ECLI:NL:RBROT:2021:2923

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
C/10/595909 / HA ZA 20-437
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een Nederlandse tomatenplantenkweker voor CCC-besmetting in geleverde tomaten aan Belgische tomatenkweker

In deze zaak vordert een Belgische tomatenkweker, eiseres, schadevergoeding van de Nederlandse tomatenplantenkweker Hollandplant B.V. wegens een besmetting met chloormequat chloride (CCC) in geleverde tomaten. De vordering is gebaseerd op een deskundigenrapport van een Belgische gerechtsdeskundige, die concludeert dat Hollandplant de besmetting heeft veroorzaakt door CCC aan de tomatenplanten toe te voegen. De rechtbank Rotterdam behandelt de zaak, waarbij de toepasselijkheid van de Plantum-voorwaarden en de aansprakelijkheid van Hollandplant centraal staan. De rechtbank oordeelt dat de Plantum-voorwaarden van toepassing zijn, inclusief een exoneratiebeding dat de aansprakelijkheid van Hollandplant beperkt. De rechtbank onderzoekt of Hollandplant al dan niet verantwoordelijk is voor de toevoeging van CCC aan de tomatenplanten. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de partijen in verschillende landen zijn gevestigd en de tomatenplanten deels in Nederland en deels in België zijn opgekweekt. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol voor het overleggen van verhinderdata van partijen en de deskundige.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/595909 / HA ZA 20-437
Vonnis van 31 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Belgisch recht
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres,
advocaat mr. L.E.J. Jonker en mr. D.M. Breuking,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOLLANDPLANT B.V.,
gevestigd te Bergschenhoek,
gedaagde,
advocaat mr. B. van Nieuwaal.
Partijen zullen hierna [naam eiseres] en Hollandplant genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 april 2020,
  • de akte van 6 mei 2020 aan de zijde van [naam eiseres], met producties 1 tot en met 20,
  • de conclusie van antwoord, met 13 producties,
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 19 augustus 2020, waarin een mondelinge behandeling is gelast,
  • de bij brief van de rechtbank van 1 oktober 2020 aan partijen verstrekte zittingsagenda,
  • de aktes van 26 oktober 2020 en 10 november 2020 aan de zijde van [naam eiseres], met producties 21 tot en met 29,
  • het proces-verbaal van de op 10 november 2020 gehouden mondelinge behandeling, inclusief de voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter beschikking gestelde spreekaantekeningen van [naam eiseres] en Hollandplant,
  • het e-mailbericht van 23 november 2020 aan de zijde van [naam eiseres],
  • het e-mailbericht van 24 november 2020 aan de zijde van Hollandplant,
  • het e-mailbericht van 1 februari 2021 aan de zijde van [naam eiseres], met een reactie op het proces-verbaal,
  • de brieven van 2 februari en 3 februari 2021 aan de zijde van Hollandplant, met reacties op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[naam eiseres] is een Belgische onderneming die gespecialiseerd is in het kweken, verpakken en verhandelen van verschillende soorten tomaten. Hollandplant is een Nederlandse onderneming die gespecialiseerd is in de opkweek van diverse groenteplanten voor de professionele glastuinbouw in verschillende landen binnen Europa.
2.2.
Wegens onvoldoende eigen oppervlakte kweekt [naam eiseres] haar tomaten niet alleen op haar eigen locatie, maar maakt zij ook gebruik van contracttelers. Dergelijke contracttelers ontvangen en verzorgen de tomatenplanten ten behoeve van [naam eiseres].
2.3.
De Belgische eenmanszaak [naam bedrijf 1] is een dergelijke contractteler. Vanaf 2018 is [naam eiseres] met [naam bedrijf 1] een samenwerking aangegaan, waarbij [naam bedrijf 1] tomatenplanten van [naam eiseres] van het ras Rivolo kweekt en teelt. De tussen [naam eiseres] en [naam bedrijf 1] gebruikelijke gang van zaken is dat [naam bedrijf 1] een plantenkweker aan [naam eiseres] voorstelt, waarna [naam eiseres] het zaadmateriaal voor de tomatenplant aan de door [naam bedrijf 1] voorgestelde plantenkweker levert. De plantenkweker kweekt vervolgens de tomatenplanten en levert deze aan [naam bedrijf 1], waarna [naam bedrijf 1] de tomaten oogst en aan [naam eiseres] levert. De factuur van de plantenkweker wordt naar [naam eiseres] gestuurd.
2.4.
