In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en huurders over de afwikkeling van een huurovereenkomst. De verhuurder, aangeduid als [eiser], had de huurders, aangeduid als [gedaagden], aangesproken op een bedrag van € 3.096,83, bestaande uit huurachterstand, schoonmaak- en opruimkosten, en schadevergoeding voor ontbrekende en beschadigde goederen. De huurders waren niet verschenen op de zitting en hebben de vordering niet betwist, behalve voor de boete die was opgenomen in de algemene huurvoorwaarden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurders een huurachterstand van € 1.138,- niet hebben betwist en heeft deze vordering toegewezen. Ook de schoonmaak- en opruimkosten zijn toegewezen, evenals de schadevergoeding voor het bankje op het balkon. Echter, de kantonrechter heeft het boetebeding uit de algemene huurvoorwaarden, dat een boete van € 25,- per dag oplegde voor elke verplichting die niet werd nagekomen, als onredelijk bezwarend beoordeeld. Dit boetebeding is niet bindend verklaard, omdat het in strijd is met de Richtlijn oneerlijke bedingen.
Uiteindelijk zijn de gedaagden veroordeeld om een totaalbedrag van € 1.336,83 te betalen aan de eiser, verminderd met de waarborgsom van € 840,-. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft de wettelijke rente toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf 2 juni 2020 tot aan de dag van algehele voldoening. Dit vonnis is uitgesproken door mr. dr. P.G.J. van den Berg.