ECLI:NL:RBROT:2021:1466

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
10/255775-18 en 10/105253-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld en opzetheling in Dordrecht

Op 24 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met geweld en opzetheling. De feiten vonden plaats op 17 november 2018 in Dordrecht, waar de verdachte samen met medeverdachten een gewelddadige diefstal pleegde. De aangever werd mishandeld en gedwongen zijn portemonnee af te geven, terwijl de verdachte met een mes omstanders op afstand hield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol speelde in de diefstal en dat er sprake was van nauwe samenwerking met de medeverdachten. De rechtbank achtte het medeplegen van diefstal met geweld bewezen, evenals de opzetheling van gestolen goederen die de verdachte had verworven. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een lichte verstandelijke beperking en eerdere veroordelingen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, waarvan een deel voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/255775-18 en 10/105253-19
Datum uitspraak: 24 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. T.F.B Veerman, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6 oktober 2020 en 10 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 10/255775-18 is op de terechtzitting van 6 oktober 2020 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair onder het parketnummer 10/255775-18 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/1052353-19 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uur met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
In de zaak met parketnummer 10/255775-18 (diefstal met geweld)
4.1.1.
Standpunt verdediging
Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld. Het in ontvangst nemen van een fles sterke drank of het zwaaien met een mes kunnen niet aangemerkt worden als handelingen die wezenlijk hebben bijgedragen aan het gepleegde strafbare feit. Er zijn evenmin afspraken gemaakt over de uitvoering van het gepleegde strafbare feit. Van een bewuste en nauwe samenwerking was dan ook geen sprake. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Op 17 november 2018 staat de aangever tegen een muur van een supermarkt in Dordrecht. Naast hem staan twee gevulde boodschappentassen. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] , hierna te noemen [naam medeverdachte 1] , loopt op de aangever af en gaat vlak voor de aangever staan. Hij slaat een blikje uit de hand van de aangever en slaat hem vervolgens in zijn gezicht. Er ontstaat een woordenwisseling. Op dat moment komt de verdachte aanlopen. De aangever pakt zijn portemonnee en geeft deze aan [naam medeverdachte 1] , die de portemonnee doorgeeft aan de medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Daarna pakt [naam medeverdachte 1] een fles uit de boodschappentas van de aangever en geeft deze aan de verdachte. De aangever wordt vervolgens meerdere keren door [naam medeverdachte 1] in zijn gezicht geslagen en tegen zijn been geschopt. Terwijl de aangever mishandeld wordt, pakt de verdachte een mes uit zijn jaszak en zwaait met dat mes twee keer naar voorbijlopende omstanders.
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachte en de medeverdachten sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank gaat daarbij naast de aangifte en het proces-verbaal van uitkijken van de camerabeelden uit van de verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd. Die verklaring wordt door de overige bewijsmiddelen ondersteund en is kort na het feit afgelegd.
Op grond van die bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het geweld weliswaar primair uitging van [naam medeverdachte 1] , maar dat de verdachte een belangrijke rol had bij het ontstaan van de diefstal met geweld. De aangever zou de verdachte nog geld verschuldigd zijn. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij de aangever met het onbetaald laten van die schuld wilde confronteren. Nu de verdachte klein van postuur is en naar eigen zeggen evenmin een vechtersbaas, nam [naam medeverdachte 1] het volgens de verklaring van de verdachte voor hem op. De verdachte heeft de fles sterke drank in ontvangst genomen als (kleine) compensatie. Ook tijdens het geweld heeft de verdachte een belangrijke rol gespeeld. Niet alleen heeft hij de fles aangenomen, maar hij heeft ook met een mes voorbijgangers op afstand gehouden. De verdachte heeft aldus niet alleen zelf niet ingegrepen, maar heeft door zijn eigen handelen voorkomen dat anderen konden ingrijpen om zo het geweld tegen de aangever te beëindigen.
Uit het voorgaande blijkt dat de verdachte en zijn mededaders het feit gezamenlijk hebben uitgevoerd en hier ieder hun eigen aandeel in hebben gehad. Het handelen van de verdachte heeft een wezenlijke bijdrage geleverd en bij de uitvoering van het feit is nauw en bewust samengewerkt. Het tenlastegelegde medeplegen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook bewezen.