Vanaf (in ieder geval) 2017 doen [naam eiseres] en Hollandplant zaken met elkaar. In het kader van de samenwerking tussen [naam eiseres] en [naam bedrijf 1] heeft [naam 1], bestuurder/zaakvoerder van [naam eiseres], op 20 augustus 2018 een orderformulier van Hollandplant ingevuld voor de opkweek van tomatenplanten. Vervolgens heeft Hollandplant met door [naam eiseres] geleverd zaadmateriaal tomatenplanten opgekweekt en in oktober 2018 aan [naam bedrijf 1] geleverd. De ter zake door Hollandplant opgemaakte factuur van € 6.887,46 heeft [naam eiseres] op 5 november 2018 voldaan.
2.5.
[naam bedrijf 1] heeft van de door Hollandplant geleverde planten de tomaten geoogst en aan [naam eiseres] geleverd. [naam eiseres] heeft de door [naam bedrijf 1] geleverde tomaten vervolgens gemengd met tomaten van eigen teelt (in samenwerking met plantenkweker WPK) alsook met tomaten die door een andere contractteler, te weten teeltbedrijf Sibon (die samenwerkt met plantenkweker Beekenkamp), aan haar geleverd zijn. De aldus ontstane gemengde tomatenpartij heeft [naam eiseres] verpakt en in meerdere leveringen gedistribueerd aan diverse afnemers, waaronder het fruitexportbedrijf Zijtwende International B.V. (hierna: Zijtwende).
2.6.
Begin januari 2019 is in Engeland bij een Engelse importeur in een door Zijtwende geleverde (en van [naam eiseres] afkomstige) partij tomaten chloormequat chloride (CCC) aangetroffen. CCC is een groeiregulator die op grond van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/211 alleen is toegestaan voor gebruik op granen en niet-eetbare gewassen.
2.7.
Uit eigen onderzoek heeft [naam eiseres] geconcludeerd dat de tomaten waarin CCC is geconstateerd, afkomstig zijn van [naam bedrijf 1]. [naam eiseres] is vervolgens in overleg getreden met [naam bedrijf 1] voor het verrichten van nader onderzoek. Omdat Hollandplant aan [naam bedrijf 1] tomatenplanten heeft afgeleverd, werd ook Hollandplant van de ontdekking van CCC in Engeland op de hoogte gesteld en werd zij in het onderzoek naar de oorsprong van de CCC betrokken.
2.8.
Op gezamenlijk verzoek van [naam eiseres] en [naam bedrijf 1] heeft de Ondernemingsrechtbank in Antwerpen bij beschikking van 22 februari 2019 [naam 2] tot gerechtsdeskundige benoemd teneinde te onderzoeken waar, hoe en door wie de CCC in de tomaten(planten) terecht is gekomen almede de omvang van de schade als gevolg van de CCC te bepalen.
2.9.
Op 30 september 2019 heeft [naam 2] zijn definitieve gerechtsdeskundigenrapport uitgebracht. In zijn rapport komt [naam 2] - kort samengevat - tot de conclusies:
­ dat het bedrijf [naam bedrijf 1] geen CCC aan de RIVOLO tomaten in zijn serre heeft toegediend en bij gevolg het CCC reeds in de planten aanwezig was op het moment dat Hollandplant deze planten geleverd heeft aan [naam bedrijf 1],
­ dat Hollandplant bewust CCC heeft toegediend aan de tomatenplaten die zij aan [naam bedrijf 1] heeft geleverd.
2.10.
Op verzoek van Hollandplant heeft adviesbureau Delphy B.V. in haar rapport van 1 juli 2020 inhoudelijk gereageerd op het deskundigenrapport van [naam 2]. In het rapport komt Delphy - kort samengevat - tot de conclusies:
­ dat de door [naam 2] getrokken conclusie dat Hollandplant de CCC in de opkweek heeft toegediend onaannemelijk en onlogisch is,
­ dat er op basis van de beschikbare informatie niet is vast te stellen door welke partij de CCC is toegediend, maar dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat dat [naam bedrijf 1] is geweest.
2.11.
[naam eiseres] heeft Hollandplant aansprakelijk gesteld voor de schade die zij als gevolg van de geconstateerde CCC-besmetting stelt te hebben geleden. Hollandplant heeft aansprakelijkheid afgewezen.
2.12.
In de door Hollandplant gehanteerde
‘Algemene voorwaarden sierteelt en voedingstuinbouw opkweek’van Plantum (hierna: de Plantum-voorwaarden) is, voor zover van belang, de volgende bepaling opgenomen:
Artikel 11 Aansprakelijkheid
1. De verkoper aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid, tenzij in één van de in dit artikel genoemde gevallen. In een dergelijk geval zal de aansprakelijkheid van de verkoper beperkt zijn tot maximaal de factuurwaarde. In geen enkel geval is de verkoper aansprakelijk voor enige vorm van gevolgschade, gederfde omzet of gederfde winst.
