ECLI:NL:RBROT:2021:2187

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
8247555 CV EXPL 20-321
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige huur en ontbinding van overeenkomst met betrekking tot multifunctionele printer

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap [eiseres] en Rhenus Partnership B.V. De eiseres vorderde betaling van achterstallige huur en andere vergoedingen in verband met een huur/onderhoudsovereenkomst voor een multifunctionele printer. De overeenkomst was aangegaan op 1 juli 2015 en had een looptijd van 60 maanden. Rhenus had de verplichting om een maandelijkse vergoeding van € 402,95 te betalen, maar heeft verschillende facturen onbetaald gelaten. De eiseres heeft Rhenus in rechte betrokken, waarbij zij aanspraak maakte op de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten.

Rhenus heeft de vordering betwist en een beroep gedaan op vernietiging van de overeenkomst op grond van bedrog en dwaling, stellende dat de vertegenwoordiger [naam 2] niet beschikte over een toereikende vertegenwoordigingsbevoegdheid. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid was gewekt, waardoor Rhenus aan de overeenkomst gebonden bleef. Het beroep op bedrog en dwaling werd verworpen, omdat Rhenus niet voldoende onderbouwde dat er sprake was van onjuiste mededelingen door [eiseres].

De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de kosten van de procedure. Rhenus werd veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8247555 CV EXPL 20-321
uitspraak: 12 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres]tevens handelend onder de naam
[handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders,
tegen
de besloten vennootschap
Rhenus Partnership B.V.
gevestigd te Ridderkerk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. ing. H.W. ten Katen,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘Rhenus’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 20 december 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie met producties;
  • het tussenvonnis van 24 februari 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald, die vanwege het Corona-virus echter geen doorgang heeft gevonden;
  • de conclusie van repliek in conventie, tevens van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie tevens van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[eiseres] en Rhenus zijn per 1 juli 2015 een huur/onderhoudsovereenkomst aangegaan met betrekking tot de huur van een multifunctionele printer/kopieermachine. Rhenus was hiervoor aan [eiseres] een maandelijkse vergoeding verschuldigd van € 402,95 en een vergoeding voor eventuele meerafdrukken. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van 60 maanden. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing verklaard.
2.2
In een e-mail van 17 december 2017 schrijft [eiseres] aan [naam 1] (hierna: ‘ [naam 1] ’) van Rhenus - voor zover hier van belang -
“(…) Beste [naam 1] ,
Bedankt voor het belletje, we zijn blij dat jullie de overeenkomst laten doorlopen.
We willen jullie graag iets aanbieden op basis van onze jarenlange samenwerking:
  • Nieuw toestel Konica Minolta CP22221 voor nieuwe locatie
  • Geen verhuis of afleverkosten zullen we gratis verzorgen
  • Korting op maandelijkse printkosten
Periode zal jaar langer zijn als huidige looptijd als enige tegemoetkoming
In bijlage document ter bevestiging, graag ontvang ik deze digitaal ondertekend retour zodat ik alles logistiek in gang kan zetten. (…)”
2.3
Op 19 december 2017 schrijft [naam 1] per e-mail aan [eiseres]:
“Goedemorgen,
In de bijlage de overeenkomst met ondertekening voor akkoord van onze Office Manager [naam 2]
. Ons nieuwe adres, waar wij ons per 12/01/18 gaan vestigen, is: [adres]
.
Mocht u nog op of aanmerkingen hebben dan horen wij dit graag.”
2.4
De door [naam 2] op 2 januari 2018 ondertekende huur/onderhoudsovereenkomst tussen [eiseres] en Rhenus met betrekking tot een ‘CP22221 Ecoline’ heeft een ingangsdatum van
1 februari 2018 en een looptijd van 20 kwartalen. De overeenkomst vermeldt een all-in vergoeding bedraagt € 485,- per maand en ‘2.250 tellertikken zwart’ per maand en ‘835 tellertikken kleur’. In de overeenkomst staat dat bij een substantiële toename van het aantal tellertikken het aantal tellertikken voor de resterende overeenkomstduur evenredig zal worden opgehoogd. Verder bepaalt de overeenkomst dat facturering van het all-in bedrag per 3 maanden vooraf geschiedt en dat eventuele ‘meertellertikken’ aanvullend per 6 maanden in rekening worden gebracht op basis van nacalculatie. In de overeenkomst staat voorts dat de huidige overeenkomst komt te vervallen. De overeenkomst vermeldt tot slot dat hierop de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing zijn, welke zijn afgedrukt op de achterzijde.
2.5
[eiseres] heeft aan Rhenus facturen gestuurd. Renus heeft ondanks aanmaning enkele facturen onbetaald gelaten:
- factuurnummer 19014705 met factuurdatum 1 oktober 2019;
- factuurnummer 20001439 met factuurdatum 16 januari 2020;
- factuurnummer 20002897 met factuurdatum 3 februari 2020;
- factuurnummer 20004667 met factuurdatum 2 april 2020.

