In deze zaak gaat het om de WOZ-waardering van een dagverblijf voor volwassenen met een (licht) verstandelijke beperking, gelegen in Capelle aan den IJssel. De heffingsambtenaar van de gemeente had de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2019 vastgesteld op € 760.000,-. Eiseres, de eigenaar van het dagverblijf, heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door de heffingsambtenaar ongegrond werd verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 10 december 2020 is de zaak behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en de taxateur van de gemeente ook aanwezig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum, 1 januari 2018, moet worden bepaald op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde. De partijen waren het erover eens dat de waarde niet te hoog mocht zijn, maar er was onenigheid over de levensduur en restwaarde van de onroerende zaak. Eiseres stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en dat deze € 528.000,- moest zijn, terwijl de gemeente vasthield aan de eerder vastgestelde waarde.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast was geslaagd om de waarde van € 760.000,- aannemelijk te maken. De rechtbank heeft de waarde schattenderwijs vastgesteld op € 650.000,-, waarbij rekening werd gehouden met de argumenten van beide partijen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de WOZ-beschikking gewijzigd. Tevens is de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 2.759,60, en het betaalde griffierecht van € 345,-.