(…)
4. Schadevergoeding bij een klacht kan alleen plaatsvinden, indien de klacht conform artikel 10 is ingediend, terecht blijkt te zijn en er sprake is van verwijtbaarheid of bewuste nalatigheid van de verkoper. Bovendien zal de schadevergoeding beperkt zijn tot het gedeelte van het geleverde waar de klacht betrekking op heeft.
5. Wanneer een gedeelte van de teelt bij de koper is mislukt als gevolg van de geleverde producten, dan zal, indien de verkoper op basis van lid 4 van dit artikel is gehouden tot schadevergoeding, de door de verkoper verschuldigde schadevergoeding niet hoger zijn dan het percentage van de factuurwaarde dat gelijk is aan het gedeelte van de teelt die bij de koper is mislukt. Indien bij een schademelding door de verkoper en de koper gezamenlijk of door een derde het percentage afwijkende, zieke of zwakke planten wordt vastgesteld, zal dit percentage bepalend zijn voor de maximale aansprakelijkheid van de verkoper.
(…)

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
primair:
voor recht wordt verklaard dat Hollandplant tegenover [naam eiseres] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de levering van plantmateriaal, door plantmateriaal te leveren dat besmet was met CCC en dat Hollandplant tegenover [naam eiseres] aansprakelijk is voor vergoeding van de door [naam eiseres] geleden schade uit hoofde van deze toerekenbare tekortkoming,
subsidiair:
voor recht wordt verklaard dat Hollandplant onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam eiseres], door de tomatenplantjes die zij heeft verkocht aan [naam eiseres] te behandelen met de verboden stof CCC en dat Hollandplant tegenover [naam eiseres] aansprakelijk is voor vergoeding van de door [naam eiseres] geleden schades uit hoofde van deze onrechtmatige daad,
II. Hollandplant wordt veroordeeld om aan [naam eiseres] te betalen een bedrag van € 176.289,57, te vermeerderen met wettelijke rente,
III. veroordeling van Hollandplant in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[naam eiseres] legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [naam 2] heeft in zijn deskundigenrapport geconcludeerd dat de CCC al in de tomatenplanten aanwezig is geweest op het moment dat Hollandplant deze planten aan [naam bedrijf 1] heeft geleverd. Het moet dus Hollandplant zijn geweest die bij de opkweek CCC bewust heeft toegevoegd aan de tomatenplanten. Omdat dit op grond van de Richtlijn 2010/2/EU bij eetbare gewassen verboden is, is Hollandplant tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichting om tomatenplanten te leveren en heeft Hollandplant daarmee jegens [naam eiseres] ook onrechtmatig gehandeld.
De als gevolg daarvan door [naam eiseres] geleden schade bedraagt € 176.289,57 en bestaat uit de volgende schadeposten:
  • € 6.887,46 aan reeds betaalde koopsom
  • € 52.488,81 aan door [naam bedrijf 1] op [naam eiseres] verhaalde schade
  • € 8.612,86 aan gederfde marge op 7.622 kg tomaten
  • € 50.142,00 aan gederfde omzet door uitblijven van betaling door Zijtwende
  • € 12.348,00 aan gederfde omzet door de niet-afname door Zijtwende van 300
kisten tomaten
  • € 726,00 aan kosten vernietiging verontreinigde tomaten
  • € 10.523,21 aan onderzoekskosten
  • € 611,62 aan kosten gerechtsdeurwaarder
  • € 3.705,00 aan kosten deskundige [naam 3]
  • € 9.758,21 aan kosten deskundige [naam 2]
  • € 8.718,20 aan tomaten die [naam eiseres] heeft moeten weggooien
  • € 3.050,00 aan arbeidsuren van medewerkers van [naam eiseres].
3.3.
