ECLI:NL:RBROT:2021:13753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
2 oktober 2023
Zaaknummer
10/236563-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met vrijspraak voor ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor verkrachting van het slachtoffer [slachtoffer02] en hem een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het dwingen van [slachtoffer02] tot seksuele handelingen, waarbij hij haar verbale en non-verbale protesten negeerde. De verdachte had het slachtoffer onder valse voorwendselen naar zijn woning gelokt, onder het mom van een vetmeting en een sportmassage. Ondanks dat [slachtoffer02] duidelijk maakte dat zij de handelingen niet wilde, ging de verdachte door met zijn daden. De rechtbank achtte de verklaringen van [slachtoffer02] geloofwaardig en ondersteund door bewijs, waaronder een geluidsopname van een gesprek tussen de verdachte en [slachtoffer02].

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tweede tenlastelegging, die betrekking had op ontuchtige handelingen met de minderjarige [slachtoffer01]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn feitelijke overwicht en dat de handelingen met [slachtoffer01] met wederzijds goedvinden waren gebeurd. De verdachte had verklaard dat de seksuele handelingen met [slachtoffer01] vrijwillig waren, terwijl het slachtoffer aangaf dat zij zich onder druk gezet voelde. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging van ontuchtige handelingen met [slachtoffer01].

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld. [slachtoffer02] kreeg een schadevergoeding van €4.885,- toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer01] niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, zonder voorwaardelijke straf of vrijheidsbeperkende maatregelen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/236563-20
Datum uitspraak: 19 augustus 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
verblijvende ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting: [verblijfadres01] , [postcode02] te [verblijfplaats01] ,
raadsvrouw mr. A. Çimen, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 augustus 2021.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport van 11 december 2020;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de vorm van een locatie- en contactverbod ten behoeve van [slachtoffer01] en [slachtoffer02] als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr).

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak ten aanzien van feit 2:
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft - samengevat - aangevoerd dat de verdachte door misbruik uit feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht en misleiding het minderjarige slachtoffer [slachtoffer01] (hierna [voornaam slachtoffer01] ) heeft bewogen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
De verdachte wist dat er een groot leeftijdsverschil van 11 jaar tussen hem (28 jaar) en [voornaam slachtoffer01] (16 jaar) bestond ten tijde van de tenlastegelegde feiten, omdat [voornaam slachtoffer01] aan hem haar leeftijd heeft verteld. Tevens was er een groot verschil in positie tussen [voornaam slachtoffer01] en de verdachte: hij was professioneel bodybuilder met een daarbij behorend postuur en had zowel geestelijk als lichamelijk overwicht op haar. De verdachte heeft [voornaam slachtoffer01] misleid, volgens haar verklaring, door zich voor te stellen als personal trainer en aan te bieden haar te helpen bij het gespierder worden van haar lichaam. Nadat [voornaam slachtoffer01] eerst bij hem op bezoek was geweest voor een sportmassage stelde de verdachte zich dreigend en dwingend op door te schreeuwen over de telefoon, haar te dreigen met het openbaren van haar naaktfoto’s en te dicteren dat ze stil moest zijn tijdens het plegen van de ontuchtige handelingen.
4.1.2.
Beoordeling
Misbruik uit feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht
Indien de tenlastelegging ter zake van artikel 248a Sr is toegesneden op een slachtoffer dat door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht is bewogen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, moet volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad het opzet hierop gericht zijn. Er moet bewustheid zijn bij de verdachte dat dit overwicht (mede) van invloed was op het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. Indien aannemelijk is geworden - ook al had een verdachte feitelijk een zodanig overwicht - dat een verdachte zich er niet van bewust was dat dit overwicht (mede) van invloed was op het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, is er geen sprake van opzettelijk bewegen in bovengenoemde zin.
