Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummer rechtbank : 7313244 \ RL EXPL 18-24434
Arrest van 24 november 2020
[appellant],
de Stichting Arcade Mensen en Wonen,
Onderhuur
Ruimte 1 is de woonkamer. Hier slapen [betrokkene 2] en [betrokkene 3]. Er staat een tweepersoonsbed.
alleruimten in zijn woning als slaapvertrekken (met volwaardige bedden) moesten worden ingericht. Hij heeft ook niet verklaard hoe hij met zijn koffiehuis-vriend direct op één avond alle ruimten van bedden heeft kunnen voorzien en wat hij met zijn eigen inrichting (meubels) heeft gedaan. Enige verklaring daarover had in de rede gelegen, omdat de door Arcade overgelegde foto’s bij het bezoekverslag geen makkelijk verplaatsbare (lucht-)bedden of slaapbanken tonen, maar vaste één- en tweepersoons (matras-)bedden, met passend beddengoed, en op de foto’s ook geen opzijgeschoven grote meubels staan (zoals bijvoorbeeld een eettafel met stoelen, kledingkast, werktafel of grote wandkast).
nietde tweede nacht dat de Bulgaren in zijn woning sliepen.
één of twee nachtjesbij [appellant] mochten
slapenen dat [appellant] erop vertrouwde dat zij alleen een slaapplek voor twee nachtjes nodig hadden. In de overgelegde schriftelijke verklaring staat dat, toen [betrokkene 1] werd voorgesteld aan [appellant], [appellant] is gevraagd om [betrokkene 1] en zijn familie
voor een weekin de woning te laten
wonen totdat zij hun huis vinden.
Het hof passeert daarom het aanbod van [appellant] om door [betrokkene 1] als getuige het twee nachtjes logeren te laten bewijzen.
Wij wonen hier nu twee maanden”. Dit acht het hof te weinig om de duur op twee maanden vast te stellen, omdat [betrokkene 1] geen aanknopingspunten voor die duur noemde, andere aanwijzingen voor de duur van twee maanden ontbreken, terwijl de melding van de politie pas van 7 september 2018 dateert (en geen bewoningsduur noemt) en de in dit geding genoemde arbeidsovereenkomsten ook pas van begin september 2018 of later zijn.
Beslissing
bekrachtigthet bestreden vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 20 maart 2019,
behalvevoorzover het betreft
de veroordeling van [appellant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Arcade te betalen een bedrag van € 2.228,12, met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de termijnen tot de dag van de voldoening, en
vernietigthet vonnis voor wat betreft die veroordeling