Hollandplant concludeert tot afwijzing van de vordering. Zij heeft – samengevat – het volgende aangevoerd:
­ Hollandplant heeft bij de opkweek geen CCC toegevoegd aan de tomatenplanten, ook niet in kleine hoeveelheden; betwist wordt dat sprake is van een tekortkoming of onrechtmatig handelen,
­ mocht wel sprake zijn van een tekortkoming, dan is de aansprakelijkheid van Hollandplant beperkt tot maximaal het factuurbedrag van € 6.887,46 en is Hollandplant in geen enkel geval aansprakelijk voor enige vorm van schade, gederfde omzet of gederfde winst,
­ er is aan de zijde van [naam eiseres] sprake van eigen schuld en/of handelen in strijd met de schadebeperkingsplicht als bedoeld in artikel 6:101 BW, enerzijds omdat [naam eiseres] de van [naam bedrijf 1] afkomstige tomaten om onbegrijpelijke redenen heeft vermengd met tomaten van andere contracttelers en/of leveranciers waardoor ook deze andere tomaten met CCC besmet konden worden, en anderzijds omdat [naam eiseres] onvoldoende actie heeft ondernomen om de schade te beperken,
­ de door [naam eiseres] gestelde schadeposten en de omvang daarvan worden betwist,
­ het causaal verband tussen de gestelde schade en de gestelde tekortkoming dan wel onrechtmatige daad wordt betwist,
­ de schade moet worden gematigd,
­ de buitengerechtelijke (incasso)kosten en wettelijke rente worden betwist.

4..De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.1.
Deze zaak draagt een internationaal karakter, nu [naam eiseres] in België is gevestigd en de tomatenplanten deels in Nederland en deels in België zijn opgekweekt. Daarom dient eerst vastgesteld te worden of deze rechtbank rechtsmacht heeft en welk recht op de rechtsverhouding van partijen van toepassing is.
4.2.
Zowel artikel 14 van de Plantum-voorwaarden (waarvan toepasselijkheid door Hollandplant wordt gesteld en door [naam eiseres] wordt betwist) alsook artikel 4 lid 1 Brussel Ibis-Vo wijst de Nederlandse rechter als bevoegde rechter aan. Deze rechtbank is dus hoe dan ook bevoegd.
4.3.
Voor wat betreft het toepasselijk recht zijn partijen het erover eens dat de tussen hen gesloten overeenkomst als een internationale koopovereenkomst dient te worden gekwalificeerd. Zowel op grond van artikel 1 lid 1 sub a als sub b van het Weens Koopverdrag (CISG) resulteert dit tot toepasselijkheid van dit verdrag, nu sprake is van een met een internationale koopovereenkomst gelijk te stellen overeenkomst tot levering van te vervaardigen of voort te brengen roerende zaken (artikel 3 lid 1 CISG) en er door partijen geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid de toepasselijkheid van de CISG uit te sluiten. Een en ander betekent concreet dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt beheerst door het CISG en, aanvullend, door het (interne) Nederlandse recht.
Voor zover [naam eiseres] haar vorderingen baseert op onrechtmatige daad is eveneens (intern) Nederlands recht van toepassing als het recht van het land waar de schade zich beweerdelijk voordoet (artikel 4 lid 1 Rome II).
De Plantum-voorwaarden en het exoneratiebeding
4.4.
Allereerst moet beoordeeld worden of de door Hollandplant gehanteerde Plantum-voorwaarden van toepassing zijn, nu [naam eiseres] de toepasselijkheid van die voorwaarden, met het daarin opgenomen exoneratiebeding van artikel 11, heeft betwist.
4.5.
De toepasselijkheid van algemene voorwaarden is niet expliciet in de CISG geregeld. Op grond van artikel 7 lid 2 CISG worden vragen betreffende de door dit verdrag geregelde onderwerpen die hierin niet uitdrukkelijk zijn beslist, opgelost aan de hand van de algemene beginselen waarop het verdrag berust en slechts bij gebreke daarvan in overeenstemming met het krachtens de regels van internationaal privaatrecht toepasselijke recht. Eén van zulke onderwerpen is de vraag of een partij haar toestemming heeft verleend tot het op de koopovereenkomst van toepassing worden van algemene voorwaarden (HR 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR4837; NJ 2006, 517).
4.6.
Of algemene voorwaarden deel zijn gaan uitmaken van de overeenkomst wordt binnen het raam van de CISG bepaald volgens de regels die gelden voor de totstandkoming en uitleg van overeenkomsten. Behalve op hetgeen is bepaald in artikelen 8 en 9 CISG over verklaringen respectievelijk gewoonten, komt het daarbij aan op de bepalingen van Deel II (Totstandkoming van de overeenkomst), waarvan de kern wordt gevormd door de artikelen 14 (aanbod) en 18 (aanvaarding). Dit samenstel van regels brengt mee dat algemene voorwaarden deel uitmaken van de overeenkomst indien partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend met het incorporeren van die voorwaarden in die overeenkomst hebben ingestemd én de wederpartij van de gebruiker van die voorwaarden een redelijke gelegenheid heeft gehad van die voorwaarden kennis te nemen (Hof Den Haag 22 april 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1341).
4.7.
