worden gedaan bij de bestuursrechter.
2. De uitspraak van 18 december 2020 waartegen het verzet zich richt is geen uitspraak die is gedaan met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, maar is een uitspraak op een verzoek om voorlopige voorziening die is gedaan met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb. Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend. Dat houdt in dat evenmin het rechtsmiddel van verzet open staat.
3. Op grond van het vorenstaande dient te worden geoordeeld dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is kennis te nemen van het verzet.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van den Berg, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 5 januari 2021.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.