ECLI:NL:RBROT:2021:2914

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
10/730053-20 en 10/732007-20 (ttz gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, medeplegen van oplichting en diefstal in vereniging met valse sleutels

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2021 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken met parketnummers 10/730053-20 en 10/732007-20. De verdachte is veroordeeld voor zware mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, medeplegen van oplichting en diefstal in vereniging met valse sleutels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 maart 2020 de aangeefster zwaar heeft mishandeld, haar heeft beroofd van haar vrijheid en haar heeft gedwongen tot ontuchtige handelingen. Daarnaast heeft de verdachte samen met een medeverdachte de aangeefster opgelicht en geld van haar gestolen door gebruik te maken van haar bankpas en pincode. De rechtbank heeft de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, maar heeft desondanks een gevangenisstraf van 18 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest, en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank heeft ook vorderingen van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de aangeefster zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/730053-20 en 10/732007-20 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak: 1 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] in [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, PPC,
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/732007-20;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3, 4 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/730053-20 en het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/732007-20;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden met aftrek van voorarrest alsmede oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging) en oplegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (hierna: GVM) ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), inhoudende een contactverbod met de aangeefster [naam slachtoffer] .

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/730053-20 is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Wel wordt de verdachte partieel vrijgesproken van het bedreigen van de aangeefster met een hamer.
4.2.
Bewijsoverweging feit 1 primair in de zaak met parketnummer 10/730053-20
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat het primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden verklaard. De verdachte heeft de aangeefster mishandeld. Echter kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt aan de hand van de bewijsmiddelen, zoals die zijn opgenomen in bijlage II van dit vonnis, vast dat de verdachte de aangeefster letsel heeft toegebracht, te weten een bloeding onder het harde hersenvlies. Het letsel was dusdanig ernstig dat de aangeefster na de mishandeling niet kon praten, zij een periode gedeeltelijk verlamd is geweest en met een rollator moest lopen. Ten tijde van de terechtzitting is nog niet duidelijk of de aangeefster volledig zal herstellen van het letsel dat ten gevolge van de mishandeling is ontstaan. Dit betekent dat zwaar lichamelijk letsel bewezen kan worden verklaard.
De verdachte heeft de aangeefster gedurende langere tijd geslagen en geschopt op het lichaam. De verdachte heeft daarbij ook gezegd dat de aangeefster haar handen, die zij als bescherming voor haar gezicht hield, moest weghalen. De verdachte heeft, nadat de aangeefster deed wat hij zei, de aangeefster met een vuist op/tegen het hoofd – wat een zeer kwetsbaar onderdeel van het lichaam is – geslagen. Door iemand zo te slaan en te schoppen heeft de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gehandeld gericht op en geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangeefster, dat hieruit valt af te leiden dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde is bewezen.
4.3.
Bewijsoverweging feit 1 primair en feit 2 primair in de zaak met parketnummer 10/732007-20
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de oplichting (feit 1 primair) niet kan worden bewezen, wel de dwang (feit 1 subsidiair) en de diefstal met valse sleutel in vereniging (feit 2 primair). De verdachte heeft tegen de aangeefster gezegd dat er jongens achter hem aan zouden zitten. Nu niet kan worden vastgesteld of er daadwerkelijke jongens achter hem aanzaten, dient hij daarom van dit feit te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het aandeel van de verdachte niet van dien aard is geweest dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte. Gelet op de verstandelijke beperking van de verdachte kan hij een dergelijk handelswijze als onder dit parketnummer ten laste is gelegd niet bedenken. Verder is niet gebleken dat de verdachte de aangeefster heeft misleid of dat sprake is geweest van dwang. Bovendien heeft de aangeefster in maart zelf en vrijwillig het geldbedrag gepind en niet de verdachte. Daarom moet de verdachte worden vrijgesproken van het hier ten laste gelegde.
4.3.3.
Beoordeling
Is er sprake van oplichting?
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte één of meer van de in artikel 326, eerste lid, Sr bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld. Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot één van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 10 januari 2020 heeft de aangeefster in Rotterdam een iPhone 11 voor de verdachte gekocht en daarbij een tweejarig abonnement afgesloten waarvan het abonnementsgeld € 50,00 per maand bedroeg. Ook heeft zij daarbij een verzekering met een looptijd van dezelfde duur afgesloten. De verdachte was hierbij aanwezig. De aangeefster heeft verklaard dat zij hiertoe is bewogen door de verdachte, onder meer omdat hij de baas over haar speelde, haar misleidde door te vertellen dat zijn telefoon kapot was, door te dreigen dat hij anderen op haar zou afsturen, door boos te worden en zielig te doen. Ook heeft zij verklaard dat de verdachte zei wat zij moest zeggen tegen de medewerkster van de belwinkel. Deze telefoon heeft de politie later aangetroffen in de woning van medeverdachte.