Uit het door [naam eiseres] zelf overgelegde orderformulier (productie 6 dagvaarding), waarin de opdracht voor het opkweken van de tomatenplanten in kwestie wordt gegeven, wordt aan de onderzijde van het document verwezen naar de Plantum-voorwaarden. Ter zitting is door [naam eiseres] erkend dat de op het orderformulier geplaatste handtekening van de heer [naam eiseres] (de bestuurder/zaakvoerder van [naam eiseres]) is. [naam eiseres] stelt echter dat die handtekening niet meer van belang is, omdat de ondertekening van het orderformulier slechts ter bevestiging was van een reeds eerder mondeling (telefonisch) gesloten overeenkomst en er door [naam bedrijf 1] (namens [naam eiseres]) en Hollandplant al overeenstemming was bereikt over de essentialia van de overeenkomst, namelijk de prijs, de aantallen, de soort plant, wel of geen viertakkers, de zaaidatum en de leverdatum. Nog daargelaten dat Hollandplant een en ander gemotiveerd heeft betwist, is een al dan niet daarvoor gesloten mondelinge overeenkomst op zichzelf niet relevant. Immers ook wanneer van de juistheid van de stelling van [naam eiseres] op dit punt wordt uitgegaan, staat dat er niet aan in de weg dat [naam eiseres] met de ondertekening van het orderformulier alsnog (al dan niet aanvullend op de kort daarvoor gesloten mondelinge overeenkomst) expliciet akkoord is gegaan met toepasselijkheid van de Plantum-voorwaarden.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Plantum-voorwaarden op de achterzijde van het door de heer [naam eiseres] ondertekende orderformulier staan gedrukt, zodat daarmee ook vast staat dat [naam eiseres] bij het sluiten van de (al dan niet aanvullende) overeenkomst – dat wil zeggen bij de ondertekening van het orderformulier – een redelijke gelegenheid heeft gehad om kennis te nemen van de inhoud van de Plantum-voorwaarden.
4.9.
Het voorgaande betekent dat de Plantum-voorwaarden deel uitmaken van de tussen [naam eiseres] en Hollandplant gesloten overeenkomst. Daarmee is in beginsel ook het in artikel 11 van die voorwaarden opgenomen exoneratiebeding op de overeenkomst van toepassing, hetgeen relevant is indien aansprakelijkheid op grond van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van Hollandplant wordt vastgesteld.
4.10.
[naam eiseres] stelt echter dat, wanneer aansprakelijkheid van Hollandplant komt vast te staan, een beroep op het exoneratiebeding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 lid 2 BW. Ter onderbouwing stelt [naam eiseres] (onder meer) dat er aan de zijde van Hollandplant sprake is van opzet en/of bewuste roekeloosheid omdat zij bewust CCC heeft toegevoegd aan de door haar opgekweekte en aan [naam bedrijf 1] geleverde tomatenplanten. Hollandplant betwist dit.
4.11.
Ter zitting heeft Hollandplant desgevraagd verklaard dat ook zij van mening is dat er in dit geval sprake moet zijn geweest van een
bewustetoevoeging van CCC en dat die toevoeging (behoudens een volgens Hollandplant minimaal toegestane hoeveelheid) op zichzelf strijdig is met Europese regelgeving. Daar zijn partijen het dus over eens. Hollandplant betwist echter dat zíj de partij is geweest die de CCC heeft toegevoegd aan de tomatenplanten. De vraag of Hollandplant al dan niet verantwoordelijk is voor de bewuste toevoeging van de CCC moet nog worden beoordeeld (zie hiervoor r.o. 4.12. en verder), maar indien in deze procedure mocht worden vastgesteld dat de stelling van [naam eiseres] op dit punt juist is, dan zou dit betekenen dat er aan de zijde van Hollandplant sprake is geweest van een bewuste overtreding van Europese regelgeving. In een dergelijk geval is het naar het oordeel van de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om een beroep te doen op het in artikel 11 van de Plantum-voorwaarden opgenomen exoneratiebeding. Dit betekent dat, mocht in deze procedure worden geoordeeld dat het Hollandplant is geweest die de CCC aan de tomatenplaten heeft toegevoegd, zij in beginsel aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door [naam eiseres] geleden schade.
De vastgestelde CCC in de tomaten
4.12.
De hamvraag in deze procedure is of Hollandplant al dan niet de groeiregulator CCC aan de door haar opgekweekte en aan [naam bedrijf 1] geleverde tomatenplanten heeft toegevoegd. [naam eiseres] stelt van wel en baseert haar stelling op het deskundigenrapport van [naam 2] (zie 2.9.). Hollandplant betwist dit gemotiveerd en wijst er, mede onder verwijzing naar het rapport van Delphy (zie 2.10.), op dat er ten aanzien van het deskundigenrapport van [naam 2] zoveel onduidelijkheden zijn, dat niet van een deugdelijk rapport kan worden gesproken.