3..Het geschil in conventie

3.1
[eiseres] heeft (na wijziging van eis) - kort samengevat - gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Rhenus te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen
Primair
a. a) € 7.489,28 aan hoofdsom, rente tot en met juni 2020 en incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW over een bedrag van € 7.120,80 gerekend vanaf 1 juli 2020 tot aan de dag van volledige voldoening;
b) € 2.363,20 per kwartaal, te vermeerderen met eventuele tussentijdse
contractuele verhogingen vanaf 1 juli 2020 tot de datum waarop de overeenkomst zal eindigen, de termijnen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf de eerste van de betreffende periode tot aan de dag van volledige voldoening;
Subsidiair
a. a) € 11.286,60 aan hoofdsom, rente en incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW over dit bedrag gerekend vanaf 1 juli 2020 tot aan de dag van volledige voldoening;
b) € 402,95 per maand vanaf 1 juli 2020, te vermeerderen met eventuele
tussentijdse contractuele verhogingen vanaf 1 januari 2021 tot de datum waarop de overeenkomst zal eindigen, de termijnen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf de eerste van de betreffende periode tot aan de dag van volledige voldoening;
c) € 402,95 per maand aan huur- dan wel gebruiks-/dan wel schadevergoeding vanaf 1 juli 2020, te vermeerderen met eventuele verhogingen vanaf 1 januari 2021, zolang Rhenus de in de overeenkomst met [eiseres] van 1 juli 2015 genoemde kopieermachine onder zich houdt, te vermeerderen de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf de eerste van de betreffende periode tot de dag der algehele voldoening;
primair en subsidiair
d) met veroordeling van Rhenus in de kosten van deze procedure.
3.2
Aan de vordering heeft [eiseres] - kort samengevat en zover thans van belang - ten grondslag gelegd nakoming van de (betalings)verplichtingen voortvloeiend uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Omdat Rhenus is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen maakt [eiseres] aanspraak op de overeengekomen wettelijke handelsrente, dan wel de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW. Voorts maakt [eiseres] op grond van artikel 6:96 BW aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
3.3
Rhenus heeft de vordering betwist en geconcludeerd tot afwijzing.

4..Het geschil in reconventie

4.1
Rhenus heeft - samengevat - gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat [verweerster] bij vonnis wordt veroordeeld aan Rhenus te betalen een bedrag van € 18.023,36, met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2
Aan de vordering heeft Rhenus – kort samengevat – het volgende ten grondslag gelegd.
Rhenus is niet gebonden aan de overeenkomst met [verweerster] omdat [naam 2] niet beschikte over een toereikende vertegenwoordigingsbevoegdheid. Subsidiair, als Rhenus wel is gebonden aan de overeenkomst dan wordt een beroep gedaan op vernietiging van de overeenkomst omdat deze tot stand is gekomen onder invloed van dwaling dan wel bedrog. Meer subsidiair doet Rhenus een beroep op ontbinding van de overeenkomst. Door geen nieuwe machine te leveren is [verweerster] tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Rhenus. De betalingen aan [verweerster] zijn vanwege het voorgaande onverschuldigd.
4.3
[verweerster] heeft de vordering betwist en geconcludeerd tot afwijzing.
4.4
Op de standpunten van partijen, in conventie en in reconventie, wordt - voor zover voor de beoordeling van belang - hieronder nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie en in reconventie

Overeenkomst tot stand gekomen?
5.1
Rhenus en [eiseres] twisten over de vraag of [naam 2] , gelet op de door Rhenus aan hem gegeven vertegenwoordigingsbevoegdheid, bevoegd was tot het aangaan van de overeenkomst met [eiseres]. Voor het geval de volmacht van [naam 2] ontoereikend zou zijn, stelt [eiseres] zich op het standpunt dat de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt als bedoeld in artikel 3:61 lid 2 BW.
5.2
Naar het oordeel van de kantonrechter kan de discussie over de vraag of [naam 2] beschikte over een toereikende volmacht voor het aangaan van de overeenkomst in het midden blijven. Immers, ook indien wordt aangenomen dat de volmacht van [naam 2] niet toereikend was, is Rhenus aan de overeenkomst gebonden vanwege het volgende.
5.3
Op grond van artikel 3:61 lid 2 BW is een (pseudo) volmachtgever (Rhenus) aan de overeenkomst gebonden indien de wederpartij ([eiseres]) op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de pseudo volmachtgever (Rhenus) komen en waaruit de wederpartij ([eiseres]) naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan afleiden. Een (pseudo) volmachtgever raakt niet gebonden als het tegenover de wederpartij gewekte vertrouwen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen of gedragingen van de (pseudo) gevolmachtigde aangezien ook feiten of omstandigheden dienen komen vast te staan die de (pseudo) volmachtgever betreffen en die rechtvaardigen dat laatstgenoemde in zijn verhouding tot de wederpartij het risico van de onbevoegde vertegenwoordiging draagt. De schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan ook berusten op feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na de totstandkoming van de betrokken rechtshandeling (zie HR 12 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9429, en HR 24 april 2015, NJ 2015/221 (Hamers/Gemeente Dronten).
5.4
Vaststaat dat tussen partijen al sinds juli 2015 een overeenkomst bestond op grond waarvan [eiseres] aan Rhenus een printer-/kopieermachine verhuurde waarvoor Rhenus een maandelijkse vergoeding betaalde van € 402,95 per maand. Deze overeenkomst was gesloten voor een periode van 5 jaar. Ook staat vast dat [naam 2] in december 2017 aan [eiseres] een voorstel heeft gedaan voor tussentijdse afkoop van dit contract. Volgens Rhenus heeft [naam 2] hierover voorafgaand overleg gepleegd met de directie van Rhenus, zodat [naam 2] kennelijk bevoegd was dit verzoek te doen. Daarop heeft [eiseres] [naam 2] medegedeeld dat de afkoop per
1 januari 2018 € 14.708,70 zou bedragen. Vervolgens heeft [naam 2] aan [eiseres] laten weten dat hij de machine wilde behouden in het nieuwe pand, middels een nieuwe overeenkomst. Hierop heeft [eiseres] aan Rhenus een voorstel gedaan dat erop neerkwam dat het contract niet zou worden afgekocht, maar vervangen door een nieuw contract met een looptijd van 5 jaar, waarbij op de nieuwe locatie van Rhenus een nieuwe machine zou worden geleverd. Hiermee is [naam 2] namens Rhenus akkoord gegaan. [eiseres] heeft vervolgens de oude machine bij Rhenus opgehaald en een andere machine geleverd. Rhenus heeft hiertegen niet geprotesteerd. Rhenus heeft de machine in gebruik genomen en heeft meerdere kwartaaltermijnen betaald. Pas anderhalf jaar later heeft Rhenus zich op het standpunt gesteld dat [naam 2] niet bevoegd was om namens Rhenus de overeenkomst aan te gaan.
5.5
Tegenover de stelling van [eiseres] waaruit de in artikel 3:61 lid 2 BW bedoelde schijn kan worden afgeleid, heeft Rhenus nagelaten gemotiveerd te onderbouwen dat [eiseres] concrete aanknopingspunten had om te vermoeden dat [naam 2] geen toereikende volmacht had om de nieuwe overeenkomst namens Rhenus te sluiten. De enkele omstandigheid dat de beperkte volmacht van [naam 2] in het Handelsregister is gepubliceerd, is daarvoor onvoldoende. De onderzoeksplicht van [eiseres] gaat niet zover dat zij, zonder dat er aanleiding bestond te twijfelen aan de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [naam 2] , het Handelsregister had moeten controleren. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat de nieuwe overeenkomst naar zijn inhoud niet heel erg afwijkt van de oorspronkelijke in 2015 tussen partijen gesloten overeenkomst. De omstandigheid dat Rhenus, zoals zij heeft betoogd, de facturen betaalde zonder na te gaan welke overeenkomst hieraan ten grondslag lag, is een omstandigheid die in haar risicosfeer ligt. De kantonrechter is met [eiseres] van oordeel dat in deze omstandigheden de schijn van vertegenwoordiging is gewekt en dat [eiseres] redelijkerwijze mocht aannemen dat [naam 2] bevoegd was om namens Rhenus de overeenkomst te sluiten.
