Op 31 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam in de zaak met parketnummer 10-074728-21 een beslissing genomen over de schorsing van de voorlopige hechtenis van een minderjarige verdachte, die in verband met het voorhanden hebben van een vuurwapen was aangehouden. De verdachte, die momenteel gedetineerd is in de RIJ Den Hey-Acker, heeft eerder in 2020 een gewelddadige overval meegemaakt waarbij hij met een mes is gestoken. De rechtbank heeft de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Epema, gehoord, evenals de officier van justitie, die de gevangenhouding had gevorderd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ernstige bezwaren tegen de verdachte nog steeds bestaan, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank overweegt dat de verdachte en zijn familie voortdurend worden bedreigd door dezelfde groep, wat leidt tot oplopende spanningen. De officier van justitie heeft aangegeven dat hij niet in staat is geweest om voldoende veiligheid te waarborgen voor de verdachte en zijn familie.
Gezien de aard van de zaak en de omstandigheden waaronder het feit is begaan, heeft de rechtbank geoordeeld dat het persoonlijk belang van de verdachte zwaarder weegt dan het strafvorderlijk belang. De rechtbank heeft besloten de voorlopige hechtenis te schorsen onder strikte voorwaarden, waaronder het niet plegen van strafbare feiten, het verschijnen op oproepen van politie en justitie, en het meewerken aan toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De beslissing is genomen in raadkamer door mr. A. Verweij, mr. T. van den Akker en mr.dr. A. Wolthuis, in tegenwoordigheid van griffier D. Meijer.