Op 23 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van mensensmokkel. De zaak betreft een incident dat zich voordeed op 3 januari 2015, waarbij de verdachte samen met medeverdachten een persoon met de Somalische nationaliteit van Nederland naar Engeland heeft geprobeerd te vervoeren. De officier van justitie eiste een taakstraf, maar de verdediging voerde aan dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel de redelijke termijn was overschreden, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel, maar legde geen straf of maatregel op, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan mee in haar beslissing.