De verdachte heeft verklaard dat de seksuele handelingen met [voornaam slachtoffer01] met wederzijds goedvinden hebben plaatsgevonden en dat [voornaam slachtoffer01] hiervoor meerdere keren vrijwillig naar hem toe kwam. Hij verwijst hiervoor naar de Whatsapp-gesprekken tussen hem en [voornaam slachtoffer01] .
[voornaam slachtoffer01] heeft bij de politie en rechter commissaris verklaard dat de seksuele handelingen niet vrijwillig waren en dat zij via Whatsapp heeft gecommuniceerd zoals zij dat heeft gedaan, omdat zij bang was van de verdachte en zij daarom vriendelijk wilde blijven en hem zijn zin wilde geven.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zowel vanwege zijn postuur als bodybuilder als vanwege het aanzienlijke leeftijdsverschil in zekere mate overwicht had op de minderjarige [voornaam slachtoffer01] . Uit de grote hoeveelheid Whatsapp-gesprekken tussen de verdachte en [voornaam slachtoffer01] kan evenwel worden opgemaakt dat [voornaam slachtoffer01] vrijwillig meermalen naar de verdachte toe is gegaan voor het met hem plegen van seksuele handelingen en dat zij een affectieve relatie met hem wilde. Voorts hebben de verdachte en [voornaam slachtoffer01] via Whatsapp vrijelijk en openlijk met elkaar gecommuniceerd over hun seksuele wensen en handelingen en hun belevenissen hierover. Uit deze chatgesprekken blijkt ook dat [voornaam slachtoffer01] meerdere keren het initiatief heeft genomen om met de verdachte af te spreken voor onder meer seks en intimiteit en dat zij niet wil dat de verdachte het contact verbreekt. [voornaam slachtoffer01] heeft de verdachte onder meer geappt dat zij het fijn vond om in zijn armen te liggen, dat ze hem miste, dat ze alleen nog maar seks met hém wilde hebben en dat ze wilde dat hij meer tijd en aandacht voor haar had. Op basis van die communicatie ontstaat dan ook niet de indruk dat de [voornaam slachtoffer01] in haar keuzevrijheid door de verdachte werd beperkt en door hem werd bewogen tot het verrichten van seksuele handelingen.
De door de officier van justitie genoemde omstandigheid dat de verdachte heeft gedreigd met het openbaar maken van foto’s heeft plaatsgevonden na de laatste keer dat er seksueel contact is geweest en voor de omstandigheid dat sprake zou zijn geweest voor de (van de chats afwijkende) dwingende communicatie via de telefoon bevat het dossier geen ondersteunend bewijs.
Gelet op de communicatie tussen [voornaam slachtoffer01] en de verdachte zoals die door de rechtbank kan worden vastgesteld, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig dat bij de verdachte de voor het opzet vereiste bewustheid heeft bestaan dat zijn feitelijk overwicht op [voornaam slachtoffer01] zodanig was dat dit (mede) van invloed was op haar keuzevrijheid en dat dit [voornaam slachtoffer01] ertoe heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen of te dulden. Het is daarbij mogelijk dat [voornaam slachtoffer01] dit anders heeft ervaren, maar gelet op de wijze waarop zij met de verdachte heeft gecommuniceerd, is aannemelijk geworden dat de verdachte zich hier niet van bewust was.
Misleiding
De enkele omstandigheid dat de reden voor de eerste ontmoeting tussen de verdachte en [voornaam slachtoffer01] sport- of fitnessgerelateerd was, maakt - mede bezien in het licht van vorenstaande communicatie - evenmin dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte [voornaam slachtoffer01] heeft misleid als bedoeld in het ten laste gelegde artikel.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op het vorenoverwogene komt de rechtbank tot het oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is van het onder 2 tenlastegelegde feit. De rechtbank zal de verdachte hiervan vrijspreken.
