ECLI:NL:RBROT:2021:1571

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
8620132 CV EXPL 20-21929
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake zorgverzekering en betalingsverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Eiseres, FBTO Zorgverzekeringen N.V., had een vordering ingesteld tegen gedaagde, die betwistte dat er een overeenkomst was gesloten. De procedure volgde op een verstekvonnis van 25 maart 2020, waarbij gedaagde was veroordeeld tot betaling van € 320,84 aan FBTO, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde heeft in verzet aangevoerd dat zij geen zorgverzekering had afgesloten en dat zij de betreffende zorgkosten niet verschuldigd was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat FBTO stelt dat gedaagde in 2017 een zorgverzekering had afgesloten en deze niet had opgezegd voor 2018. FBTO heeft een polisblad overgelegd ter onderbouwing van haar stelling. Gedaagde heeft echter betwist dat zij de behandeling heeft ondergaan waarvoor de kosten zijn gemaakt en heeft geen bewijs geleverd dat zij elders verzekerd was. De kantonrechter heeft FBTO in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de medische behandeling die gedaagde zou hebben ondergaan.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat FBTO moet aantonen dat gedaagde zorgkosten verschuldigd is, en dat de zaak is aangehouden voor verdere behandeling. De zitting voor het leveren van bewijs is gepland op 9 februari 2021. Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8620132 CV EXPL 20-21929
uitspraak: 15 januari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
FBTO Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P. van Baaren.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘FBTO’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de inleidende dagvaarding van 31 januari 2020, met bijlagen;
het verstekvonnis van 25 maart 2020;
de verzetdagvaarding van 3 april 2020, met bijlagen;
de conclusie van repliek, met bijlagen;
de conclusie van dupliek.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Bij verstekvonnis van 25 maart 2020 (zaaknummer 8306487 CV EXPL 20-4366) is [gedaagde] veroordeeld tot betaling aan FBTO van € 320,84, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 265,65 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3..De vordering

3.1
FBTO heeft gevorderd dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan FBTO van € 320,84, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
FBTO heeft bij dagvaarding nakoming van de tussen haar en [gedaagde] gesloten zorgverzekeringsovereenkomst aan haar vordering ten grondslag gelegd. [gedaagde] is op grond van deze overeenkomst onder meer verplicht zorgkostennota’s aan FBTO te voldoen. Zij heeft echter een zorgkostennota onbetaald gelaten.
3.3
[gedaagde] voert aan dat partijen geen overeenkomst met elkaar hebben gesloten. Verder voert zij aan dat zij de betreffende behandeling niet heeft ondergaan. [gedaagde] vindt daarom dat zij de factuur niet hoeft te betalen.

4..De beoordeling

4.1
FBTO stelt dat [gedaagde] een zorgverzekering heeft afgesloten voor 2017 en dat zij deze zij voor 2018 niet heeft opgezegd. [gedaagde] heeft ook gewoon de premie betaald volgens FBTO. Ter onderbouwing heeft FBTO daarnaast een polisblad bijgevoegd. Naar het oordeel van de kantonrechter is [gedaagde] hier onvoldoende op ingegaan. [gedaagde] maakt niet duidelijk of zij in 2017 wel bij FBTO verzekerd was en zij stelt ook niet dat zij is overgestapt. [gedaagde] laat ook niet zien dat zij ergens anders verzekerd was, terwijl het hebben van een zorgverzekering in Nederland verplicht is. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat [gedaagde] bij FBTO verzekerd was.
4.2
Met betrekking tot het door FBTO overgelegde polisblad 2018 stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat dit document naar een onjuist adres is gestuurd. In deze procedure is dat echter niet van belang. Ook als [gedaagde] het polisblad niet heeft ontvangen, dan moet zij op grond van de overeenkomst voorgeschoten zorgkosten aan FBTO vergoeden.
4.3
[gedaagde] heeft betwist dat zij de betreffende behandeling heeft ondergaan. Zij stelt dat zij niet bij een laboratorium in Leiden is geweest. De stelplicht en de bewijslast van de stelling dat de behandeling heeft plaatsgevonden, rusten op FBTO. Gelet op voornoemde betwisting van [gedaagde] zal FBTO in de gelegenheid worden gesteld om te bewijzen dat [gedaagde] wel een medische behandeling heeft ondergaan bij het Leids Cytologisch en Pathologisch Laboratorium. Als FBTO hierin niet slaagt dan wordt de vordering afgewezen. Als FBTO wel slaagt in het door haar opgedragen bewijs dan wordt de vordering in beginsel toegewezen.
4.4
De kantonrechter wijst daarbij op het volgende. Als door het ontbreken van medewerking van [gedaagde] geen informatie aan FBTO kan worden verstrekt, dan kan dit in het nadeel van [gedaagde] uitvallen.
4.5
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
stelt FBTO in de gelegenheid om bewijs te leveren van haar stelling dat [gedaagde] een medische behandeling heeft ondergaan bij het Leids Cytologisch en Pathologisch Laboratorium althans dat zij in dat kader zorgkosten verschuldigd is;
verwijst de zaak daarvoor naar de rolzitting van
dinsdag 9 februari 2021 om 13:30 uur;
wijst FBTO erop dat de akte in tweevoud ingestuurd moet worden en uiterlijk de dag vóór de rolzitting om 12.00 uur door de rechtbank ontvangen moet zijn; de akte mag tijdelijk ook per e-mail worden ingediend (kantondagvaarding.rtm@rechtspraak.nl); FBTO kan het processtuk ook zelf afgeven of door een gemachtigde laten afgeven tijdens de rolzitting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. van Boven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416