BIJLAGE
Reglement dienst hoofd- en lokaalspoorwegen, zoals geldend op 31 december 2004
Artikel 49 Gebruik van buitenlands rollend materieel
Rollend materieel behorend tot of opgenomen in het materieelpark van buitenlandse spoorwegdiensten mag op de spoorwegen hier te lande worden gebruikt, zonder dat de bepalingen van dit reglement, het onderzoek van rollend materieel betreffende, worden toegepast, mits:
a. dat rollend materieel, wat de algemene inrichting en de hoofdafmetingen betreft, niet meer afwijkt van de voorschriften van dit reglement dan zonder bezwaar voor de veiligheid kan worden toegelaten;
b. het uiterlijk aanzien geen twijfel laat aangaande de deugdelijkheid en de goede staat van onderhoud;
c. de rijtuigen en het voor vervoer van personen bestemde gedeelte van de treinstellen inwendig zindelijk onderhouden en niet minder goed ingericht zijn dan op de spoorwegen hier te lande gebruikelijk.
1. Het is verboden een spoorvoertuig, voor gebruik op de hoofdspoorweginfrastructuur of een gedeelte daarvan, in de handel te brengen waarvoor geen voertuigvergunning is verleend door het Europees Spoorwegbureau of Onze Minister.
1. Het is verboden gebruik te maken van de hoofdspoorweginfrastructuur met een spoorvoertuig:
a. zonder een voor het desbetreffende gedeelte van de hoofdspoorweginfrastructuur geldige voertuigvergunning als bedoeld in artikel 26k, eerste lid,
b. dat niet staat ingeschreven in het door Onze Minister gehouden voertuigregister, bedoeld in artikel 26aa, eerste lid, het voertuigregister van een andere lidstaat of het Europees voertuigregister, en
c. waarop geen Europees voertuignummer is aangebracht.
1. Onze Minister houdt een voertuigregister en draagt, op aanvraag, zorg voor de inschrijving in dit register van spoorvoertuigen waarvoor een voertuigvergunning is verleend met een gebruiksgebied dat de hoofdspoorweginfrastructuur betreft, tenzij het desbetreffende spoorvoertuig reeds in een register van een andere lidstaat of het Europees voertuigregister is ingeschreven.
Artikel 122a
Artikel 26q, eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op een spoorvoertuig dat:
a. op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk 2a in overeenstemming met de op 31 december 2004 geldende voorschriften kon worden gebruikt op een hoofdspoorweg;
Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie
Artikel 54
Overgangsregeling voor het gebruik van voertuigen
1. Onverminderd lid 4 van dit artikel zijn de bepalingen van hoofdstuk V van Richtlijn 2008/57/EG van toepassing op voertuigen waarvoor tussen 15 juni 2016 en 16 juni 2019 een vergunning moet worden afgegeven.
2. Vergunningen voor de indienststelling van voertuigen die op grond van lid 1 zijn afgegeven, en alle andere vergunningen die nog voor 15 juni 2016 zijn afgegeven, met inbegrip van vergunningen die in het kader van internationale overeenkomsten, met name het RIC (Regolamento Internazionale Carrozze) en het RIV (Regolamento Internazionale Veicoli), zijn verleend, blijven geldig overeenkomstig de voorwaarden waaronder de vergunningen zijn verleend.
3. Voertuigen waarvoor overeenkomstig de leden 1 en 2 een vergunning voor indienststelling is afgegeven, ontvangen een nieuwe voertuigvergunning voor het in de handel brengen met het oog op de exploitatie op een of meer netwerken waarvoor hun vergunning nog niet geldt. Op het in de handel brengen op deze bijkomende netwerken is artikel 21 van toepassing.
4. Uiterlijk met ingang van 16 juni 2019 voert het Bureau voert de vergunningstaken uit hoofde van de artikelen 21 en 24 en de in artikel 19 bedoelde taken uit wat betreft gebruiksgebieden in de lidstaten die het Bureau en de Commissie niet in kennis hebben gesteld overeenkomstig artikel 57, lid 2. In afwijking van de artikelen 21 en 24 kunnen nationale veiligheidsinstanties van de lidstaten die het Bureau en de Commissie op grond van artikel 57, lid 2, in kennis hebben gesteld, tot en met 16 juni 2020 vergunningen blijven afgeven overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG.