Op 15 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. E.B. van den Ouden, een verzoek indiende om herstel van kadastrale gegevens op basis van artikel 7t van de Kadasterwet. Eiser betoogde dat er sprake was van een kennelijke misslag in de basisregistratie kadaster, omdat de zuidelijke grens van zijn perceel niet correct was ingemeten. Eiser had in 1991 een deel van zijn perceel verkocht en stelde dat de grens tussen het verkochte deel en het achterblijvende gedeelte niet goed was vastgelegd. Verweerder, de bewaarder van het kadaster, had het verzoek van eiser afgewezen, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.
Tijdens de zitting op 27 januari 2021 werd het standpunt van eiser besproken, waarbij hij stelde dat de kadastrale kaart niet overeenkwam met de feitelijke situatie. De rechtbank overwoog dat de gegevens op de kadastrale kaart overeenkwamen met de gegevens in het relaas van bevindingen, en dat er geen sprake was van een kennelijke misslag. De rechtbank benadrukte dat de bedoeling van partijen bij de aanwijs niet relevant was voor de beoordeling van de zaak, en dat de rechtszekerheid voorop staat. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van eiser terecht was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak werd gedaan door mr. J. Fransen, in aanwezigheid van griffier mr. Y.F.J. Fransen, en werd openbaar uitgesproken op 15 maart 2021. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending.