ECLI:NL:RBROT:2021:1689

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
C/10/612730 / KG ZA 21-78
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding in kort geding met betrekking tot intellectueel eigendomsrecht

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Woningborg N.V., gevestigd te Gouda, een kort geding aangespannen tegen Bouw en Aannemingsbedrijf Gebr. de Langen B.V., gevestigd te Bergambacht, die niet is verschenen. De eiseres vordert haar reële proceskosten, onder verwijzing naar haar algemene voorwaarden. De voorzieningenrechter heeft op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de proceskosten zijn vastgesteld conform de Indicatietarieven en het toepasselijke liquidatietarief. De eiseres heeft haar kosten begroot op € 3.834,12, waarvan € 2.945,52 aan advocaatkosten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot proceskostenvergoeding toewijsbaar is, waarbij de kosten aan de zijde van eiseres zijn begroot op € 1.413,67, te vermeerderen met wettelijke rente. De voorzieningenrechter heeft tevens verstek verleend tegen de niet verschenen gedaagde en de nakosten toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/612730 / KG ZA 21-78
Vonnis in kort geding van 23 februari 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
WONINGBORG N.V.,
gevestigd te Gouda,
eiseres,
advocaat mr. M. Kooiman te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUW EN AANNEMINGSBEDRIJF GEBR. DE LANGEN B.V.,
gevestigd te Bergambacht,
gedaagde,
niet verschenen.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 februari 2021, met producties en aanvullende producties.
  • de fax van 16 februari 2021 van eiseres houdende vermindering van eis, met productie;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 16 februari 2021.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
2.2.
Eiseres heeft haar vordering verminderd, zodat alleen nog de proceskostenveroordeling resteert. Deze situatie is anders dan die bedoeld in de uitspraak van de Hoge Raad van 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087, waarin het ging om een proceskostenveroordeling op vordering van gedaagde na intrekking van een kort geding door eiseres.
2.3.
Eiseres vordert betaling van haar proceskosten, primair overeenkomstig artikel 1019h Rv en subsidiair op grond van artikel 17.4 van haar algemene voorwaarden. Meer subsidiair vordert zij een door de voorzieningenrechter vast te stellen bedrag. Hierbij heeft eiseres haar kosten (inclusief BTW en verschotten) begroot op € 3.834,12, waarvan € 2.945,52 (inclusief BTW) aan advocaatkosten.
2.4.
De voorzieningenrechter heeft tot taak ambtshalve te beslissen over de toewijsbaarheid van de proceskosten en de hoogte daarvan. Bij de vaststelling van de proceskosten voor dit kort geding baseert de voorzieningenrechter zich op de regeling Indicatietarieven in IE-zaken (versie 1 april 2017, rechtbanken).
2.5.
Gelet op de Indicatietarieven is de onderhavige zaak aan te merken als een zeer eenvoudige zaak. Dit betekent dat toepassing van de primaire grondslag leidt tot begroting van de proceskosten conform het toepasselijke liquidatietarief.
2.6.
De door eiseres gehanteerde algemene voorwaarden maken dit niet anders.
Artikel 17.4 van die voorwaarden bepaalt het volgende:

De Bouwonderneming is verplicht alle door Woningborg gemaakte kosten te vergoeden die verband houden met een gerechtelijke procedure tussen Woningborg en de Bouwonderneming waarbij de Bouwonderneming volledig of in overwegende mate in het ongelijk is gesteld. Onder deze kosten zullen in ieder geval zijn begrepen de kosten van externe deskundigen, deurwaarders en advocaten en dergelijke, ook voor zover deze het door de rechter terzake toegewezen bedrag overtreffen. Deze kosten zijn onmiddellijk na het betreffende vonnis of arrest opeisbaar, ook indien appel of cassatie is ingesteld.
2.7.
Uit deze (algemene) voorwaarde kan niet worden afgeleid dat partijen over de hoogte van de kosten voor deze procedure uitdrukkelijk overeenstemming hebben bereikt, zoals vereist door onderdeel 4 van de Indicatietarieven. Deze voorwaarde leidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook niet tot de conclusie dat sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan een proceskostenvergoeding boven het maximale indicatietarief toewijsbaar is, zoals bedoeld in onderdeel 7 van de Indicatietarieven. Dit geldt temeer, nu de voorwaarde er rekening mee houdt dat de kosten het door de rechter toegewezen bedrag kunnen overtreffen.
2.8.
De slotsom is dat gedaagde in de proceskosten wordt veroordeeld waarbij de kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:
-dagvaarding € 90,67
-griffierecht € 667,00
- salaris advocaat €
656,00
Totaal € 1.413,67
2.9.
De nakosten en de wettelijke rente worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.

3..De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 1.413,67, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.3.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.
3077/676