4.13.
Voor wat betreft de toe te kennen waarde aan het door [naam 2] uitgebrachte rapport wordt als volgt overwogen. [naam 2] is als deskundige door de Ondernemingsrechtbank te Antwerpen benoemd naar aanleiding van een door [naam eiseres] en [naam bedrijf 1] bij die rechtbank ingediend verzoekschrift. Van een uitvoering van een rogatoire commissie op de voet van artikel 20 Uitvoeringswet Bewijsverdrag is dus geen sprake en in die zin mist dit (door [naam eiseres] aangehaalde) artikel toepassing. Niettemin is onderhavig geval wel met een in dit artikel omschreven situatie vergelijkbaar, omdat in het kader van een rogatoire commissie verzocht kan worden om de benoeming van een gerechtsdeskundige. Bovendien blijkt uit de overgelegde producties dat de in België gevolgde procedure goed vergelijkbaar is met de Nederlandse en met dezelfde rechtswaarborgen is omgeven. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat, naar analogie van artikel 20 lid 2 Uitvoeringswet Bewijsverdrag, het door [naam 2] uitgebrachte deskundigenrapport gelijke kracht heeft als een deskundigenrapport dat op de voet van artikel 194 Rv is uitgebracht. Hoewel in het rapport van [naam 2] slechts wordt gesproken over een ‘advies’, is hier, anders dan door Hollandplant bepleit, evident sprake van een deskundigenbericht vergelijkbaar met artikel 194 Rv.
4.14.
Een partij kan slechts dan niet worden gehouden aan de uitkomsten van een rapport dat is opgesteld door een door de rechtbank benoemde deskundige, indien sprake is van zwaarwegende bezwaren ten aanzien van de wijze waarop de deskundige zijn werkzaamheden heeft verricht, (inmiddels) gerede twijfel bestaat over de deskundigheid of de inhoud van het rapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica.
4.15.
[naam 2] heeft in zijn deskundigenrapport onder meer het volgende geconcludeerd:
9.1
De rechtbank geeft als opdracht te onderzoekenwaar/hoeen doorwiehetCCC in de tomatenplanten en tomatenvruchtenis terecht gekomen. Hierbij dient nagegaan of de stof in de planten is terecht gekomen op het bedrijf van [naam 4] of op een andere locatie. Verder vraagt de rechtbank uitspraak te doen over hoe de stof in de planten is terecht gekomen, zijnde via besproeiing of bevloeiing van de betrokken planten.
Gezien de planten nooit op het bedrijf van [naam eiseres] te [vestigingsplaats eiseres] zijn geweest mag uitgesloten worden dat daar CCC aan de planten is gegeven.
Tal van analysen op tomaten-vruchten en plantendelen genomen bij [naam bedrijf 1] zijn uitgevoerd en velen daarvan vertonen de aanwezigheid van CCC in die mate dat de wettelijke MRL (in de vruchten) van 0.01 mg/kg werd overschreden. CCC blijkt aanwezigheid te zijn in quasi alle planten gespreid over de serre bij [naam bedrijf 1]. Tevens blijkt er CCC aanwezig niet alleen in de tomaten-vruchten maar ook in de tomaten-planten. Deze vaststelling laat toe te stellen dat er CCC extern werd toegediend. Uit de analyse resultaten blijkt vooral CCC aanwezig te zijn in de wortels en stengelbasis van de planten. Verder zijn alleen de onderste (2 à 3 trossen max) tomatentrossen besmet met CCC. Wetende dat CCC zich eerder beperkt verplaatst in de planten geven deze resultaten aan dat het CCC (i) ofwel via de wortels is binnen gekomen ofwel (ii) in een zeer jong plantstadium over de planten is gespoten en daardoor opgenomen is via het blad en eventueel via de wortels als gevolg van spuitstof die van de bladeren druipt en op de plantpot is terecht gekomen en vervolgens via de wortels is opgenomen. De planten bij [naam bedrijf 1] zijn afgeleverd als jonge planten die reeds 4 stengels per plant vertoonden en naar schatting 60 cm groot waren. Bloemtrossen waren duidelijk aanwezig. Aan dergelijke planten CCC toedienen zou een onmiddellijke groeiremming van de stengelgroei veroorzaken. Dat de jonge planten niet goed groeiden in de serre bij [naam bedrijf 1] is nooit door één van de partijen naar voor gebracht als klacht. Hieruit besluit ik dat er geen abnormale groeistilstand is geweest bij de jonge planten op het bedrijf [naam bedrijf 1]. Hierdoor besluit ik dat de jonge planten bij [naam bedrijf 1] niet met de groeiremmer CCC werden behandeld in het stadium dat de planten door Hollandplant werden afgezet bij [naam bedrijf 1]. Het was het eerste jaar dat [naam bedrijf 1] dit ras teelde en nergens is er een advies geformuleerd om een groeiremming toe te passen als teeltmaatregel, CCC is trouwens verboden op eetbare gewassen. Door de beperkte ervaring met het ras RIVOLO is het onwaarschijnlijk dat [naam bedrijf 1] zelf aan de slag zou gaan met CCC wetende dat [naam eiseres] een bio-teelt voor ogen heeft. [naam bedrijf 1] teelt in opdracht van [naam bedrijf 2] wat neerkomt op een contractteelt waardoor deze gebonden is aan de opdracht van [naam bedrijf 2]
Om al deze redenen stel ik dat het bedrijf [naam bedrijf 1] geen CCC aan de RIVOLO tomaten in zijn serre heeft toegediend en bij gevolg het CCC reeds in de planten aanwezig was op het moment dat Hollandplant deze planten geleverd heeft aan [naam bedrijf 1].