Op 3 februari 2020 neemt de verdachte de aangeefster mee naar Amsterdam. In Amsterdam ontmoeten zij de medeverdachte. De aangeefster pint vervolgens € 1.000,00 in het bijzijn van de medeverdachte voor de verdachte, om zijn schulden af te lossen zodat de medeverdachte het geld kon geven aan mannen die anders bij hem langs zouden komen. De verdachte staat even verderop te wachten. De aangeefster gaat naar huis en moet haar pinpas en telefoon achterlaten. De pincode van haar pinpas staat in de notitie van haar telefoon. De aangeefster heeft dit geld gepind en afgestaan onder de voorwaarde dat de verdachte haar zou terugbetalen. De verdachte heeft haar niet terugbetaald.
Op 4 februari 2020 wordt het salaris van de aangeefster gestort. Ook wordt er op 4 februari 2020 te Amsterdam zonder haar toestemming door de verdachte of zijn medeverdachte € 1.000,00 gepind vanaf haar rekening.
Op 3 maart 2020 gaat de verdachte naar Rotterdam Centraal alwaar zij de verdachte ontmoet. De aangeefster moet haar pinpas en telefoon aan hem afstaan. Uit de verklaringen van de aangeefster blijkt dat zij haar telefoon en pinpas heeft afgestaan omdat de verdachte haar bedreigde. Hij dreigde onder meer om mensen op haar af te sturen om haar kapot te maken. De aangeefster was erg bang.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels bij de aangeefster een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen, waardoor zij is bewogen tot de afgifte van haar bankpas en telefoon, het beschikbaar stellen van haar pincode, het pinnen van € 1.000,00, het afsluiten van een tweejarig telefoonabonnement van € 50,00 per maand en dit vervolgens inclusief telefoon afstaan aan de verdachte. Dat niet kan worden vastgesteld of het conform de waarheid is dat de verdachte een schuld heeft en dat er mannen achter hem aanzitten, doet aan dit oordeel niet af.
Is er sprake van medeplegen?
Ten laste is gelegd het medeplegen van een oplichting en het medeplegen van diefstal met een valse sleutel. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de aangeefster heeft meegenomen naar de medeverdachte in Amsterdam alwaar hij hen met elkaar in contact heeft gebracht. Ook is het de verdachte geweest die de aangeefster heeft bewogen om een telefoonabonnement voor een iPhone 11 af te sluiten met bijbehorende verzekering. Het is de verdachte geweest die er tweemaal voor heeft gezorgd dat de aangeefster haar pinpas en telefoon aan hem gaf waarna er nadat haar salaris was gestort meerdere geldbedragen van haar rekening konden worden opgenomen.
Op grond van voorgaande vaststellingen is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte is komen vast te staan. Immers zijn gedragingen van de verdachte essentieel voor de ten laste gelegde feiten en van zodanig gewicht dat deze tezamen kunnen worden aangemerkt als medeplegen.
4.3.4.
Conclusie
De onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting kan worden bewezen. Het onder feit 2 primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal door middel van een valse sleutel kan worden bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/730053-20 en het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/732007-20 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en door zijn raadsman geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/730053-20 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten in de zaak met parketnummer 10/730053-20 op die wijze begaan dat:
1.
hij op 08 maart 2020 te Rotterdam aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een bloeding in het hoofd heeft toegebracht door haar meerdere malen telkens met kracht tegen het gezicht en het hoofd te stompen en te slaan en op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
2.
hij op 08 maart 2020 te Rotterdam opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [naam slachtoffer] mee te nemen naar een kelderbox en
- tegen die [naam slachtoffer] te zeggen; “Kom mee, ik ga andere dingen doen met je en
- meerdere malen de deur van die kelderbox op slot, te doen en
- die [naam slachtoffer] meerdere malen telkens met kracht tegen het gezicht en het hoofd te stompen en te slaan en op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en- de telefoon van die [naam slachtoffer] kapot te maken;
3.
hij op 8 maart 2020 te Rotterdam door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, namelijk het betasten van haar borst, het geweld en andere feitelijkheden en de bedreiging met geweld hebben bestaan uit het
- in een kelderbox opsluiten van die [naam slachtoffer] en
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij zich moet ontkleden en
- meerdere malen telkens met kracht slaan en stompen tegen het
gezicht, althans het hoofd en schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam en
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij haar kleding niet aan mocht doen,
- anders zou hij haar weer gaan slaan ;
4.
hij op 08 maart 2020 te Rotterdam door geweld en een andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en dulden van een of meer ontuchtige handelingen, namelijk het
- naakt laten zitten en liggen en
- ( vervolgens) laten spreiden van haar benen en
- ( vervolgens) filmen en fotograferen van haar geslachtsdelen en haar ontklede
lichaam,
het geweld en een andere feitelijkheden en de bedreiging met geweld hebben bestaan uit het:
- in een kelderbox opsluiten van die [naam slachtoffer] en
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij zich moet ontkleden en
- meerdere malen telkens met kracht slaan en stompen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of schoppen en trappen op/tegen het lichaam en
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij haar kleding niet aan mocht doen, anders zou hij haar weer gaan slaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde de bewezen verklaarde feiten in de zaak met parketnummer 10/732007-20 op die wijze begaan dat:
1.
