ECLI:NL:HR:2001:AA9429
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Vertegenwoordiging en totstandkoming van een overeenkomst in het civiele recht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 januari 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] en [verweerster]. De zaak betreft een geschil over de totstandkoming van een overeenkomst tussen beide partijen, waarbij [verweerster] een 25 tons aluminium bulkoplegger zou leveren aan [eiseres]. De onderhandelingen vonden plaats in 1992, maar de overeenkomst werd niet ondertekend door [eiseres]. [Verweerster] heeft de bulkoplegger gebouwd en een factuur gestuurd, maar [eiseres] heeft deze niet betaald en de oplegger niet afgenomen. [Verweerster] heeft vervolgens de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden en de oplegger aan een derde verkocht.
De Rechtbank te Arnhem heeft in eerste instantie [eiseres] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan [verweerster]. [Eiseres] heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Arnhem, dat de eerdere vonnissen heeft bekrachtigd. [Eiseres] heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, die de zaak heeft beoordeeld op de rechtsvragen omtrent de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [betrokkene A], die namens [eiseres] zou hebben onderhandeld.
De Hoge Raad oordeelde dat [verweerster] in redelijkheid mocht aannemen dat [betrokkene A] bevoegd was om de overeenkomst te sluiten, ondanks de beperking van zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid zoals vermeld in het handelsregister. Het Hof had terecht geoordeeld dat [eiseres] door haar stilzwijgen en het niet onmiddellijk reageren op de opdrachtbevestiging de schijn van bekrachtiging had gewekt. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en veroordeelde [eiseres] in de proceskosten.