Het jonggoedbedrijf Hollandplant BV heeft de jonge RIVOLO planten opgekweekt op vraag van [naam bedrijf 1]. De chemische analysen op deze planten bij [naam bedrijf 1], afkomstig van Hollandplant, geven aan dat er veel CCC in de plantbasis van de RIVOLO tomatenplanten aanwezig is en dat de eerste trossen die geoogst werden vruchten omvatten met CCC in niet toelaatbare hoeveelheden. Een zeer hoge concentratie aan CCC in de stengelbasis en de wortels, vooral van de plantpot, bevestigt een bewuste behandelen met CCC van de jonge planten. Bespuiten van jonge tomatenplanten met CCC resulteert in groeiremming van de stengel en een accumuleren van CCC in de wortels (zie bijgevoegde literatuur uit de jaren '80). Bij het controleren van het al of niet aanwezig zijn van CCC in RIVOLO planten opgekweekt als jonge plant door andere jonggoedbedrijven (Beekenkamp en WPK) werd vastgesteld dat deze geen CCC bevatten. Het ras RIVOLO op zich is niet behept met CCC. Bij controle van de wortels van een ander ras (trostomaat Sunstream) dat ook als jonge plant geteeld werd door Hollandplant BV en dat op een ander tomatenbedrijf (Lytoma) dan [naam bedrijf 1] werd doorgeteeld bleek ook CCC in de wortels te bevatten. Deze vaststellingen laten toe om te stellen dat Hollandplant BV CCC bewust heeft toegediend aan de jonge RIVOLO tomatenplanten die bij [naam bedrijf 1] met geleverd om verder geteeld te worden. Door de entingsprocedure om gebruik te maken van een onderstam bij de opkweek van deze jonge planten en we CCC in wortels en stengel vinden is het vermoeden groot dat CCC gebruikt werd in het jeugdstadium van deze planten mogelijk zelfs op de onderstam alleen. Een behandeling met CCC voor of na de enting is mij nu niet duidelijk. Het toedienen van CCC heeft vooral tot doel om de stengelgroei (elongatie) te beperken. Het gebruik van onderstammen in o.a. de fruitteelt heeft tot doel om de groei van de bovengrondse delen (het geënte ras) te sturen. Hierbij is aangetoond dat gibberellinen afkomstig uit de wortels een belangrijke factor is om de gewenste groei te realiseren. Door het vormen van korte internodiën als gevolg van de CCC behandeling zullen de zijtakken (ontstaan uit okselknoppen) relatief kort op elkaar volgen waardoor het verkrijgen van een basisplaat die tot een 'viertakker' kan uitgroeien goed haalbaar is. Hollandplant BV wijst er mij op, tijdens mijn werkbezoek, dat het enkele jaren tijd heeft gevraagd om dergelijke geschikte viertakkers te kunnen produceren. Volgens Hollandplant is timen wanneer de verschillende handelingen moeten uitgevoerd worden zeer belangrijk. Welke handelingen hierbij nodig zijn werd niet eenduidig gezegd. Wel hadden ze het o.a. over enten en het lichtregime. De aanwezigheid van CCC in het wortelstelsel alleen bij planten (niet alleen bij het ras RIVOLO!) die als jonggoed bij Hollandplant werden opgekweekt is het doorslaggevende argument om Hollandplant BV aan te duiden als de plaats waar CCC aan de planten werd toegediend. De toediening is hoogst waarschijnlijk gebeurd via bladbespuiting. Gezien de info uit de literatuur is een dubbele bladbehandeling met om en bij de 2.5 mg CCC/plant perfect denkbaar. Gezien Hollandplant BV ervaring heeft met de groeireacties van CCC op sierplanten is de behandeling van de tomatenplanten geen toeval of spijtige vergissing maar een bewust toepassen van de groeiremmer om tomatenplanten met 4 stengel te kunnen produceren.
