ECLI:NL:RBROT:2021:1563

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
8816183 CV EXPL 20-36173
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een operational leaseovereenkomst en vordering tot betaling en afgifte van leaseobject

In deze zaak heeft Grenkefinance N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die een pedicuremotor had geleased. De leaseovereenkomst, gesloten op 23 maart 2018, werd ontbonden door Grenkefinance vanwege het niet voldoen aan betalingsverplichtingen door de gedaagde. De gedaagde had slechts een deel van de verschuldigde bedragen betaald en had de pedicuremotor niet geretourneerd. Grenkefinance vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de leaseovereenkomst was ontbonden, betaling van de hoofdsom, buitengerechtelijke kosten, wettelijke rente en de afgifte van de pedicuremotor. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in gebreke was gebleven en heeft de vorderingen van Grenkefinance grotendeels toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.513,62, vermeerderd met rente, en tot afgifte van de pedicuremotor binnen zeven dagen, op straffe van een dwangsom. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8816183 CV EXPL 20-36173
uitspraak: 5 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Grenkefinance N.V.,
gevestigd te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 8 oktober 2020,
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor Visser te Nieuwegein,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Grenkefinance” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van gedaagde;
 het tussenvonnis van 5 november 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 januari 2021 via Skype voor bedrijven. Namens Grenkefinance is verschenen [naam] , bijgestaan door mr. D.M. van Ralen, die werkzaam is bij het kantoor van de gemachtigde van Grenkefinance. [gedaagde] is niet verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Grenkefinance en [gedaagde] hebben op 23 maart 2018 een operational leaseovereenkomst met betrekking tot een pedicuremotor gesloten (hierna: de overeenkomst). De maandtermijn bedraagt € 60,63, bij vooruitbetaling te voldoen op de eerste dag van iedere kalendermaand.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de algemene leasevoorwaarden van Grenkefinance van toepassing. Hierin staat – voor zover van belang –:
“11. ONTBINDING EN SCHADEVERGOEDING
Indien Lessee zijn verplichtingen niet volledig en/of niet op tijd voldoet/betaalt (…), is Lessee direct in verzuim en heeft Lessor het recht, zonder enige verplichting tot ongedaanmaking of vergoeding aan Lessee en onverminderd de overige rechten van Lessor, om het Contract geheel of gedeeltelijk te ontbinden of de nakoming van diens verplichtingen op te schorten.
Bij ontbinding van het Contract heeft Lessor het recht op onmiddellijke betaling door Lessee van een schadevergoeding bestaande uit de vervallen nog niet betaalde huurtermijnen en de huurtermijnen die Lessee bij het in stand houden van het Contract gehouden zou zijn te voldoen, vermeerderd met renten en kosten (…). In geval van ontbinding (of anderszins) beëindiging van het Contract verliest Lessee onmiddellijk het recht op gebruik van het LO
[het lease-object, toevoeging kantonrechter]en dient het LO door Lessee binnen vijf werkdagen naar Lessor te worden teruggezonden. Indien Lessee het LO niet onmiddellijk doch uiterlijk binnen vijf werkdagen teruggeeft, dan is Lessee een direct opeisbare boete verschuldigd van twee maal de kwartaalvergoeding (huurprijs) die Lessee onder het Contract verschuldigd is met een minimum van 300,00 EUR. Lessee is jegens Lessor niet gerechtigd teruggave van het LO op te schorten, op welke grond dan ook.”
2.3.
Per brief van 18 maart 2020 heeft Grenkefinance [gedaagde] - voor zover van belang - het volgende medegedeeld:
“(…) Uit onze administratie blijkt echter dat het verschuldigde bedrag van 220,09 € nog steeds niet is voldaan.
Aangezien wij tot op heden geen enkele betaling van u hebben ontvangen, gaan wij thans over tot ontbinding van de leaseovereenkomst. Wij verzoeken, en voor zover nodig sommeren wij, u om ervoor zorg te dragen dat het geleasde uiterlijk op 28.03.2020 wordt geretourneerd op onderstaand adres (…)
Voorts sommeren wij u om ervoor te zorgen dat het thans verschuldigde bedrag van 2060,10 euro op 28.03.2020 op onze rekening is bijgeschreven. (…) Indien het leaseobject niet binnen 5 werkdagen na heden door u wordt geretourneerd, dan wordt een boete in rekening gebracht van 2 termijnen met een minimum van 300,00 €. Betaling van de verschuldigde boete ontslaat u niet van de verplichting het leaseobject aan ons te retourneren. (…)”
Uit de bijlage bij deze brief blijkt dat Grenkefinance aanspraak maakt op (onder meer) € 1.736,29 aan “toekomstige termijnen” en een achterstand van € 220,09, derhalve in totaal € 1.956,38.
2.4.
Bij exploot van 20 maart 2020 is de in 2.3 bedoelde brief aan [gedaagde] betekend.
2.5.
Bij brieven van 14, 22 en 29 april 2020 heeft Grenkefinance [gedaagde] aanmaningen gestuurd. Bij brief van 14 april 2020 zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 293,46, berekend over het bedrag van € 1.956,38, in rekening gebracht.
2.6.
[gedaagde] heeft € 100,- betaald. Zij heeft de pedicuremotor niet geretourneerd.

3..Het geschil

3.1.
Grenkefinance heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. een verklaring voor recht dat de operational leaseovereenkomst is ontbonden;
B. [gedaagde] te veroordelen aan Grenkefinance te betalen € 1.856,38 aan hoofdsom, € 293,46 aan buitengerechtelijke kosten, € 90,10 aan verschenen wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW) berekend tot en met 6 oktober 2020 en € 363,78 aan contractuele boete, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 1.856,38 vanaf 7 oktober 2020 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
C. [gedaagde] te veroordelen tot afgifte aan Grenkefinance van het leaseobject in goede staat binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00.
3.2.
Aan haar vordering heeft Grenkefinance - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] heeft niet voldaan aan haar uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting. Grenkefinance was daarom gerechtigd de overeenkomst te ontbinden en het verschuldigde bedrag op te eisen. Ook heeft [gedaagde] de pedicuremotor niet geretourneerd, zodat zij op grond van artikel 11 van de algemene leasevoorwaarden een boete is verschuldigd. Grenkefinance heeft geen betaling van het verschuldigde kunnen verkrijgen, zodat zij zich genoodzaakt heeft gezien haar vordering ter incasso uit handen te geven. Grenkefinance vordert daarom ook vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten conform het volgens artikel 6:96 lid 5 BW geldende tarief. Ten slotte maakt Grenkefinance aanspraak op de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW.
3.3.
[gedaagde] heeft de feiten waarop de vordering is gebaseerd niet betwist. Zij heeft gesteld dat zij het door de corona-crisis financieel moeilijk heeft. Ze wil wel betalen, maar maakt bezwaar tegen de hoogte van de kosten.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft niet betwist dat zij haar betalingsverplichtingen jegens Grenkefinance uit hoofde van de overeenkomst niet is nagekomen. Evenmin heeft zij betwist dat Grenkefinance om die reden gerechtigd was de overeenkomst te ontbinden en betaling te vorderen van de vervallen nog niet betaalde termijnen en de termijnen die zij bij het in stand houden van de overeenkomst gehouden zou zijn te voldoen (artikel 11 van de algemene leasevoorwaarden, zie 2.2.). De kantonrechter zal gelet hierop de gevorderde verklaring voor recht en de vordering tot betaling van de hoofdsom van € 1.856,38 toewijzen.
4.2.
Tussen partijen is voorts niet in geschil dat [gedaagde] de pedicuremotor nog niet aan Grenkefinance heeft geretourneerd. [gedaagde] is daarom de gevorderde contractuele boete van (6 x de maandtermijn van € 60,63 =) € 363,78 verschuldigd geworden (zie 2.2). De kantonrechter ziet geen aanleiding om deze boete te matigen. Matiging is alleen toegestaan op verzoek van de schuldenaar en als de billijkheid dat klaarblijkelijk eist. Daarvan kan sprake zijn als toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt (zie Hoge Raad 11 februari 2000, NJ 2000, 277). De niet nader onderbouwde stelling van [gedaagde] , dat zij het door de corona-crisis financieel moeilijk heeft, brengt naar het oordeel van de kantonrechter niet mee dat matiging geboden is. Hierbij weegt ook mee dat [gedaagde] de boete had kunnen voorkomen door de pedicuremotor tijdig - binnen vijf dagen na de buitengerechtelijke ontbinding - aan Grenkefinance te retourneren.
4.3.
Grenkefinance vordert tevens een bedrag van € 90,10 aan tot en met 6 oktober 2020 verschenen wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW. Ook vordert Grenkefinance de wettelijke handelsrente over het bedrag van € 1.856,38 vanaf 7 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening. Deze vordering zal, als op de wet gegrond en niet betwist, worden toegewezen met dien verstande dat over de achterstallige termijnen van in totaal (€ 220,09 -/- € 100,- =) € 120,09 de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW zal worden toegewezen en over het bedrag van € 1.736,29 de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, nu dit gedeelte van de vordering ziet op vergoeding van schade na ontbinding en – dus – niet op een handelsovereenkomst.
4.4.
Grenkefinance maakt voorts aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Grenkefinance heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Nu het een handelsovereenkomst betreft is [gedaagde] op grond van artikel 6:96 lid 4 BW zonder aanmaning redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte verschuldigd. Het gevorderde bedrag van € 293,46 komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal daarom worden toegewezen.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] aan Grenkefinance moet betalen een bedrag van in totaal € 2.513,62, bestaande uit € 1.856,38 aan hoofdsom, € 363,78 aan contractuele boete en € 293,46 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente als in het dictum bepaald.
4.6.
Gelet op de ontbinding van de overeenkomst was [gedaagde] gehouden de pedicuremotor aan Grenkefinance te retourneren. Nu zij dat niet heeft gedaan ligt de vordering om [gedaagde] te veroordelen tot afgifte van de pedicuremotor aan Grenkefinance eveneens voor toewijzing gereed. Mede gelet op de toe te wijzen contractuele boete omdat [gedaagde] niet tijdig aan deze verplichting heeft voldaan, ziet de kantonrechter aanleiding om de gevorderde dwangsom te matigen en op een lager bedrag te maximeren.
4.7.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Grenkefinance worden vastgesteld op € 590,36 aan verschotten (€ 91,36 aan dagvaardingskosten en € 499,00 aan griffierecht) en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 187,00 per punt).

5..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de operational leaseovereenkomst tussen Grenkefinance en [gedaagde] ten aanzien van de pedicuremotor is ontbonden;
veroordeelt [gedaagde] om aan Grenkefinance tegen kwijting te betalen een bedrag van € 2.513,62, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het bedrag dat aan de verschuldigde maandtermijnen tot de ontbindingsdatum (in totaal € 120,09), na iedere credit- en debetmutatie heeft uitgestaan vanaf de data van verzuim tot de dag der algehele voldoening en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 1.736,29 vanaf 28 maart 2020 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte aan Grenkefinance van de pedicuremotor binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 10,00 per dag dat [gedaagde] nalaat aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 500,00;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Grenkefinance vastgesteld op € 590,36 aan verschotten en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478