ECLI:NL:RBROT:2020:13178
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenvonnis inzake geschil over afwikkeling van samenwoning met vorderingen tot betaling en afgifte van goederen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen twee partijen die vanaf 2001 samenwoonden. De eiseres, [naam persoon A], heeft vorderingen ingesteld tegen de gedaagde, [naam persoon B], met betrekking tot de afwikkeling van hun samenwoning. De vorderingen omvatten onder andere een verhuis- en herinrichtingsvergoeding van € 10.000, alsook de afgifte van diverse persoonlijke goederen, waaronder katten, een auto, kleding en sieraden. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 2012 een samenlevingscontract hebben gesloten, waarin bepalingen zijn opgenomen over de eigendom van inboedelgoederen en de financiële verplichtingen bij ontbinding van de samenwoning.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat de vordering van [naam persoon A] tot betaling van de verhuis- en herinrichtingsvergoeding toewijsbaar is, omdat deze vergoeding is bedoeld om de vertrekkende partij te ondersteunen bij de verhuizing. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [naam persoon B] de katten heeft afgegeven aan [naam persoon A], maar dat hij nog steeds de stamboompapieren en andere toebehoren moet teruggeven. De vordering tot afgifte van de Mercedes is afgewezen, omdat [naam persoon A] onvoldoende bewijs heeft geleverd van haar eigendom. De rechtbank heeft de vordering tot afgifte van kleding en sieraden toegewezen, evenals de vordering tot afgifte van persoonlijke eigendommen met emotionele waarde. In reconventie heeft [naam persoon B] vorderingen ingesteld tegen [naam persoon A] voor de terugbetaling van geldbedragen, maar deze zijn afgewezen omdat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd. De zaak is aangehouden voor bewijslevering.