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 8 maart 2020 te Rotterdam en Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, meerdere malen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens en het teniet doen van een inschuld, te weten
- de afgifte van een bankpas en een telefoon toebehorende aan die [naam slachtoffer] en
- het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pincode/cijfercombinatie en- het pinnen van één of meer geldbedragen voor hem of zijn mededader en
- het afsluiten van een telefoonabonnement en het vervolgens aan hem,
verdachte afstaan van de bijbehorende telefoon, door te zeggen tegen die [naam slachtoffer] dat hij die [naam slachtoffer] het geld terug zal terugbetalen en dat er mensen achter hen aanzitten en dat zij schulden hebben en dat zijn/ telefoon kapot is;
2.
hij op meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2020 tot en met 6 maart 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan [naam slachtoffer] zulks nadat hij, verdachte, en zijn mededader dat weg te nemen geld onder hun bereik hadden gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas toebehorende aan die [naam slachtoffer] verdachte en zijn mededader tot welk gebruik hij, verdachte en zijn mededader niet gerechtigd waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren in de zaak met parketnummer 10/730053-20 op:
  • feit 1 primair:
  • feit 2:
  • feit 3:
  • feit 4 primair:
De bewezen feiten leveren in de zaak met parketnummer 10/732007-20 op:
  • feit 1 primair:
  • feit 2 primair:
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is betoogd dat aan de verdachte een beroep toekomt op psychische overmacht en dat daarom ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit angst voor de medeverdachte op wie hij eerder verliefd was. De verdachte heeft verklaard dat hij is mishandeld door die medeverdachte. De angst en verliefdheid in combinatie met de persoonlijkheid van de verdachte, te weten zijn verstandelijke beperking en daarmee hangend zijn beïnvloedbaarheid, hebben ertoe geleid dat de verdachte niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan.
6.2.
Beoordeling
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting op 18 maart 2020 is de rechtbank het volgende gebleken:
- voorafgaand aan de tenlastegelegde gebeurtenissen heeft de verdachte in 2019 een relatie gekregen met de medeverdachte;
de druk in die relatie is niet van dien aard geweest dat hij de relatie is ontvlucht;
  • de verdachte heeft de relatie onderhouden en zocht de medeverdachte steeds op;
  • uit het tapgesprek tussen de medeverdachte en haar vriendin blijkt dat zij de verdachte heeft bedreigd en mishandeld;
  • de verdachte heeft de aangeefster meegenomen naar de medeverdachte.
De verdachte heeft er voor gekozen om in de relatie met de medeverdachte te blijven, ook nadat dat zij hem had mishandeld. Hij heeft op veel momenten gedurende zijn relatie vanaf medio 2019 met medeverdachte de mogelijkheid gehad het contact met haar te verbreken en de eventuele druk van haar kant te beëindigen. De verdachte heeft er ook voor gekozen om de aangeefster mee te nemen naar de medeverdachte, wetende dat de medeverdachte hem bedreigde en mishandelde. Het had op de weg van de verdachte gelegen om de aangeefster om dit niet te doen. Indien de verdachte als gevolg van enige vorm van de bedreiging en mishandeling tot de bewezen verklaarde feiten is gekomen, zijn de omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. De rechtbank verwerpt hierom het verweer.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft de aangeefster op 8 maart 2020 meegenomen naar een kelderbox en haar gedurende een periode van ongeveer drie uur opgesloten. Terwijl de aangeefster was opgesloten in de kelderbox, heeft de verdachte haar zwaar mishandeld. Hij bleef haar slaan en schoppen op het lichaam. Ook heeft de verdachte haar met zijn vuist in het gezicht gestompt. Het letsel van de aangeefster is ernstig: een bloeding onder het harde hersenvlies, moeite met spreken, moeite met lopen en bloeduitstortingen over haar hele lichaam. Ook moest de aangeefster zich uitkleden van de verdachte, heeft hij in haar borst geknepen en foto’s en video’s van haar gemaakt terwijl zij naakt was. De verdachte heeft zich na dit alles niet bekommerd om de aangeefster. De telefoon van de aangeefster is gedurende de mishandeling kapot gegaan, zodat zij niemand kon bereiken. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van de aangeefster. Ter terechtzitting is namens de aangeefster een slachtofferverklaring afgelegd. Daaruit blijkt dat de aangeefster de verdachte voorafgaande aan de delicten volledig vertrouwde en dat zij bang was dat ze dood zou gaan. De aangeefster voelde zich kwetsbaar, verloren en alleen.