In de zaak met parketnummer 10/105253-19 (opzetheling)
4.1.3.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat hij niet wist dat het aan hem verkochte gereedschap van diefstal afkomstig was. De rechtbank begrijpt het verweer van de verdachte zo, dat hij om vrijspraak verzoekt omdat de voor opzet vereiste wetenschap niet kan worden bewezen.
4.1.4.
Beoordeling
Op zondagochtend 17 maart 2019 tussen 07:00 uur en 08:00 uur klopt een onbekende man met een onverzorgd uiterlijk (een “ Leger des Heils figuur” aldus de verdachte) op het raam van het toenmalige woonadres in Dordrecht van de verdachte. Deze persoon heeft twee grote tassen met daarin elektrisch gereedschap bij zich en biedt dit te koop aan voor € 20,-. Nadat de verdachte heeft gekeken wat er in de tassen zat, heeft hij het gereedschap voor dat bedrag gekocht. Op 18 maart 2019 doet [naam slachtoffer 1] aangifte van diefstal uit zijn kelderbox. Onder meer zijn een decoupeerzaag, twee schuurmachines, een boormachine, twee multitools en twee zaagmachines weggenomen. Op 18 maart 2019 wordt door een verbalisant het aan [naam slachtoffer 1] toebehorende gereedschap en nog twee andere stukken gereedschap in de woning van de verdachte aangetroffen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat vaker (onbekende) personen bij hem langskomen om goederen aan te bieden. Deze goederen koopt hij om vervolgens door te verkopen. Het is volgens de verdachte een mooie handel om zijn inkomsten mee aan te vullen. De verdachte heeft bekend dat het voor hem duidelijk was dat de prijs van € 20,- veel te laag was ten opzichte van de waarde van het aangeboden gereedschap. Voor hem was aldus duidelijk dat iets niet helemaal in de haak was toen het gereedschap aan hem werd aangeboden. De herkomst van de goederen maakte volgens de verdachte niet veel uit voor zijn aankoopbeslissing. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wel degelijk wist dat het aangeboden gereedschap van diefstal afkomstig was en ondanks dat is de verdachte voor eigen gewin toch tot aankoop overgegaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/255775-18 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/105253-19 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(parketnummer 10/255775-18)
hij op 17 november 2018 te Dordrecht, op de Cornelis de Witstraat tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles inhoudende sterke drank, toebehorende aan [naam slachtoffer 2]
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld enbedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (inhoudende onder meer een legitimatiebewijs en een bankpas en enig geldbedrag))
toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hebben bestaan uit het
- op zeer korte afstand naderen van die [naam slachtoffer 2] en dicht op die
gaan staan en- slaan van een blikje uit de handen van die [naam slachtoffer 2] en
- meermalen met kracht slaan in het gezicht
en schoppen tegen de benen van die [naam slachtoffer 2] en
- pakken van een mes en maken van zwaaiende beweging met dat mes om omstanders op een afstand te houden;
(parketnummer 10/105253-19)
hij, omstreeks 18 maart 2019, te Dordrecht, goederen, te weten meerdere stukken gereedschap (o.a. een decoupeerzaag en een schuurmachine)
heeft verworven,
terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed wist
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
(parketnummer 10/255775-18):
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld en geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
(parketnummer 10/105253-19):
Opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte worden opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met twee anderen het slachtoffer mishandeld en bestolen. Het slachtoffer is door een mededader meerdere keren geslagen en geschopt. Dit alleen maar omdat het slachtoffer een schuld open zou hebben staan bij de verdachte. Het slachtoffer heeft van de klappen in zijn gezicht en op zijn hoofd nog twee weken pijn gehad. Daarnaast is door het geweld een deel van zijn tand afgebroken, voor herstel waarvan een behandeling bij de tandarts noodzakelijk was. Er was sprake van een laffe drie tegen één situatie waarbij de verdachte omstanders met een mes op afstand heeft gehouden en daarmee heeft belet om ingrijpen tegen de diefstal met geweld mogelijk te maken. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. De verdachte heeft geen blijk gegeven van de ernst van zijn rol in het geheel en bagatelliseert zijn rol.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. De verdachte heeft aldus geprofiteerd van een misdrijf dat door een ander is gepleegd. Een dergelijk feit bevordert het plegen van diefstallen en berokkent schade aan de slachtoffers. Daarnaast heeft de verdachte door zijn gedrag laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor winkeldiefstal.
