ECLI:NL:RBROT:2021:13558
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om toelating tot maatschappelijke opvang op grond van de Wmo 2015
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw die in 2016 met haar kind naar Nederland is gekomen, en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres had een verzoek ingediend om toelating tot de maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres in staat werd geacht om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, met gebruikelijke hulp of met ondersteuning van haar sociale netwerk. Eiseres had in het verleden tijdelijk in Turkije gewoond en was op 5 augustus 2020 teruggekeerd naar Nederland zonder eigen huisvesting. De rechtbank concludeerde dat er geen noodzaak was voor maatschappelijke opvang, aangezien eiseres niet dakloos was en opvang binnen haar netwerk beschikbaar was.
Eiseres voerde aan dat zij niet in staat was om zelfstandig te functioneren door een beperkt sociaal netwerk, psychische klachten en een laag opleidingsniveau. Ook stelde zij dat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst en dat zij al het mogelijke had gedaan om een woning te vinden, maar zonder succes. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres, ondanks haar omstandigheden, niet had aangetoond dat zij niet zelfredzaam was. De rechtbank benadrukte dat de Wmo 2015 niet bedoeld is om oplossingen te bieden voor de schaarste op de woningmarkt en dat de belangen van het kind van eiseres in het besluit van verweerder waren meegewogen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.