Verder heeft de verdachte, samen met iemand anders, de aangeefster opgelicht en geld van haar gestolen. Daarmee heeft hij misbruik gemaakt van de goedheid van de aangeefster en het vertrouwen dat de aangeefster in hem heeft gesteld. De rechtbank neemt het de verdachte ten zeerste kwalijk dat hij hierbij geen rekening heeft gehouden met de gevolgen voor de aangeefster.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
13 augustus 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis (ASS) en een verstandelijke beperking, licht van ernst. Ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten waren deze stoornissen aanwezig. De stoornissen hebben de gedragskeuzes en de gedragingen ten tijde van de ten laste gelegde feiten beïnvloed. De aangeefster had de verdachte voorafgaand aan de feiten van 8 maart 2020 gekwetst. Ook ervaarde hij spanningen door de mishandelingen van de medeverdachte. De verdachte kon vanwege zijn ASS en verstandelijke beperking niet omgaan met die spanningen. Het egocentrisch denken en het onvermogen om zich te kunnen verplaatsen in een ander stonden op dat moment op de voorgrond. Dit beïnvloedde zijn mogelijkheid om op dat moment de gevolgen van zijn keuzes op een adequate manier in te zien in belangrijke mate. Hoewel er wel besef was van het feit dat het absoluut niet goed was wat hij zou doen, werd dit besef ook in grote mate onderdrukt door zijn angst. De spanning was fors opgelopen en in combinatie met zijn beperkte stressbestendigheid en zijn slecht ontwikkelde coping-mechanismen kon hij de controle over zijn handelingen niet meer beheersen. Daarom wordt geadviseerd om de ten laste gelegde feiten wanneer deze worden bewezen gedeeltelijk aan de verdachte toe te rekenen. Het gevaar op herhaling op gewelddadig gedrag wordt ingeschat als matig. De verdachte wordt omgeven door een zeer betrokken familienetwerk, met als gevolg dat de verdachte overbeschermd is en niet heeft geleerd om zelf verantwoordelijkheid te nemen. De verdachte is ook erg beïnvloedbaar. Toekomstige begeleiders zullen ervaring moeten hebben met het begeleiden van personen met ASS, een verstandelijke beperking en zullen vaardigheden moeten hebben op het gebied van interculturele vaardigheden. Vanwege de onderliggende stoornissen bij de verdachte is er een altijd aanwezig risico op miscommunicatie en/of wederzijds onbegrip dat de onderlinge relatie negatief kan beïnvloeden. Het gevaar dat de verdachte zich niet blijvend aan behandelafspraken zal houden in een ambulante setting is daarom groot. Gerealiseerd moet worden dat de verstandelijke beperking onbehandelbaar is en dat de interventies gedragsmatig van aard zullen zijn. Een behandeling in een ambulant kader is overwogen. Het gevaar dat de verdachte zich vanwege zijn dubbele problematiek (ASS en verstandelijke beperking) nog onvoldoende blijvend zal kunnen conformeren aan behandel- en begeleidingsafspraken, is thans nog te groot waardoor een klinische setting noodzakelijk geacht wordt om een behandeling op te starten en het recidiverisico te minimaliseren. De verdachte dient hiertoe ook zelf in bescherming genomen te moeten worden voor zijn sociale omgeving. Indien het ten laste gelegde wordt bewezen adviseert onderzoeker de rechtbank, gegeven de stoornis(sen), de mate van toerekening en de risicotaxatie, het opleggen van een tbs met dwangverpleging in overweging te nemen. Minder ingrijpende juridische maatregelen worden thans niet opportuun geacht, mede gezien het feit dat de verdachte zich vanwege zijn dubbele problematiek (ASS en verstandelijke beperking) nog onvoldoende blijvend zal kunnen conformeren aan behandel- en begeleidingsafspraken in een ambulante setting.
Psychiater [naam psychiater] is op 5 november 2020 gehoord door de rechter-commissaris. Dit verhoor houdt het volgende in.