De verdachte is laag geletterd en heeft een lichte verstandelijke beperking. De verdachte is makkelijk beïnvloedbaar en heeft een verleden met alcohol en drugs. Hij woont inmiddels weer bij zijn ouders die hem waar mogelijk ondersteunen. Op zichzelf wonen is voor de verdachte niet (goed) mogelijk nu hij niet in staat is om een huishouden te voeren of te koken. Hij heeft ondersteuning nodig bij huishoudelijke taken en bij zijn financiën. De goederen van de verdachte zijn onder bewind gesteld wegens zijn geestelijke toestand. Via de instelling Antes en stichting MEE ontvangt de verdachte begeleiding en wordt geprobeerd een plek voor hem te vinden om begeleid te kunnen wonen.
De verdachte is fysiek in staat een taakstraf uit te voeren.
De reclassering heeft geen contact kunnen krijgen met de verdachte zodat geen reclasseringsadvies beschikbaar is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gaan bij diefstal met geweld uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Tevens dient bij de strafoplegging nog rekening te worden gehouden met de opzetheling. Hoewel de ernst van de feiten aanleiding geven tot het opleggen van een gevangenisstraf, zal de rechtbank daartoe niet overgaan en overweegt daartoe het volgende.
Tussen de inverzekeringstelling en het eindvonnis ligt meer dan twee jaar en drie maanden. In de onderhavige zaak is dan ook sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Tevens is artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing. Daarnaast weegt de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zwaar mee.
Inmiddels lijkt de verdachte zijn leven weer beter op orde te hebben, maar aan de andere kant ziet de rechtbank ook dat de verdachte niet het volle besef heeft van wat de gevolgen van zijn daden zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte meer begeleiding nodig dan de reeds ingezette ondersteuning in een vrijwillig kader. Zij zal dan ook een taakstraf opleggen waarbij een fors deel voorwaardelijk is. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, alsmede te bevorderen dat hij zich aan de hierna te noemen bijzondere voorwaarden houdt.
De rechtbank legt een lagere straf op dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank heeft bij de strafbepaling veel gewicht toegekend aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die maken dat een deel van de straf voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden wordt opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich [naam slachtoffer 2] in het geding gevoegd, ter zake van het onder 10/255775-18 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 78,79 voor geleden materiële schade en een vergoeding van € 750,- voor geleden immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente.
Daarnaast vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 461,- aan proceskosten, conform het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven per 1 mei 2018 (1 punt ad € 461).
8.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partij moeten worden afgewezen, gelet op het ontbreken van een oorzakelijk verband tussen de geleden schade en de onrechtmatige daad. Subsidiair is aangevoerd dat de verdachte onder bewind staat en de bewindvoerder niet ter terechtzitting aanwezig is. Meer subsidiair is verzocht om matiging.
8.2.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit direct (materiële en immateriële) schade is toegebracht. Daarmee bestaat een oorzakelijk verband tussen het gepleegde feit en de schade. De vordering is ook op de wet gegrond zodat de vordering toewijsbaar is. Het feit dat de verdachte onder bewind staat en de bewindvoerder niet in deze procedure is opgeroepen of anderszins is betrokken, staat op grond van het bepaalde in artikel 51f Strafvordering aan de toewijzing van de vordering niet in de weg. Immers, de bepalingen over vertegenwoordiging van de verdachte, zoals die in burgerlijke zaken gelden, zijn bij vorderingen van benadeelde partijen in strafzaken niet van toepassing.
Nu ten aanzien van het geld in de portemonnee uit de bewijsmiddelen blijkt dat in ieder geval een bedrag van € 40,- in de portemonnee aanwezig was, zal dit bedrag in plaats van de gevorderde € 65,- worden toegewezen.
