Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift ex artikel 7:681 BW, tevens houdende incidentele vordering
- de aan de zijde van [verzoekster] bij (fax)brief van 7 januari 2021 overgelegde producties;
- het verweerschrift, met producties, ontvangen op 7 januari 2021;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling aan de zijde van [verzoekster] overgelegde spreekaantekeningen, met producties.
2..De feiten
25 september 2020 aan [verzoekster] bevestigd. In deze brief is het volgende - voor zover thans van belang - vermeld:
3..De verzoeken van [verzoekster] en de grondslagen daarvan
€ 225.355,00 bruto;
4..Het verweer
5..De beoordeling
25 september 2020 opgegeven redenen maatgevend zijn. Het geschil wordt afgebakend door hetgeen daarin aan het ontslag door Frankeland ten grondslag is gelegd. Aanvullende verwijten die Frankeland in het verweerschrift en/of tijdens de mondelinge behandeling aan [verzoekster] heeft gemaakt, zoals het verwijderen van één van de (verborgen) camera’s, zijn niet mede aan het ontslag ten grondslag gelegd. Die aanvullende verwijten worden bij de beoordeling, nu deze niet mede aan het ontslag ten grondslag liggen, buiten beschouwing gelaten.
€ 50,00 per dag met een maximum van € 20.000,00 in totaal.
6..De beslissing
25 september 2020 tot en met de maand maart 2021, vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW met een maximum van 25% en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de respectievelijke data van opeisbaarheid van iedere salaristermijn tot de dag der algehele voldoening;
€ 20.000,00 in totaal;