Ik heb uiteraard eerst de mogelijkheid van ambulante behandeling overwogen. Hiertoe heb ik echter niet geadviseerd, omdat ik het belangrijk vind dat er toezicht komt op het contact met zijn familie en met anderen. Ik acht de noodzaak voor een klinische setting aanwezig, zodat het gevaar op herhaling voldoende beperkt wordt. Het kader van een tbs met dwangverpleging maakt dat de kans op onttrekking aan voorwaarden kleiner wordt. Ik heb door het gebruik van het woord ‘overwegen’ misschien een verkeerde indruk gewekt. Mijn advies is om tbs met dwangverpleging op te leggen. Dit acht ik nodig gezien de ernst van het delict. De verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daden en toont geen inzicht in zijn handelen. Dat zit ook diep in zijn problematiek verweven. Hier moet stevig aan worden gewerkt, zodat herhaling in de toekomst wordt voorkomen. U vraagt mij of ik de mogelijkheid van een tbs met voorwaarden heb overwogen, waarbij onderdeel van de op te leggen voorwaarden zou kunnen zijn dat de verdachte een klinische opname moet ondergaan. Ik acht strenger toezicht en meer beperking van bewegingsvrijheden noodzakelijk. U vraagt mij of ik de verdachte bereid en in staat acht om aan tbs met voorwaarden te voldoen. De bereidheid zal in eerste instantie niet zo’n probleem zijn, denk ik. Hoewel ik wel mijn vraagtekens zet bij zijn bereidheid om aan een klinische opname mee te werken. Maar hij zal waarschijnlijk niet in staat zijn om zich aan de voorwaarden te houden. Hij heeft in het verleden al laten zien dat hij niet meewerkt als hij dat niet wil.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd
12 augustus 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte lijdt aan een matig ernstige verstandelijke ontwikkelingsstoornis en aan een matig ernstige autismespectrumstoornis. Daarnaast is sprake van narcistische persoonlijkheidstrekken. Ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten was dit het geval en beïnvloedde dat zijn gedragskeuzes en gedrag. Gezien de aard en de ernst van de stoornissen van de verdachte, lijkt er geen scenario mogelijk te zijn waarbij zijn stoornissen niet in zijn beslissingen voorafgaand aan en ten tijde van de tenlastegelegde feiten hebben doorgewerkt. Rapporteur heeft geen zicht kunnen krijgen op de wijze en mate van de doorwerking. Rapporteur adviseert de verdachte de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Zonder behandeling lijkt het recidiverisico echter matig tot hoog te zijn. Indien de verdachte weigert om mee te werken aan een klinische behandeling, zou deze dan ook binnen een gedwongen kader moeten plaatsvinden. Een tbs met dwangverpleging lijkt dan de enige mogelijkheid te zijn om te voorkomen dat de verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert. Een voorwaardelijk kader lijkt geen optie te zijn. De verdachte kan niet overzien aan welke voorwaarden hij zich moet houden en is niet in staat zich langdurig aan voorwaarden te houden.
Psycholoog [naam psycholoog] is op 5 november 2020 gehoord door de rechter-commissaris. Dit verhoor houdt het volgende in.
De psycholoog heeft ook andere behandelmogelijkheden, dan tbs met dwangverpleging, overwogen. Zij adviseert echter toch, vanwege de complexiteit van zijn problematiek en zijn weerstand ten opzichte van een klinische opname, tot tbs met dwangverpleging. De verdachte bleef erbij dat hij niet van huis weg wilde en dat hij zich niet aan eventuele voorwaarden wilde houden, als dat zou betekenen dat hij klinisch opgenomen zou worden. Ik acht een klinische opname echter echt noodzakelijk. Als hem nu direct een tbs met dwangverpleging wordt opgelegd, kan en moet de kliniek verder met de behandeling op het moment dat de verdachte tijdens zijn opname aangeeft dat hij niet meer verder wil. Ik verwacht dus dat een tbs met voorwaarden veel langer zal gaan duren en dat is zonde.
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
11 januari 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte toont geen enkel probleembesef en bagatelliseert de ernst van zijn delictgedrag. Hij laat zich gemakkelijk beïnvloeden en heeft een vermijdende houding jegens hulpverleners. Gebleken is dat de verdachte zonder verplichtend kader de weg naar de hulpverlening niet neemt. Gelet op de ernst van de feiten en de hoge kans op herhaling achten de reclassering een streng kader geïndiceerd. Door het hoge recidiverisico, de lage responsiviteit en de beperkte beschermende factoren adviseert de reclassering negatief ten aanzien van een maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden). De reclassering heeft te veel twijfels of binnen dit kader de risico’s voldoende kunnen worden afgewend.
De reclassering adviseert ook een GVM ex artikel 38z Sr op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende- en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de tbs met dwangverpleging.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
7.4.1.
Verminderd toerekeningsvatbaar
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
7.4.2.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
7.4.3.
Tbs met dwangverpleging
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de psychiater en de psycholoog dat oplegging van de tbs met dwangverpleging noodzakelijk is.