Het CCC werd toegediend in het jeugdstadium van de planten door Hollandplant BV. De toediening is gebeurd via bladbespuiting. Bij verdere uitgroei van de planten is er CCC vanuit de plantbasis (inclusief wortels) naar de tomatentrossen gemigreerd.
4.16.
Ter zitting zijn de bevindingen van [naam 2] alsook de opzet van het door hem verrichte deskundigenonderzoek uitgebreid aan de orde gekomen. Op de hierna te noemen onderdelen heeft de rechtbank behoefte aan een nadere toelichting. Een en ander vormt voor de rechtbank aanleiding om op de voet van artikel 194 lid 5 Rv een zitting te bepalen teneinde [naam 2] in de gelegenheid te stellen een mondelinge toelichting op het door hem uitgebrachte deskundigenrapport te geven.
4.17.
Tijdens de nog te bepalen zitting zal [naam 2] onder meer bevraagd worden over de volgende onderwerpen:
  • het achterwege blijven van een onderzoek naar het bevloeiingswater op de locatie van [naam bedrijf 1] / was het feitelijk mogelijk om (zoals Hollandplant ter zitting heeft gesteld) in de leidingen naar de teeltlocaties van [naam bedrijf 1] op de plaats waar bestrijdingsmiddelen en voedingsstoffen worden toegevoegd, ook CCC toe te voegen?
  • welke betekenis kan in dit verband worden toegekend aan de door [naam eiseres] overgelegde testresultaten van Eurofins (productie 28)?
  • het achterwege blijven van een onderzoek naar de op de locatie van [naam bedrijf 1] toegepaste bestrijdingsmiddelen,
  • de onderbouwing van de conclusie dat [naam bedrijf 1] geen CCC aan de RIVOLO tomaten in zijn serre heeft toegediend (enerzijds leest de rechtbank als argumentatie “
  • kan het feit dat de concentratie CCC in de loop van de tijd bij [naam bedrijf 1] is toegenomen volledig verklaard worden door de manier van meten en kan het verder uitgroeien van de plantjes volledig door een herverdeling van het CCC in de plantjes worden verklaard?
  • hoe kan het dat de CCC-concentratie in de wortels in de matten bij [naam bedrijf 1] beduidend hoger ligt dan de concentratie CCC die zou zijn aangetroffen in wortels van tomatenplanten in de ‘potten’ (conclusie van antwoord Hollandplant 4.31)?
  • is de conclusie dat het CCC reeds in de planten aanwezig was op het moment dat Hollandplant deze planten geleverd heeft aan [naam bedrijf 1] volledig gebaseerd op de eerdere conclusie dat het bedrijf [naam bedrijf 1] geen CCC aan de RIVOLO tomaten in
zijn serre heeft toegediend? (“
bij gevolg”, bladzijde 42 van het rapport)
- kunnen de verhogingen van de concentraties CCC die zich bij Lytoma hebben voorgedaan volledig worden verklaard door de wijze van monsterneming?
Ter voorbereiding op de ten overstaan van de rechtbank te geven mondelinge toelichting op het deskundigenrapport wordt [naam 2] verzocht zich (weer) in te lezen in de materie en zich inhoudelijk voor te bereiden op in ieder geval (maar niet uitsluitend) de bovenvermelde onderwerpen.
Ten behoeve van de te geven mondelinge toelichting op het deskundigenrapport dient [naam eiseres] een afschrift van het volledige procesdossier aan [naam 2] ter hand te stellen.
4.18.
Voor het bepalen van een zittingsdatum zal de zaak naar de rol worden verwezen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen opgave te doen van hun verhinderdata en van de verhinderdata van deskundige [naam 2] voor de komende drie maanden (vanaf de eerstvolgende kalendermaand).
4.19.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
14 april 2021voor het overleggen van verhinderdata van zowel partijen als van deskundige [naam 2] zoals hiervoor overwogen in 4.15. tot en met 4.17.,
5.2.
bepaalt dat [naam eiseres] een afschrift van het volledige procesdossier aan [naam 2] ter hand dient te stellen,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en ondertekend en in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Koekebakker, rolrechter, op 31 maart 2021.
2438/32