4.2
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 1:
4.2.1
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs en heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte de ten laste gelegde seksuele handelingen zonder dwang, niet onverhoeds en met instemming van de aangeefster [slachtoffer02] (hierna [voornaam slachtoffer02] ) hebben plaatsgevonden in zijn slaapkamer en dat hij daarmee direct is gestopt zodra [voornaam slachtoffer02] zei dat ze het niet wilde. Van enige non-verbale communicatie waaruit de verdachte had moeten afleiden dat [voornaam slachtoffer02] de seksuele handelingen niet wilde, was geen sprake. Daarnaast is er geen steunbewijs uit andere bron aanwezig van de belastende verklaring van [voornaam slachtoffer02] dat de seksuele handelingen tegen haar wil zijn gebeurd. Er is niet voldaan aan het bewijsminimum.
[voornaam slachtoffer02] is naar de slaapkamer van de verdachte gegaan voor een vetmeting. De verdachte heeft de deur van de kamer op slot gedaan vanwege privacy ten opzichte van medebewoners en de sleutel zat gewoon in het slot. [voornaam slachtoffer02] kon in alle vrijheid deze kamer verlaten. [voornaam slachtoffer02] heeft zelf haar kleding uitgedaan voor de vetmeting en toestemming gegeven voor de massage en voor het uittrekken van haar onderbroek. [voornaam slachtoffer02] heeft na het aangeven van het (slaap)masker door de verdachte dit zelf opgedaan en heeft dit zelf ook weer afgedaan tijdens het beffen. De verdachte heeft de vibrator van de kast gepakt voordat hij deze gebruikte bij [voornaam slachtoffer02] en op dit moment had zij weg kunnen gaan. [voornaam slachtoffer02] heeft alleen niet gewild dat de verdachte haar zoende en in haar klaar kwam. Toen pas heeft zij stop gezegd. Dit heeft de verdachte toen onmiddellijk gedaan. In het kort hierna opgenomen gesprek door de verdachte tussen [voornaam slachtoffer02] en hem in zijn slaapkamer is geen heftige emotie van [voornaam slachtoffer02] hoorbaar die de kamergenote en ex-vriend van [voornaam slachtoffer02] wel bij haar hebben gehoord, zodat hun verklaringen onvoldoende steunbewijs vormen.
4.2.2
Beoordeling
[voornaam slachtoffer02] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gedetailleerd en consistent verklaard dat de verdachte het initiatief nam voor de bovengenoemde vetmeting en dat de ten laste gelegde seksuele handelingen tegen haar wil hebben plaatsgevonden. [voornaam slachtoffer02] heeft verklaard dat zij tijdens de seksuele handelingen meermalen tegen de verdachte heeft gezegd dat zij dit niet wilde en dat hij ermee moest stoppen. [voornaam slachtoffer02] heeft de hand van de verdachte weggeduwd, haar benen dicht gedaan en tegengestribbeld. De verdachte heeft haar benen open gedaan en meermalen tegen [voornaam slachtoffer02] gezegd dat zij moest relaxen.
De rechtbank acht deze verklaringen geloofwaardig en betrouwbaar. Hieruit blijkt dat [voornaam slachtoffer02] voor de verdachte duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat de seksuele handelingen niet met haar toestemming gebeurden. De verdachte is daar toch mee verder gegaan. Hierdoor heeft [voornaam slachtoffer02] tegen haar kenbare wil deze seksuele handelingen van de verdachte moeten ondergaan en dulden.
De verklaringen van [voornaam slachtoffer02] vinden naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun in andere bewijsmiddelen. Uit het bovengenoemde geluidsfragment van de opname van het gesprek tussen de verdachte en [voornaam slachtoffer02] blijkt dat [voornaam slachtoffer02] niet wilde, boos is op de verdachte en dat zij hierin zegt dat de verdachte “uiteindelijk” is gestopt.
Ook belde [voornaam slachtoffer02] vrijwel direct na het verlaten van de kamer van de verdachte haar huisgenote helemaal overstuur op en vertelde haar direct bij thuiskomst (5 minuten later) dat zij was verkracht. [voornaam slachtoffer02] ging direct de volgende dag naar de politie voor een intakegesprek en bij het fysieke onderzoek wordt letsel aan haar schaamlippen vastgesteld.
