In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 november 2021 uitspraak gedaan in de beroepen van Mastercard Europe S.A. en International Card Services B.V. tegen een last onder dwangsom die door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) was opgelegd. De last hield in dat Mastercard en ICS geen vergoedingen mochten betalen die per transactie meer bedragen dan 0,3% van de transactiewaarde, in het kader van hun samenwerking. Bij niet-naleving van deze last zou een dwangsom van € 250.000 per dag kunnen worden opgelegd, met een maximum van € 5 miljoen.
De rechtbank heeft op 8 juli 2021 tijdens de zitting aangegeven voornemens te zijn de beroepen tegen het besluit van 22 oktober 2020 gegrond te verklaren. Dit besluit was een geschoonde versie van de oorspronkelijke last onder dwangsom. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en op 18 november 2021 de uitspraak gedaan dat het bestreden besluit niet kon standhouden, omdat het besluit van 22 oktober 2020 inmiddels was vernietigd in een andere uitspraak.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de ACM gehouden was het besluit openbaar te maken, tenzij openbaarmaking in strijd zou zijn met het toezicht op de naleving. Aangezien het sanctiebesluit onrechtmatig was bevonden, verviel de verplichting tot openbaarmaking. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Er is geen afzonderlijk griffierecht verschuldigd en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat dit al in een eerdere uitspraak was gedaan. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.