1.3.Bij brief van 11 oktober 2018 heeft de AFM [eiser] meegedeeld dat zijn handhavingsverzoek niet als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in behandeling wordt genomen, omdat de AFM in dit geval geen bevoegdheid heeft om handhavend op te treden en [eiser] niet als een belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kwalificeert.
Daarbij heeft de AFM gewezen op artikel 1:75, vierde lid, van de Wft, op grond waarvan zij naar haar mening niet bevoegd is om door middel van een aanwijzing een overeenkomst aan te tasten. Daarnaast heeft de AFM erop gewezen dat uit de wetsgeschiedenis (TK 2005-2006, 29 708, nr. 41, blz. 62-63) van artikel 1:75 van de Wft blijkt dat de zorgvuldige behandeling van cliënten niet zo ver reikt dat een individuele cliënt door een toezichthouder via een aanwijzing moet worden beschermd wanneer een persoon met wie de individuele cliënt een contractuele relatie heeft een wettelijk voorschrift heeft overtreden.
Bovendien wordt het belang van [eiser] volgens de AFM wat betreft de vermeende overtreding van artikel 4:69 van de Wft niet rechtstreeks geraakt bij inwilliging van zijn handhavingsverzoek om handhavend op te treden (in de zin van het treffen van herstelsancties dan wel punitieve sancties) jegens [de verzekeraar]. [Eiser] is immers al op de hoogte van de mogelijkheid om gebruik te maken van de in artikel 4:68 Wft omschreven procedure. Daarmee heeft [eiser] geen belang bij een eventuele herstelsanctie ten aanzien van deze norm, mocht de AFM tot de conclusie komen dat deze norm inderdaad overtreden zou zijn. Ook door een eventueel boetebesluit van de AFM wordt het belang van [eiser] niet rechtstreeks geraakt.
2. Bij het bestreden besluit heeft de AFM het tegen de brief van 11 oktober 2018 door [eiser] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat [eiser] volgens haar geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb bij zijn handhavingsverzoek, zowel voor zover dit verzoek ziet op overtreding van artikel 4:69 van de Wft als voor zover het verzoek ziet op overtreding van artikel 4:67 van de Wft.
In reactie op de stelling van [eiser] dat de AFM de bevoegdheid heeft om ten aanzien van zijn individuele overeenkomst met [de rechtsbijstandverzekeraar] een aanwijzing te geven om het recht als bedoeld in artikel 4:67 van de Wft alsnog daarin op te nemen, heeft de AFM haar standpunt gehandhaafd dat zij daartoe op grond van artikel 1:75, vierde lid, van de Wft niet bevoegd is. Daarbij heeft de AFM erop gewezen dat in de wetsgeschiedenis (TK 2005-2006, 29 708, nr. 41, blz. 62-63) van artikel 1:75 van de Wft wordt vermeld dat een aanwijzing geen gebod kan bevatten voor een financiële onderneming om overeenkomsten te (laten) wijzigen die met individuele cliënten zijn gesloten onder overtreding door de financiële onderneming van een op grond van de wet gegeven bepaling.
3. Op grond van artikel 4:67, eerste lid, van de Wft draagt een rechtsbijstand-verzekeraar er zorg voor dat in de overeenkomst inzake de rechtsbijstanddekking uitdrukkelijk wordt bepaald dat het de verzekerde vrij staat een advocaat of een andere rechtens bevoegde deskundige te kiezen:
a. om zijn belangen in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen; of
b. indien zich een belangenconflict voordoet.
Op grond van artikel 4:68, eerste lid, van de Wft draagt een rechtsbijstandverzekeraar er zorg voor dat in de overeenkomst inzake de rechtsbijstanddekking uitdrukkelijk wordt voorzien in een scheidsrechterlijke procedure of een andere procedure die met een scheidsrechterlijke procedure vergelijkbare garanties inzake objectiviteit biedt, teneinde te bepalen welke gedragslijn er bij verschil van mening tussen de verzekeraar onderscheidenlijk het juridisch zelfstandig schaderegelingkantoor en de verzekerde zal worden gevolgd voor de regeling van het geschil waarvoor een beroep op de rechtsbijstandverzekering wordt gedaan.
Op grond van artikel 4:69, eerste lid, van de Wft draagt een rechtsbijstandverzekeraar er zorg voor dat telkens wanneer zich een belangenconflict voordoet of er een verschil van mening bestaat over de regeling van het geschil de verzekerde op de hoogte wordt gebracht van het in artikel 4:67 bedoelde recht of van de mogelijkheid gebruik te maken van de in artikel 4:68 bedoelde procedure.
4. [ Eiser] betoogt dat de AFM zijn handhavingsverzoek ten onrechte niet in behandeling heeft genomen. Volgens [eiser] is hij wel belanghebbende bij zijn handhavingsverzoek en is de AFM wel degelijk bevoegd tot handhavend optreden.