Aan de eisen die de wet aan het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging stelt is voldaan:
- de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen de tbs met dwangverpleging. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling;
- vastgesteld wordt dat de onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair bewezen verklaarde feiten in de zaak met parketnummer 10/730053-20 en de onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde feiten in de zaak met parketnummer 10/732007-20, ter zake waarvan de tbs met dwangverpleging zal worden opgelegd, misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van de tbs met dwangverpleging recht doet een de complexiteit van de problematiek van de verdachte. De rechtbank kan niet volstaan met een andere straf of maatregel waarbij behandeling als bijzondere voorwaarden wordt opgelegd, nu de kans dat de verdachte zich daar niet aan zal houden volgens de deskundigen zeer groot is. Tbs met dwangverpleging is de enige mogelijkheid om de verdachte te behandelen, de maatschappij te beveiligen en het recidivegevaar zo veel mogelijk in te perken. De rechtbank realiseert zich dat het een verstrekkende en ingrijpende maatregel betreft, maar ziet mede gelet op de bij de verdachte bestaande dubbele problematiek (ASS en een verstandelijke beperking) dat de verdachte zich onvoldoende blijvend zal kunnen conformeren aan behandel- en begeleidingsafspraken in een andere setting dan tbs met dwangverpleging. Hoewel de verdachte ter terechtzitting meerdere malen heeft aangeven dat hij eerder bij de psycholoog niet goed begreep waar het om ging en daarom aangaf niet te zullen meewerken aan een ambulante behandeling, hij het nu wel begrijpt en bereid is om zich aan de voorwaarden te conformeren, volgt de rechtbank hetgeen de deskundigen hierover hebben aangegeven te weten dat de verdachte vanwege zijn dubbelproblematiek (naar de rechtbank begrijpt: naar alle) waarschijnlijk(heid) niet in staat zal zijn om zich aan de voorwaarden te houden.
Vastgesteld wordt dat de strafbare feiten ter zake waarvan de tbs met dwangverpleging zal worden opgelegd misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van de bewezen verklaarde feiten redengevend. De totale duur van de tbs met dwangverpleging kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande tbs met dwangverpleging worden opgelegd.
7.4.4.
Maatregel ex artikel 38z Sr
De noodzaak van het opleggen van de maatregel ex artikel 38z Sr, naast de opgelegde tbs met dwangverpleging, is de rechtbank niet gebleken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Vordering schadevergoeding in de zaak met parketnummer 10/730053-20
In de zaak met parketnummer 10/730053-20 heeft als benadeelde partij zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.385,62 aan materiële schade en een vergoeding van € 9.000,00 aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit de posten:
  • medische kosten € 385,00;
  • ziekenhuisdaggeldvergoeding € 120,00
  • reis- en parkeerkosten € 166,02;
  • kosten kussen en rollator € 29,60;
  • mantelzorg € 617,50;
  • huishoudelijke hulp € 1.917,50;
  • kleding € 150,00.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering tot schadevergoeding gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toewijzing van de wettelijke rente.
8.1.2.
Standpunt verdediging
Als verweer van de verdediging is – zakelijk weergegeven – aangevoerd:
  • de gevorderde kosten voor mantelzorg behoren niet
  • de huishoudelijke kosten dienen primair niet-ontvankelijk te worden verklaard, immers is normaal dat kinderen meehelpen in de huishouding. Subsidiair heeft de verdediging bepleit het bedrag te matigen;
  • de kledingschade is niet onderbouwd en dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard;
  • de immateriële schade zoals opgevoerd dient te worden gematigd.
8.1.3.
Beoordeling
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Medische kosten, ziekenhuisdaggeldvergoeding, reis- en parkeerkosten en hulpmiddelen
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de medische kosten, ziekenhuisdaggeldvergoeding, reis- en parkeerkosten en kosten kussen en rollator, zal worden toegewezen tot het bedrag van € 700,62. Immers is vast komen te staan dat deze kosten een rechtstreeks gevolg zijn van de onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair bewezen verklaarde strafbare feiten. Deze kosten komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zijn door de verdediging niet weersproken.
Mantelzorg
Ten gevolge van de onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair bewezen verklaarde strafbare feiten, was de benadeelde tijdelijk niet in staat om de dagelijkse activiteiten zelfstandig uit te voeren en is zij gedurende die tijd verzorgd door haar moeder. De rechtbank overweegt dat het aannemelijk is dat de gevorderde uren aan mantelzorg daadwerkelijk zijn gemaakt (13 weken lang, vijf uur per dag) en is van oordeel dat het uurbedrag van € 9,50 redelijk is; derhalve zal de vergoeding van mantelzorg ad € 617,50 worden toegewezen.
Huishoudelijke hulp
De benadeelde partij heeft vergoeding gevorderd van de schade als gevolg van het feit dat de moeder van de benadeelde partij gedurende de eerste drie maanden na het bewezen verklaarde feit de huishoudelijke werkzaamheden die de benadeelde normaal verrichtte op zich heeft moeten nemen. Hierbij is onder meer verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 5 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9998.
In dit arrest is overwogen dat in geval van letselschade de kosten van huishoudelijke hulp door de aansprakelijke persoon aan de benadeelde partij moeten worden vergoed indien deze ten gevolge van het letsel niet langer in staat is de desbetreffende werkzaamheden zelf te verrichten, voor zover het gaat om werkzaamheden waarvan het in de situatie waarin het slachtoffer verkeert normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners.
Nu in de vordering de huishoudelijke werkzaamheden niet anders zijn gespecificeerd dan het koken door de benadeelde partij, is de rechtbank onvoldoende gebleken dat de gevorderde schadevergoeding betrekking heeft op werkzaamheden als hierboven genoemd. Om die reden zal de benadeelde partij ten aanzien van de post huishoudelijke hulp niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Kleding
Ten aanzien van de schadepost kledingschade is de rechtbank van oordeel dat de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk worden verklaard.