Omdat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, is hij daarvoor hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover een mededader de benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 120,- (1 punt conform liquidatietarief
kantonper 1 januari 2019) aan proceskosten en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 803,79 vermeerderd met de wettelijke rente en proceskosten als hieronder in de beslissing vermeld. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen, omdat onvoldoende is gebleken dat die schade is geleden.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 63, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit met parketnummer 10/255775-18 en het feit met parketnummer 10/105253-19, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
178 urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
89 dagen;
bepaalt dat van deze taakstraf groot 80 uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
twee jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, hierna: de reclassering, gedurende
  • als de reclassering dat nodig acht, zal de veroordeelde zich onder ambulante behandeling stellen van een passende instelling voor ambulante forensische GGZ voor zijn problematiek, gedurende
  • de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de veroordeelde hoofdelijk met zijn mededaders, inhoudende dat betaling door de een de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [naam slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 803,79 (zegge: achthonderdendrie euro en negenenzeventig cent), bestaande uit € 53,79 aan materiële schadevergoeding en € 750,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de veroordeelde in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op
€ 120,-aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de veroordeelde
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 803,79 (zegge: achthonderdendrie euro en negenenzeventig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 803,79 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af het meer of anders verzochte door de benadeelde partij;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van Dort, voorzitter,
en mrs. B.E. Dijkers en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. van Wingerden, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
de gewijzigde tenlastelegging met parketnummer 10/255775-18
hij op of omstreeks 17 november 2018 te Dordrecht, op de Cornelis de Witstraat, althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende onder meer een legitimatiebewijs en/of een bankpas en/of geld (65 euro, althans enig geldbedrag)) en/of een fles
whiskey, althans een fles inhoudende sterke drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (inhoudende onder meer een legitimatiebewijs en/of een bankpas en/of geld (65 euro, althans enig geldbedrag)) en/of een fles whiskey, althans een fles inhoudende sterke drank, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hebben bestaan uit het
- op zeer korte afstand naderen van die [naam slachtoffer 2] en/of dicht op die
gaan staan en/of
- vastpakken van die [naam slachtoffer 2] en/of
- slaan van een blikje uit de handen van die [naam slachtoffer 2] en/of
- meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) slaan in het gezicht
en/of schoppen tegen de benen, althans op het lichaam van die [naam slachtoffer 2] en/of
- pakken van een mes en/of maken van (een) zwaaiende beweging met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 2] en/of om omstanders op een afstand te houden;
(Artikel art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte 1] en/of zijn mededaders op of omstreeks 17 november 2018 te Dordrecht, op de Cornelis de Witstraat, althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende onder meer een legitimatiebewijs en/of een bankpas en/of geld (65 euro, althans enig geldbedrag)) en/of een fles whiskey, althans een fles inhoudende sterke drank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) en/of verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (inhoudende onder meer een legitimatiebewijs en/of een bankpas en/of geld (65 euro, althans enig geldbedrag)) en/of een fles whiskey, althans een fles inhoudende sterke drank, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) en/of verdachte
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hebben bestaan uit het
- op zeer korte afstand naderen van die [naam slachtoffer 2] en/of dicht op die
gaan staan en/of
- vastpakken van die [naam slachtoffer 2] en/of
- slaan van een blikje uit de handen van die [naam slachtoffer 2] en/of
- meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) slaan in het gezicht en/of schoppen tegen de benen, althans op het lichaam van die [naam slachtoffer 2] en/of
- pakken van een mes en/of maken van (een) zwaaiende beweging met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer 2] en/of om omstanders op een afstand te houden
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op of omstreeks 17 november 2018 te Dordrecht opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
door:
- op de uitkijk te staan, en/of
- de buit aan te pakken en/of mee te nemen, en/of
- met een mes zwaaiende bewegingen te maken en/of te een mes te
tonen in de richting van omstanders (om hen op afstand te houden en/of weg te jagen);
de tenlastelegging met parketnummer 10/105253-19
hij, op of omstreeks 18 maart 2019, te Dordrecht, (een) goed(eren), te weten een of
meerdere stukken gereedschap (o.a. een decoupeerzaag en een schuurmachine)
heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )