In deze civiele procedure, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is eiseres, vertegenwoordigd door Bill incasso B.V., een vordering gestart tegen gedaagde, die in persoon procedeert. De zaak betreft een geschil over de betaling van facturen die door eiseres zijn verzonden aan gedaagde voor taxatiediensten. Eiseres vordert een bedrag van € 215,49, vermeerderd met wettelijke handelsrente over een bedrag van € 1.200,-, alsook vergoeding van proceskosten. Gedaagde heeft een deel van het verschuldigde bedrag eerder voldaan, maar betwist de resterende vordering, stellende dat hij de facturen niet tijdig heeft ontvangen en dat de facturen niet op zijn naam hadden moeten staan.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde op 28 januari 2020 een betaling van € 1.200,- heeft gedaan, wat volgens de rechter betekent dat gedaagde de verschuldigdheid van de facturen heeft erkend. De rechter heeft de vordering van eiseres voor de wettelijke handelsrente toegewezen, omdat gedaagde hiertegen geen verweer heeft gevoerd. Echter, de vordering voor buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat gedaagde de aanmaningen heeft ontvangen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 35,49, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en dat de proceskosten worden gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken op 19 februari 2021.