ECLI:NL:RBROT:2021:2238

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
C/10/613867 / JE RK 21-473
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht op 23 februari 2021. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, waren de moeder, de vader, een vertegenwoordigster van de Raad en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig.

De Raad heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van negen maanden, vanwege zorgen over de relatie tussen de ouders en de gemoedstoestand van de moeder. Ondanks deze zorgen zijn er geen kindsignalen bij [naam kind] aanwezig. De GI heeft aangegeven dat [naam kind] zich goed ontwikkelt en dat er geen noodzaak is voor een ondertoezichtstelling, aangezien de ouders zelf hulp hebben gezocht en gestart zijn met mediation.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedingsomgeving van [naam kind], maar dat deze niet zodanig ernstig zijn dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De ouders hebben protectieve factoren en staan open voor hulpverlening. Gelet op de adequate ontwikkeling van [naam kind] en de positieve ontwikkelingen van de ouders, heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021 door mr. A.C. Enkelaar, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/613867 / JE RK 21-473
datum uitspraak: 9 maart 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2017 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van
23 februari 2021, ingekomen bij de griffie op 23 februari 2021.
Op 9 maart 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. W. van der Voet,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1],
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoekDe Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van negen maanden.

De Raad heeft zich tijdens tijdens de mondelinge behandeling gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. Er zijn zorgen over de relatie tussen de ouders en de gemoedstoestand van de moeder. Daarnaast zijn er zorgen met betrekking tot de draagkracht van de moeder en de uitkomst van het onderzoek van het Kennis- en Servicecentrum voor Diagnostiek (hierna: KSCD) naar het perspectief van de oudste twee kinderen van de moeder. Ondanks deze zorgen zijn er geen kindsignalen bij [naam kind] aanwezig.

De standpunten

De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren gebracht. [naam kind] is een sociaal meisje en ontwikkelt zich zowel op het kinderdagverblijf als thuis goed. Afgelopen zomer waren er zorgen over de opvoedingssituatie. De ouders hebben echter zelf hulp gevraagd en zij zijn gestart met mediation. Er worden geen kindsignalen bij [naam kind] gezien waardoor het lastig zal zijn om een ondertoezichtstelling uit te voeren. Verwacht wordt dat de ondertoezichtstelling geen meerwaarde zal hebben, maar slechts zal zorgen voor meer frustratie en stress bij de moeder.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De noodzaak voor een ondertoezichtstelling ontbreekt. Er worden geen concrete zorgen met betrekking tot de ontwikkeling van [naam kind] genoemd. Zij ontwikkelt zich goed en vertoont geen kindsignalen. De zorgen die genoemd worden zijn gelegen het verleden. De ouders hebben echter een positieve ontwikkeling laten zien. Op één incident na heeft er geen huiselijk geweld plaatsgevonden. Daarnaast zijn de ouders gestart met mediation om de onderlinge communicatie te verbeteren. Verder is de moeder aangemeld bij de GGZ en volgt de vader al voor langere tijd behandelingen bij de Waag. De Raad maakt zich zorgen over de draagkracht van de moeder als het besluit van het KSCD-onderzoek zal vallen. Een ondertoezichtstelling is daarvoor echter niet noodzakelijk. Daarnaast is er voldoende toezicht vanuit andere hulpverlenende instanties.
De vader heeft zich tijdens de mondelinge behandeling aangesloten bij het standpunt van de moeder.

De beoordeling

De kinderrechter kan, samengevat, een minderjarige onder toezicht stellen indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er zorgen zijn over de opvoedingsomgeving waarin [naam kind] opgroeit. Er zijn al langere tijd zorgen over de onderlinge relatie tussen de ouders waarbij sprake is geweest van instabiliteit en onrust. Daarnaast zijn er zorgen met betrekking tot de draagkracht van de moeder. Er hebben meerdere ingrijpende gebeurtenissen in haar leven plaatsgevonden, waarbij met name de uithuisplaatsing van de oudste twee kinderen van de moeder veel weerslag heeft op de moeder en het gezin. Er zijn zorgen over de gemoedstoestand van de moeder wanneer de uitkomst van het KSCD-onderzoek met betrekking tot het perspectief van de oudste twee kinderen zal vallen.
Er zijn echter geen directe zorgen over de ontwikkeling van [naam kind]. Zij ontwikkelt zich goed op school en er zijn geen kindsignalen aanwezig. Daarnaast komen er ten aanzien van de ouders protectieve factoren naar voren. De vader volgt behandeling bij de Waag, de moeder is aangemeld bij de GGZ en zij zijn gestart met mediation om de onderlinge communicatie te verbeteren. De ouders staan open voor hulpverlening en er is zicht in de opvoedingssituatie van [naam kind]. Gelet op deze omstandigheden en de adequate ontwikkeling van [naam kind] is de kinderrechter van oordeel dat geen sprake is van een zodanige ernstige ontwikkelingsbedreiging dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter verwacht dat indien er in de komende periode hulpverlening voor [naam kind] nodig is, de ouders in staat zijn de hulp zelf te kunnen realiseren.
Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom het verzoek om [naam kind] onder toezicht te stellen afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek tot ondertoezichtstelling af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021 door mr. A.C. Enkelaar, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 maart 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.