De verklaring van [voornaam slachtoffer02] wordt bovendien ondersteund door de inhoud van het Whatsapp-bericht dat de verdachte op dezelfde dag ’s avonds naar [voornaam slachtoffer02] heeft gestuurd. Hierin heeft hij geschreven dat wat die dag gebeurd was niet de bedoeling was en heeft hij zijn excuses aangeboden voor zijn gedrag.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de verdediging met de stelling dat [voornaam slachtoffer02] weg had kunnen lopen miskent dat [voornaam slachtoffer02] zich in de voor haar onbekende afgesloten kamer van de verdachte bevond, terwijl de verdachte zich niet liet tegenhouden door haar verbale en non-verbale protesten en waarbij de verdachte qua fysiek/postuur een overduidelijk overwicht op haar had. De door [voornaam slachtoffer02] omschreven reactie dat zij vooral verstijfde past daar ook bij.
Gelet op het voorgaande worden de verweren verworpen.
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken voor de ten laste gelegde onderdelen van het op de grond leggen van [voornaam slachtoffer02] en het plaatsen van een (slaap)masker op haar gezicht, nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
4.2.3
Conclusie
Bewezen is het onder 1 tenlastegelegde.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 28 juni 2020 te Rotterdam door een andere feitelijkheid iemand, te weten [slachtoffer02] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer02] , te weten het brengen en/of houden van zijn, verdachtes tong en/of vinger(s) en/of penis en/of een vibrator, in de vagina,
en/oftussen de schaamlippen van die [slachtoffer02] ,
waarbij dieandere feitelijkheid heeft bestaan uit het
- dichtdoen en/of het met een sleutel afsluiten van de toegangsdeur van de kamer
waarin die [slachtoffer02] zich bevond en
- openduwen en/of omhoog brengen van de benen van die [slachtoffer02] en
- onverhoeds brengen van zijn tong in,
en/oftegen de vagina van die [slachtoffer02] , en
- brengen van een vibrator en/of zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer02] en
- voorbij gaan aan de verbale en non-verbale protesten van die [slachtoffer02] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2
Feiten en omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van het slachtoffer [voornaam slachtoffer02] . De verdachte is professioneel bodybuilder en bood het slachtoffer aan te helpen met afvallen en met sporten. De verdachte lokte het slachtoffer op een geraffineerde manier naar zijn woning onder het mom van een vetmeting, een trainingsschema en een sportmassage. In de periode dat het slachtoffer en de verdachte via Whatsapp met elkaar contact hadden, heeft zij meermalen aangegeven zich vanwege nare ervaringen in het verleden niet prettig te voelen bij het bij hem thuis afspreken. De verdachte bleef echter aandringen en zei dat ze hem kon vertrouwen. Uiteindelijk stemde het slachtoffer in met een afspraak in zijn woning.
Na de vetmeting in zijn woning zei de verdachte dat het slachtoffer overtollig vocht had en dat hij dit kon wegmasseren, waarmee zij instemde. Het slachtoffer ging daarna op een kleed op de grond liggen. De verdachte raakte tijdens het masseren van de bovenbenen van het slachtoffer onverhoeds haar vagina aan. Zij gaf hem direct en duidelijk te kennen dat zij dit niet wilde. Desondanks deed de verdachte haar benen omhoog en uit elkaar. Hij befte haar vervolgens, zette een vibrator op haar vagina, penetreerde met zijn penis haar vagina en negeerde bij al deze handelingen zowel haar verbale als non-verbale protesten.
Door aldus te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen behoeften zonder daarbij rekening te houden met de gevolgen voor het slachtoffer.
Niet zelden ondervinden de slachtoffers daarvan nog geruime tijd de nadelige psychische gevolgen, hetgeen voor het slachtoffer is gebleken uit het dossier en de toelichting bij haar vordering als benadeelde partij ter terechtzitting.
De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij op een manipulatieve en welbewuste wijze te werk is gegaan bij deze verkrachting. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat hij voorafgaand aan het feit al door de politie was gebeld die hem te verstaan heeft gegeven dat hij moest stoppen met het op deze wijze benaderen van jonge vrouwen. Het gedrag van de verdachte is ontoelaatbaar en dient zwaar te worden bestraft.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 juni 2021 en het justitiële uittreksel van de documentatie van Curaçao van 30 juni 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit, maar wel dat eerder sprake is geweest van geweldsfeiten.
7.3.2
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de twee door de reclassering opgestelde rapporten over de verdachte die respectievelijk gedateerd zijn op 27 oktober 2020 en 11 december 2020. De reclassering merkt daarin op dat de omgang met liefdesrelaties het voornaamste punt van zorg blijkt voor wat betreft het functioneren van de verdachte en dat er onvoldoende helderheid is verkregen ten aanzien van zijn psychische en seksuele functioneren. Op grond van de beschikbare informatie kan de reclassering geen strafadvies geven en in navolging van het advies van het NIFP wordt geadviseerd de verdachte ter observatie te plaatsen in het Pieter Baan Centrum (hierna PBC).
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van vier rapporten die over de verdachte zijn uitgebracht: het trajectconsult van 5 oktober 2020 door de psychiater [psychiater01] , de dubbelrapportage van 10 december 2021 door de psychiater [psychiater02] en klinisch psycholoog [klinisch psycholoog01] en de dubbelrapportage van het PBC van 2 juni 2021 door psychiater [psychiater03] en GZ-psycholoog [GZ-psycholoog01] .
Uit de bovengenoemde rapporten blijkt dat de verdachte na het onderzoek van psychiater [psychiater02] , niet meer heeft willen meewerken aan het onderzoek naar zijn persoonlijkheid door de gedragsdeskundigen. Om die reden is onvoldoende zicht verkregen op mogelijke psychische problemen, intelligentie en de vraag of dit heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde. Er kan dus geen (klinische) uitspraak worden gedaan over een (bepaald) recidiverisico of een geadviseerde strafvorderlijke reactie.
7.4
Strafoplegging
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en bij de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken (hierna de oriëntatiepunten) bij verkrachting. Op dit feit staat daarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden vermeld. Gelet op de bovenstaande rapporten, de proceshouding van de verdachte en de ernst van het feit ziet de rechtbank geen aanleiding voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel als door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval geen strafvermeerderende en strafverminderende factoren uit de oriëntatiepunten aanwezig zijn en zal volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de duur van 24 maanden, die de rechtbank passend en geboden acht.
Er is geen grond voor de oplegging van de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel van een locatie- en een contactverbod ten behoeve van [slachtoffer01] , nu de verdachte is vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit.
De rechtbank ziet voorts geen aanleiding de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel van een locatie- en een contactverbod ten behoeve van [slachtoffer02] op te leggen. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij thans samenwoont met een vrouw in Tiel en dat hij niet in het opgenomen ‘verboden gebied’ in Rotterdam uit het reclasseringsrapport hoeft te zijn. Voorts is uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet gebleken dat de verdachte nog contact heeft gehad en/of heeft gezocht met de aangeefster.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Gelet op dit veroordelend vonnis, waarbij aan de verdachte een langdurige gevangenisstraf zal worden opgelegd, zijn er geen termen meer aanwezig om de (tijdelijke) schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren. De schorsing zal dan ook worden opgeheven.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[slachtoffer02]: ter zake van het onder 1 ten laste gelegde strafbare feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 385,- aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 28 juni 2020.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[slachtoffer01]: ter zake van het onder 2 ten laste gelegde strafbare feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 20.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
8.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de bovengenoemde geldbedragen en verzoekt de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor elk van de bovengenoemde vorderingen.
