3.1.Verzoek tot verhuizing en hoofdverblijfplaats
3.1.1.De vrouw verzoekt vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige in de zomer van 2021 naar [plaatsnaam 1] te verhuizen.
3.1.2.De man voert gemotiveerd verweer. Subsidiair verzoekt de man de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen.
3.1.3.Op grond van artikel 1:253a BW kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van de betreffende minderjarige(n) wenselijk voorkomt. Bij de beantwoording van de vraag of een ouder vervangende toestemming moet krijgen om met een minderjarige te verhuizen, staan de belangen van de minderjarige(n) weliswaar voorop, maar, naar vaste rechtspraak moet de rechter bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht nemen en alle betrokken belangen afwegen (zie ook HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901). 3.1.4.Tegenover het belang van een ouder bij wie de minderjarige hoofdverblijfplaats heeft om de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, kunnen andere belangen van de minderjarige of van de andere ouder staan. In de afweging van alle belangen kunnen onder meer de volgende omstandigheden betrokken worden:
- de noodzaak om te verhuizen;
- een goede voorbereiding van de verhuizing;
- het aanbieden van alternatieven of compensatie voor de verminderingen van de contactmogelijkheden met de andere ouder;
- de extra kosten van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder na een verhuizing;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de leeftijd van de minderjarige, haar mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in haar omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen.
3.1.5.Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling wordt van het volgende uitgegaan. De relatie van partijen is beëindigd tijdens dan wel kort na de zwangerschap van de vrouw. Sinds deze zomer woont de vrouw niet meer in een huurwoning in [plaatsnaam 2] nadat de eigenaars van de woning uit het buitenland zijn teruggekeerd, maar afwisselend bij haar ouders in [plaatsnaam 2] en in haar woning in [plaatsnaam 1]. De man woont samen met zijn nieuwe partner. De minderjarige heeft sinds haar geboorte haar hoofdverblijf bij de vrouw. De minderjarige verblijft conform de in de beschikking van 12 april 2021 bepaalde voorlopige zorgregeling bij de man, welke zorgregeling per 1 september 2021 uitgebreid zal worden naar de voorlopige zorgregeling zoals bepaald in de beschikking van 17 mei 2021.
3.1.6.De rechtbank is van oordeel dat de vrouw de noodzaak voor een verhuizing voldoende heeft aangetoond. De vrouw is radioloog in het ziekenhuis in Dirksland. Als gevolg van een aanscherping van een richtlijn, waarbij de vrouw binnen 30 minuten vanuit haar woning in het ziekenhuis aanwezig moet zijn, is de vrouw genoodzaakt dichterbij het ziekenhuis te gaan wonen. De vrouw heeft geprobeerd om een soortgelijke positie te bemachtigen in een ander ziekenhuis, maar dit heeft niet geleid tot een baanaanbod. Dit zou haar ook niet (snel) de mogelijkheden bieden, die zij nu krijgt bij haar huidige werk. De ouders van de vrouw passen momenteel veel op de minderjarige. De ouders van de vrouw zijn echter op leeftijd en kunnen steeds minder makkelijk de zorg voor de minderjarige op zich nemen. De verhuizing waarborgt dat de vrouw de zorg voor de minderjarige duurzaam kan blijven combineren met haar werk;
3.1.7.Daarbij acht de rechtbank de verhuizing goed doordacht en voorbereid. De vrouw is al eigenaar van een geschikte woning in [plaatsnaam 1]. De vrouw heeft zich georiënteerd op mogelijkheden voor de crèche en als de minderjarige ouder is voor een basisschool. Vanaf september 2021 is voor de minderjarige een plekje gereserveerd op de crèche in [plaatsnaam 1]. Ook is er opvang mogelijk vanuit het ziekenhuis waar de vrouw werkzaam is. De minderjarige zal net zoals nu vier dagen per week naar de crèche gaan, zij het dat de vrouw de minderjarige dan zelf kan brengen en ophalen;
3.1.8.De rechtbank is verder van oordeel dat de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de man door de verhuizing niet beperkt zal worden. De man is weliswaar bang dat een verhuizing van de vrouw met de minderjarige naar [plaatsnaam 1] ten koste zal gaan van de rol die hij in het leven van de minderjarige zou willen spelen, maar, zoals hieronder verder zal worden toegelicht, de zorgregeling zoals de man heeft verzocht, zal niet substantieel in gevaar komen door de verhuizing. Daarbij is ook van belang dat de vrouw de reiskosten van de man wil compenseren, evenals het halen en brengen in geval de vrouw weekenddienst heeft.
3.1.9.Ten aanzien van de leeftijd en de worteling van de minderjarige overweegt de rechtbank als volgt. De minderjarige is vanwege haar leeftijd niet tot weinig geworteld in [plaatsnaam 2] als zodanig. De vertrouwde omgeving van de minderjarige is bij ieder van haar ouders,bij de kinderopvang en verder met name bij de ouders van de vrouw. De minderjarige zal meer tijd doorbrengen met de vrouw, de zorgregeling met de man zal nagenoeg ongewijzigd blijven en de minderjarige zal haar opa en oma (mz) nog geregeld zien. De vrouw verwacht niet dat de minderjarige moeite zal hebben met een verandering van de kinderopvang. Tenslotte is de woning van de vrouw in [plaatsnaam 1] voor de minderjarige bekend.
3.1.10.Alle belangen tegen elkaar afwegend, acht de rechtbank, evenals de raad, het belang van de vrouw bij een verhuizing naar [plaatsnaam 1] om zo dichterbij haar werk te wonen groter dan het belang van de man om de minderjarige dichterbij zich te hebben. Ook bij een verhuizing naar [plaatsnaam 1] kan de man een rol in het leven van de minderjarige blijven spelen die strookt met de door hem verzochte zorgregeling. Als hoofdverzorgende ouder krijgt de vrouw meer rust in haar leven wanneer zij dichterbij haar werk woont, welke rust ook in het belang van de minderjarige is. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige naar Oudorp te verhuizen dan ook toewijzen.
3.1.11.Uit het voorgaande volgt tevens dat de rechtbank de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige van de vrouw naar de man niet in het belang van de minderjarige acht. De vrouw is al vanaf de geboorte van de minderjarige haar hoofdverzorger. De man heeft dit pas tijdens de mondelinge behandeling van 26 augustus 2021 gedane mondelinge verzoek - dat een wijziging van de beslissing dienaangaande in de beschikking van 17 mei 2021 inhoudt - bovendien niet nader onderbouwd. Dit subsidiaire verzoek van de man zal dan ook worden afgewezen.