In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van eiser, die zijn toestemming voor beveiligingswerkzaamheden had verloren. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn vergunning door de korpschef van de politie, die deze intrekking baseerde op een incident waarbij eiser betrokken was. Dit incident vond plaats op 2 juni 2019, toen eiser als beveiligingsbeambte een mobiele telefoon van een omstander schopte, wat leidde tot een vernieling. De korpschef oordeelde dat eiser niet over de benodigde betrouwbaarheid beschikte om zijn functie uit te oefenen, wat eiser betwistte. De voorzieningenrechter oordeelde dat de korpschef niet in redelijkheid kon stellen dat het gedrag van eiser een ernstige aantasting van de rechtsorde vormde. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de oorspronkelijke toestemming van eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.