5.6
De conclusie van het voorgaande is dat Rhenus aan de overeenkomst met [eiseres] wordt geacht te zijn gebonden.
Vernietiging overeenkomst?
5.7
Rhenus voert als verweer dat de overeenkomst vernietigbaar is op grond van bedrog en/of dwaling. Rhenus stelt dat de overeenkomst een all-in bedrag vermeldt, terwijl in werkelijkheid nog aanvullende bedragen aan onderhoudskosten in rekening worden gebracht. Bovendien heeft [eiseres] toegezegd dat een nieuwe machine zou worden geleverd, terwijl zij een machine uit 2008 heeft geleverd met een aanzienlijk aantal tikken op de teller. Er is derhalve sprake van bedrog dan wel dwaling ten aanzien van de verschuldigde bedragen en het kwaliteitsniveau van de machine. [eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van bedrog of dwaling.
5.8
Van bedrog is sprake indien iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep. Aanprijzingen in algemene bewoordingen, ook al zijn ze onwaar, leveren op zichzelf geen bedrog op.
5.9
Rhenus stelt dat sprake is van bedrog maar heeft geen, althans onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat [eiseres] opzettelijk enige onjuiste mededeling heeft gedaan of heeft verzwegen, als bedoeld in artikel 3:44 BW. Rhenus stelt wel dat [eiseres] bewust heeft doen voorkomen alsof er een nieuwe machine zou worden geleverd, terwijl er in werkelijkheid een gebruikte is geleverd, maar zij onderbouwt dit niet, terwijl dit gelet op de betwisting door [eiseres] wel op haar weg had gelegen. Ook is niet gesteld of gebleken dat [eiseres] Rhenus heeft bewogen tot het aangaan van de overeenkomst. De stelling van Rhenus dat sprake is van bedrog wordt daarom als onvoldoende onderbouwd verworpen.
5.1
Rhenus heeft een beroep gedaan op artikel 6:228 BW (dwaling), zonder daarbij aan te geven op welk onderdeel of welke onderdelen van lid 1 zij het oog heeft. De kantonrechter begrijpt dat Rhenus een beroep doet op artikel 6:228 lid 1 onder a BW. Voor een geslaagd beroep hierop is onder meer vereist dat sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken, welke is te wijten aan een onjuiste mededeling van de wederpartij. De stelplicht en bewijslast hiervan ligt op Rhenus. [eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken. Er is volgens [eiseres] in het geheel geen sprake van dwaling. Volgens [eiseres] is afgesproken dat een ‘jonge machine’ geleverd zou worden. De geleverde machine voldoet daaraan, aldus [eiseres]. Het betreft een machine uit 2012 met nieuwe onderdelen en een beginstand bij levering van ongeveer 75.038 zwart-wit afdrukken en 75.470 kleurafdrukken. Dat is een fractie van de totale levensduur van 1,8 miljoen tikken, aldus [eiseres]. Rhenus heeft de gestelde beginstanden van de machine niet betwist. Wel betwist Rhenus dat de machine een levensduur heeft van 1,8 miljoen afdrukken. In reactie daarop heeft [eiseres] ter onderbouwing gewezen op de door Rhenus zelf overgelegde offerte van een vergelijkbare machine waarover eveneens een levensduur van 1,8 miljoen afdrukken staat vermeld. Rhenus heeft hier niets tegen ingebracht, zodat ten aanzien van de geleverde machine van [eiseres] wordt uitgegaan van een levensduur van 1,8 miljoen afdrukken. Naar het oordeel van de kantonrechter voldoet de machine daarom aan wat partijen hebben afgesproken. [eiseres] kan daarom worden gevolgd in haar standpunt dat een beginstand van ongeveer 150.000 afdrukken (zwart-wit en kleur) uitgaande van een levensduur van 1,8 miljoen afdrukken, zeer gering is en dat de machine daarmee als nieuw kan worden beschouwd, mede in aanmerking genomen dat niet weersproken is dat de machine nieuwe onderdelen bevat. Gelet hierop kan niet worden geconcludeerd dat [eiseres] ten aanzien van het kwaliteitsniveau van de machine een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven.
5.11