8.2
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft de niet-ontvankelijkheid van de bovengenoemde vorderingen bepleit vanwege de bepleite vrijspraak en heeft subsidiair een aanzienlijke verlaging van de hoogte van de gevorderde schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer01] bepleit.
8.3
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer02]
Vast is te komen dat aan de benadeelde partij [slachtoffer02] door de onder feit 1 bewezenverklaarde verkrachting vaginaal letsel heeft opgelopen en dat aan haar rechtstreeks materiële schade is toegebracht als gevolg van een ziekenhuisonderzoek en de voorgeschreven medicatie. De zorgverzekeraar heeft hiervoor de benadeelde partij het eigen risico van € 385,- in rekening gebracht. Deze kosten zijn voldoende onderbouwd met documenten, niet weersproken door de verdachte en komen de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voor. Dit deel van de vordering wordt toegewezen.
De aard en de ernst van de normschending van de onder 1 bewezenverklaarde verkrachting brengt met zich mee dat deze gebeurtenis voor de benadeelde partij dusdanig grote, nadelige gevolgen heeft dat zij hierdoor in haar persoon is aangetast. Er is hiermee dus komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank acht gezien de omvang van deze immateriële schade naar maatstaven van billijkheid een bedrag van € 4.500,- toewijsbaar. De rest van de vordering zal worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.885,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.5
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer01]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het de onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
heft op met onmiddellijke ingang de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[slachtoffer02], te betalen een bedrag
van € 4.885,- (zegge: vierduizend achthonderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 385,- aan materiële schade en € 4.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf
28 juni 2020tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer02] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[slachtoffer02]te betalen
€ 4.885,-(hoofdsom,
zegge: vierduizend achthonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
28 juni 2020tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.885,- niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
58 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer01]niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij
[slachtoffer01]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.E. Dijkers, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 28 juni 2020 te Rotterdam
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, iemand, te weten [slachtoffer02] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een
of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer02] ,
te weten het brengen en/of houden van zijn, verdachtes tong en/of vinger(s) en/of
penis en/of een vibrator, althans een voorwerp, in de vagina, in elk geval tussen
de schaamlippen van die [slachtoffer02]
,het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met
geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het
- dichtdoen en/of het met een sleutel afsluiten van de toegangsdeur van de kamer
waarin die [slachtoffer02] zich bevond en/of
-het op de grond leggen van die [slachtoffer02] en/of
-plaatsen van een (slaap)masker op haar gezicht en/of
-openduwen en/of omhoog brengen van de benen van die [slachtoffer02] en/of
-onverhoeds brengen van zijn tong in, althans tegen de vagina van die [slachtoffer02] , en/of
-brengen van een vibrator, althans van een voorwerp en /of zijn, verdachtes,
penis in de vagina van die [slachtoffer02] en/of
-voorbij gaan aan de verbale en/of non-verbale protesten van die [slachtoffer02] ;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 september 2019 tot en met 18 oktober 2019 te Rotterdam
een persoon, [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 2002
,waarvan verdachte wist
of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet
had bereikt,
door giften, of beloften van geld of goed, of door misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of misleiding, te weten door het
beloven dat hij, verdachte, die [slachtoffer01] zal begeleiden bij het sporten en/of
geven van persoonlijke trainingen en/of door het feitelijk overwicht dat hij,
verdachte, op haar, [slachtoffer01] , had door het leeftijdsverschil en/of door zijn
postuur en/of omdat die [slachtoffer01] zich in een kwetsbare positie bevond,
opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen en/of van hem,
verdachte, te dulden, door meermalen, althans eenmaal het
-(telkens) zonder voorbehoedsmiddel laten duwen en/of houden en/of heen en
weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in haar, [slachtoffer01] , vagina en/of monden/of anus en/of
-wrijven over en/of betasten van de vagina en/of borsten van die [slachtoffer01] ;