Smartengeld
De rechtbank zal de door de benadeelde partij gevorderde vergoeding van € 9.000,00 aan immateriële schade matigen. Vast staat dat de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 106, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: artikel 6:106 BW) heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het is evident dat de benadeelde partij naast lichamelijk letsel ook psychische schade heeft opgelopen. De rechtbank schat de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar billijkheid. De rechtbank let daarbij op:
  • de aard en ernst van het letsel en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij;
  • de aard en ernst van het handelen van de verdachte;
  • de in de strafmotivering beschreven omstandigheden waaronder zich dit heeft afgespeeld.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel waarvan nog niet duidelijk is of de benadeelde partij hiervan volledig zal herstellen. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de benadeelde partij nog dagelijks verdriet ervaart van wat de verdachte haar heeft aangedaan en dat zij zoals is meegedeeld ter terechtzitting door haar raadsman hiervoor onder behandeling staat van een GGZ-psycholoog. Dat de levensvreugde die de benadeelde partij haalde uit haar werkzaamheden in het restaurant, haar door verdachte ook is ontnomen, neemt de rechtbank eveneens in aanmerking. Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op bedragen die in vergelijkbare zaken worden opgelet. Alles overwegende schat de rechtbank de omvang van de materiele schade op € 5.000,00. Hetgeen de benadeelde meer heeft gevorderd zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 8 maart 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer] in de zaak met parketnummer 10/730053-20 een schadevergoeding betalen van € 6.318,12, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.
8.2.
Vordering schadevergoeding in de zaak met parketnummer 10/732007-20
In de zaak met parketnummer 10/732007-20 vordert de benadeelde partij [naam slachtoffer] een vergoeding van € 2.733,40 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade bestaat uit de posten:
  • kosten telefoonabonnement € 1.543,40;
  • pinbedragen € 1.190,00.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering tot schadevergoeding gevorderd.
8.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft, gelet op de bepleite vrijspraken voor deze feiten, zich op het standpunt gesteld dat deze vordering dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.2.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen
Hoofdelijkheid, wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank overweegt dat bij deze feiten sprake is geweest van medeplegen. Dit betekent dat de gepleegde strafbare feiten zowel aan de verdachte als diens medeverdachte kunnen worden toegerekend. Nu de verdachte de onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een ander heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 1 januari 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.4.
Conclusie
De verdachte is hoofdelijk aansprakelijk voor het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] in de zaak met parketnummer 10/732007-20 van € 2.733,40, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38z, 47, 57, 246, 282, 302, 311, 326 Sr .

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
veroordeelt de verdachte in de zaak met parketnummer 10/730053-20 om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 6.318,12 (zegge: zesduizenddriehonderdachttien euro en 12 cent),bestaande uit
€ 1.318,12 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen
€ 6.318,12(hoofdsom,
zegge: zesduizenddriehonderdachttien euro en 12 cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 6.318,12 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
66 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
veroordeelt de verdachte in de zaak met parketnummer 10/732007-20 hoofdelijk met diens mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 2.733,40 (zegge: tweeduizendzevenhonderddrieëndertig euro en veertig cent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening; indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] te betalen
€ 2.733,40(hoofdsom,
zegge: tweeduizendzevenhonderddrieëndertig euro en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 2.733,40 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
37 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. D. van der Sluis en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 april 2021.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt in de zaak met parketnummer 10/730053-20 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 08 maart 2020 te Rotterdam aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer bloedingen in het hoofd en/of interne bloeding(en) in het lichaam, heeft toegebracht door haar meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen en/of te slaan en/of op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 maart 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door haar meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen en/of te slaan en/of op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer bloedingen in het hoofd en/of interne bloeding(en) in het lichaam, ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 08 maart 2020 te Rotterdam opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [naam slachtoffer] met kracht hij haar arm vast te pakken en/of mee te trekken en/of (vervolgens) mee te nemen naar een kelderbox en/of
- tegen die [naam slachtoffer] te zeggen; “Kom mee, ik ga andere dingen doen met je”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [naam slachtoffer] de kelderbox in te duwen en/of
- ( meermalen) de deur van die kelderbox op slot, te doen en/of
- die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen en/of te slaan en/of op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of
- te dreigen die [naam slachtoffer] met een hamer, althans een hard voorwerp, te slaan en/of
- de telefoon van die [naam slachtoffer] kapot te maken;
3.
hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het betasten van haar borsten, het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- in een kelderbox opsluiten van die [naam slachtoffer] en/of
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij zich moet ontkleden en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht slaan en/of stompen in/op/tegen het
gezicht, althans het hoofd en/of schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam en/of
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij haar kleding niet aan mocht doen,
- anders zou hij haar weer gaan slaan en/of
- dreigden om die [naam slachtoffer] met een hamer, althans een hard voorwerp, te
slaan en/of
- kapotmaken van de telefoon van die [naam slachtoffer] ;
4.
