ECLI:NL:RBROT:2021:2720
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over de afwikkeling van samenwoning met vorderingen tot betaling en afgifte van goederen
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil ontstaan tussen twee ex-partners over de afwikkeling van hun samenwoning. De eiseres in conventie, [naam persoon A], heeft vorderingen ingesteld tot betaling van verhuis- en herinrichtingsvergoeding, alsook tot afgifte van diverse goederen waaronder katten, kleding, sieraden en een auto. De gedaagde in conventie, [naam persoon B], heeft in reconventie vorderingen ingesteld tot betaling van geldbedragen en de afgifte van een horloge dat door [naam persoon A] zou zijn afgenomen.
De rechtbank heeft op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. In conventie zijn de vorderingen van [naam persoon A] grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering met betrekking tot de Mercedes, die is afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat [naam persoon B] binnen een week na betekening van het vonnis een bedrag van € 10.000,-- aan [naam persoon A] moet betalen voor de verhuis- en herinrichtingsvergoeding, en dat hij ook de katten en andere persoonlijke eigendommen moet afgeven. Indien hij hier niet aan voldoet, kan hij dwangsommen verbeuren.
In reconventie heeft de rechtbank de vordering van [naam persoon B] tot betaling van € 571.758,-- afgewezen en heeft [naam persoon A] de verplichting opgelegd om het horloge van het merk IWC aan [naam persoon B] af te geven. Ook hier zijn dwangsommen opgelegd voor het geval van niet-naleving. De rechtbank heeft uiteindelijk bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt, gezien de omstandigheden dat zij ex-partners zijn.