Het beroep op dwaling ten aanzien van de verschuldigde kosten voor de machine wordt evenmin gehonoreerd. Rhenus stelt dat zij een onjuiste voorstelling van zaken heeft gehad omdat in de overeenkomst een vast maandelijks all-in bedrag staat vermeld terwijl [eiseres] daarnaast in werkelijkheid ook nog onderhoudskosten in rekening brengt. Bovendien rekent [eiseres] veel hogere bedragen dan andere aanbieders van vergelijkbare machines. [eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van een onjuiste voorstelling van zaken. De kantonrechter volgt [eiseres] hierin. In de overeenkomst is bepaald dat een vast maandelijks voorschotbedrag in rekening wordt gebracht op basis van een bepaald aantal afdrukken en dat daarnaast eventuele ‘meertellertikken’ aanvullend in rekening worden gebracht. [eiseres] heeft toegelicht dat de extra in rekening gebrachte bedragen die op de factuur staan vermeld onder de noemer ‘onderhoud’ de kosten zijn die betrekking hebben op deze meertellertikken ‘kleur’. [eiseres] heeft in dat verband gesteld dat zij volgens de overeenkomst in geval van een substantiële toename van het aantal tellertikken het volume kan verhogen voor de resterende duur van het contract. Op basis van het verbruik van Rhenus heeft [eiseres] het aantal tellertikken verhoogd van zwart-wit 2250 naar 2292 en kleur van 835 naar 1391 afdrukken per maand. Rhenus heeft de gestelde aantallen afdrukken niet betwist en heeft hier ook overigens niets tegen ingebracht. [eiseres] heeft voorts betoogd - hetgeen door Rhenus ook niet, althans onvoldoende gemotiveerd is weersproken - dat de wijze van factureren hetzelfde is als onder het vorige contract en dat Rhenus hiermee ook bekend was. De door Rhenus aangevoerde omstandigheid dat - zoals Rhenus stelt - andere aanbieders mogelijk lagere kosten rekenen, kan er niet toe leiden dat Rhenus zich ten aanzien van [eiseres] kan beroepen op dwaling.
5.12
De conclusie is dat het beroep van Rhenus op vernietiging van de overeenkomst op grond van bedrog dan wel dwaling wordt verworpen.
Ontbinding overeenkomst?
5.13
Het door Rhenus gedane beroep op ontbinding van de overeenkomst wordt eveneens afgewezen. De door Rhenus gestelde feiten en omstandigheden kunnen, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, niet leiden tot de conclusie dat [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst die een ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt als bedoeld in artikel 6:265 BW.
5.14
De conclusie is dat het bij wijze van verweer door Rhenus gedane beroep op vernietiging dan wel ontbinding van de overeenkomst niet slaagt. Dit betekent dat de door [eiseres] gevorderde hoofdsom aan achterstallige betalingen toewijsbaar is. Ten aanzien van de gevorderde veroordeling tot betaling van de toekomstige vergoedingen wordt het volgende overwogen. [eiseres] heeft gesteld dat zij goede gronden heeft om aan te nemen dat Rhenus zal tekortschieten in de nakoming van haar lopende betalingsverplichtingen. Rhenus heeft dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. De vordering is daarom eveneens toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.15
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Rente
5.16
[eiseres] maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW. De overeenkomst tussen [eiseres] en Rhenus is een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. Er is voldaan aan de vereisten van artikel 6:119a BW. De betalingstermijn van de facturen is verstreken. Verzuim is niet nodig. De rente is toewijsbaar vanaf 30 dagen na de factuurdata tot aan de dag van volledige betaling.
Vordering in reconventie
5.17
Omdat het beroep op vernietiging dan wel ontbinding niet slaagt, is er ook geen sprake van onverschuldigde betaling door Rhenus aan [eiseres]. De reconventionele vorderingen van Rhenus worden daarom afgewezen.
Proceskosten in conventie en in reconventie
5.18
Rhenus zal zowel in conventie als in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. De proceskosten in conventie worden begroot op € 81,83 aan dagvaardingskosten, € 499,- aan griffierecht en € 960,- (2 punten maal € 480,-). De proceskosten in reconventie worden begroot op € 360,- (1 punt maal
€ 360,-).

6..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
veroordeelt Rhenus tot betaling aan [eiseres] van € 7.489,28 aan hoofdsom, wettelijke rente tot en met juni 2020 en incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW over een bedrag van € 7.120,80 gerekend vanaf 1 juli 2020 tot aan de dag van volledige voldoening;
veroordeelt Rhenus tot betaling aan [eiseres] van € 2.231,56 per kwartaal te vermeerderen met eventuele tussentijdse contractuele verhogingen, vanaf 1 juli 2020 tot de datum waarop de overeenkomst rechtsgeldig zal eindigen, de termijnen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW vanaf 30 dagen na de factuurdata tot aan de dag van volledige voldoening;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
in conventie en in reconventie
veroordeelt Rhenus in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] vastgesteld op € 580,83 aan verschotten en € 1.440,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34650