ECLI:NL:RBROT:2021:13562

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
ROT 20/4772
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van AIO-uitkering na overlijden echtgenoot

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een gepensioneerde vrouw, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de terugvordering van een te veel ontvangen AIO-uitkering na het overlijden van haar echtgenoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb op 3 februari 2020 een bedrag van € 3.206,59 van eiseres heeft teruggevorderd, omdat er te veel AIO-uitkering was uitbetaald na het overlijden van haar partner. Eiseres heeft tegen deze terugvordering beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de terugvordering terecht was. De rechtbank overwoog dat eiseres als erfgename van haar overleden partner verantwoordelijk is voor de terugbetaling van de onverschuldigd betaalde uitkeringen. Eiseres voerde aan dat de terugvordering niet proportioneel was gezien haar persoonlijke omstandigheden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van de terugvordering af te zien. De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was om de terugvordering te voldoen, mede omdat haar zoon een betalingsregeling had getroffen met de Svb. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Zittingsplaats: Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/4772

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar,
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder,

gemachtigde: mr. P. Stahl-de Bruin.

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de te veel ontvangen uitkering op grond van de wet Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 30 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2021. Eiseres is met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Bij besluit van 31 juli 2019 heeft verweerder de aanvullende uitkering op grond van de AIO (AIO-aanvulling) van wijlen [naam], partner van eiseres ([naam]), over de periode vanaf 11 september 2018 tot en met 26 mei 2019 ingetrokken en het teveel ontvangen bedrag van € 3.367,40 teruggevorderd. Dit besluit staat onherroepelijk vast.
1.2.
Bij besluit van (eveneens) 3 februari 2020 heeft verweerder het recht op AOW-pensioen van [naam] met ingang van 23 december 2019 en de AIO-aanvulling met ingang van 1 januari 2020 beëindigd omdat hij is overleden.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder het onder 1.1 genoemde bedrag, onder aftrek van een nabetaling naar aanleiding van het overlijden van [naam], van eiseres teruggevorderd. De terugvordering bedraagt in totaal € 3.206,59.
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd er vanwege het overlijden van [naam] teveel AIO-uitkering is uitbetaald. Ook stond er ten tijde van het overlijden nog een vordering uit 2019 open ter hoogte van € 3.367,40. Na het overlijden van een pensioengerechtigde behoort de vordering tot de nalatenschap van de overledene. Hierdoor treedt een erfgename in de positie van de overledene vóór het overlijden en dient de erfgename, in dit geval eiseres, deze vordering alsnog te betalen. Er zijn geen dringende redenen om af te zien van de herziening of deze te matigen. Van zeer bijzondere omstandigheden waardoor eiseres minder of niets hoeft terug te betalen is geen sprake.
Beroepsgronden en oordeel van de rechtbank
3.1.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte een bedrag van € 744,44 heeft verrekend met de vakantie-uitkering en overlijdensuitkering. Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door de uitbetalingen niet op tijd te stoppen.
3.2.
De beroepsgrond slaagt niet. [naam] is op 22 december 2019 overleden en verweerder heeft op 3 februari 2020 zijn AOW-pensioen en de AIO-aanvulling beëindigd. Dit is niet onzorgvuldig. Daarbij komt dat eiseres in redelijkheid had kunnen begrijpen dat het recht van haar partner op uitkeringen met zijn overlijden was komen te vervallen. Verweerder is bevoegd teveel uitbetaalde uitkeringen te verrekenen met nog uit te keren bedragen.
4.1.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte het bedrag van € 3.206,59 heeft teruggevorderd. Haar partner had bij leven een geldige verblijfstitel, waardoor hij recht had op een AIO-aanvulling.
4.2.
De beroepsgrond slaag niet. De rechtbank overweegt hierover dat verweerder bij besluit van 31 juli 2019 een bedrag van [naam] heeft teruggevorderd. Dit besluit staat in rechte vast. Op grond van artikel 24, eerste lid, van de AOW wordt het ouderdomspensioen dat onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, door de SVB teruggevorderd van de pensioengerechtigde, dan wel van de erfgenaam van de pensioengerechtigde voor zover het onverschuldigd betaalde in het vermogen van die erfgenaam is gevallen. Eiseres heeft niet weersproken dat zij de erfgename is van [naam], zodat verweerder terecht de schuld van [naam] terug heeft gevorderd van eiseres.
5.1.
Eiseres voert aan dat gelet op haar situatie de terugvordering niet proportioneel en niet betamelijk is. Eiseres is een gepensioneerde vrouw, en na een vijftigjarig huwelijk is haar echtgenoot komen te overlijden. Zij lijdt aan verschillende medische kwalen, spreekt niet of nauwelijks Nederlands, en is volledig afhankelijk van de zorg van anderen. Verweerder is ten onrechte voorbij gegaan aan deze bijzondere omstandigheden.
5.2.
De beroepsgrond slaag niet. Op grond van artikel 24, vijfde lid, van de AOW kan verweerder, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Volgens vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2514) kunnen dringende redenen als hier bedoeld slechts zijn gelegen in de onaanvaardbaarheid van de financiële en/of sociale gevolgen die een terugvordering voor een betrokkene heeft. Het moet dan gaan om incidentele gevallen waarin iets uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. In de omstandigheid dat eiseres als erfgename van [naam] de vordering van verweerder alsmede de bedragen die verweerder na het overlijden [naam] heeft uitgekeerd moet terugbetalen, ziet de rechtbank op zichzelf geen dringende reden om af te zien van de terugvordering. In het geval van eiseres is ook van belang dat niet is gebleken dat eiseres niet in staat is de onverschuldigd betaalde uitkeringen terug te betalen. De zoon van eiseres heeft een betalingsregeling met verweerder afgesproken. Ter zitting heeft verweerder opgemerkt dat de betalingsregeling door de zoon is nagekomen en er nog € 92,- openstaat. Voor zover eiseres betoogt dat zij niet met de betalingsregeling heeft ingestemd en dat de regeling niet tot stand is gekomen door haar gemachtigde, stelt de rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 16 maart 2020 de betalingsregeling aan eiseres heeft bevestigd en dat zij hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt, zodat niet gesteld kan worden dat eiseres niet met de betalingsregeling heeft ingestemd.
6. Eiseres voert tenslotte aan dat verweerder ten onrechte de uitnodiging voor de hoorzitting niet aan haar gemachtigde heeft gestuurd, waardoor de hoorzitting achterwege is gelaten. De rechtbank stelt echter vast dat de uitnodiging van verweerder van 18 mei 2020 voor een hoorzitting naar het adres van de gemachtigde is gestuurd.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 29 november 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.