hij op of omstreeks 08 maart 2020 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het
- ( naakt) laten zitten en/of liggen en/of
- ( vervolgens) laten spreiden van haar benen en/of
- ( vervolgens) filmen en/of fotograferen van haar geslachtsdelen en/of haar naakte/ontklede
lichaam,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het:
- in een kelderbox opsluiten van die [naam slachtoffer] en/of
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij zich moet ontkleden en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam en/of
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij haar kleding niet aan mocht doen, anders zou hij haar weer gaan slaan en/of
- dreigen om die [naam slachtoffer] met een hamer, althans een hard voorwerp, te slaan en/of
- kapotmaken van de telefoon van die [naam slachtoffer] ;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Rotterdam, een ander, te weten [naam slachtoffer] , door geweld en/of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of dulden, te weten:
- ( naakt) laten zitten en/of liggen en/of
- ( vervolgens) laten spreiden van haar benen en/of
- ( vervolgens) filmen en/of fotograferen van haar geslachtsdelen en/of haar naakte/ontklede
lichaam,
door het
- in een kelderbox opsluiten van die [naam slachtoffer] en/of
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij zich moet ontkleden en/of
- meermalen, althans eenmaal, (telkens) met kracht slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of schoppen en/of trappen op/tegen het lichaam en/of
- tegen die [naam slachtoffer] zeggen dat zij haar kleding niet aan mocht doen, anders zou hij haar weer gaan slaan en/of
- dreigen om die [naam slachtoffer] met een hamer, althans een hard voorwerp, te slaan en/of
- kapotmaken van de telefoon van die [naam slachtoffer] ;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 maart 2020 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk van een person, een of meer afbeelding(en), te weten een of meer foto’s en/of films van seksuele aard (te weten een of meer afbeelding(en) van een (deels) naakte vrouw die (al dan niet met gespreide benen) zit en/of ligt heeft vervaardigd en voorhanden gehad.
Aan de verdachte wordt in de zaak met parketnummer 10/732007-20 ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 8 maart 2020 te Rotterdam en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [naam slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
- de afgifte van een bankpas en/of een telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pincode/cijfercombinatie en/of
- het pinnen van één of meer geldbedragen voor hem en/of zijn mededader(s) en/of
- het afsluiten van een telefoonabonnement en/of het vervolgens aan hem,
verdachte en/of zijn mededader(s ), afstaan van de bijbehorende telefoon, door te zeggen tegen die [naam slachtoffer] dat hij/zij die [naam slachtoffer] het geld terug zal/zullen terugbetalen en/of dat er mensen achter hem/hen aanzitten en/of dat hij/zij schulden heeft/hebben en/of dat zijn/hun telefoon kapot is;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 8 maart 2020 te Rotterdam en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander te weten [naam slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of
enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en of te dulden, te weten
- het afgeven van haar bankpas en/of telefoon en/of
- het ter beschikking stellen van haar bankgegevens, te weten een pincode/cijfercombinatie behorende bij haar bankpas en/of
- het pinnen van één of meer geldbedragen voor hem en/of zijn mededader(s) en/of
- het afsluiten van een telefoonabonnement en/of het vervolgens aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), afstaan van de bijbehorende telefoon,
door
- haar op boze toon op te dragen bovengenoemde handelingen te verrichten en/of
- het psychische overwicht dat verdachte en/of zijn mededader(s) had(den) over haar en/of
- tegen haar te zeggen dat zij haar geld terug zou krijgen en/of dat er anders meiden op haar afgestuurd zouden worden;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 6 maart 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen geld onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas toebehorende aan die [naam slachtoffer] , althans aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) tot welke gebruik hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden
[naam medeverdachte] en/of een tot op heden onbekend gebleven persoon in of omstreeks periode van 1 februari 2020 tot en met 29 februari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (te weten 1000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan haar en/of die onbekend gebleven persoon, en/of haar/diens mededader(s), zulks nadat zij/die en/of haar/diens mededader(s), dat weg te nemen geld onder haar/diens/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas met bijbehorende pincode, toebehorende aan [naam slachtoffer] , althans aan een ander of anderen dan aan haar/die onbekend gebleven persoon en/ of haar/diens mededader(s) tot welk gebruik zij/die en/of haar/diens mededader(s) niet gerechtigd was/waren,
Bij het plegen van welk misdrijf de verdachte in of, omstreeks de periode van in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 29 februari 2020 te Amsterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk, behulpzaam is geweest door
- met [naam slachtoffer] naar Amsterdam te reizen en/of
- die [naam slachtoffer] in contact te brengen met [naam medeverdachte] en/of
- die [naam slachtoffer] te dwingen, althans over te halen, haar bankpas en/of telefoon aan hem, verdachte en/of [naam medeverdachte] af te staan.