ECLI:NL:RBROT:2021:13336

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
C/10/628438 / FA RK 21-8413
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen crisismaatregel en ontvankelijkheid zonder advocaat in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 26 november 2021, wordt een beroep behandeld tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van de gemeente Albrandswaard is genomen. Verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.H.S. Vogel, heeft op 9 november 2021 beroep ingesteld tegen de op 19 oktober 2021 genomen crisismaatregel. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks dat het verzoek niet door een advocaat is ingediend. Dit is gebaseerd op de uitleg van artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), waaruit blijkt dat een verzoekschrift op grond van deze bepaling kan worden ingediend zonder tussenkomst van een advocaat.

De rechtbank behandelt vervolgens de rechtmatigheid van de crisismaatregel. Verzoeker heeft aangevoerd dat de toestand in zijn woning en de rol van de patiëntvertrouwenspersoon niet zijn meegenomen in de beslissing van de burgemeester. De rechtbank oordeelt echter dat de toestand van de woning en de zorgen van verzoeker over zijn medicatie niet relevant zijn voor de rechtmatigheid van de crisismaatregel. De rechtbank concludeert dat de burgemeester terecht heeft gehandeld en dat de noodzaak tot zorgverlening blijkt uit de medische verklaring. Het beroep wordt ongegrond verklaard.

De beschikking is gegeven door rechter mr. J. van den Bos, in tegenwoordigheid van griffier mr. J. Smolders. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/628438 / FA RK 21-8413
Beschikking van 26 november 2021 betreffende een beroep tegen een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
ten aanzien van:
[naam verzoeker] ,
hierna: verzoeker,
geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.H.S. Vogel
tegen
de Burgemeester van de gemeente Albrandswaard, hierna: de burgemeester,
gemachtigde mr. J. Groen, advocaat.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 9 november 2021;
  • de door de gemeente ingezonden stukken, waaronder het verweerschrift, ingekomen op 19 november 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 november 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • verzoeker met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • mr. J. Groen, advocaat namens de burgemeester;
  • [naam arts] , arts, en [naam psychiater] , psychiater, beiden verbonden aan Antes.

2..Beoordeling

2.1.
Ontvankelijkheid
2.1.1.
Op grond van artikel 7:6 lid 1 Wvggz kan een verzoeker door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoek binnen drie weken na de dag waarop de burgemeester de crisismaatregel heeft genomen, bij de rechter beroep instellen tegen de crisismaatregel.
2.1.2.
De burgemeester heeft op 19 oktober 2021 een crisismaatregel genomen ten aanzien van verzoeker. Verzoeker heeft op 9 november 2021 beroep ingesteld tegen deze crisismaatregel. Het verzoek is derhalve tijdig ingesteld.
2.1.3.
In het verweerschrift heeft de burgemeester de vraag opgeworpen of het beroep ontvankelijk is, nu het niet is ingediend door een advocaat en de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing zijn op de procedure. Ter zitting heeft de burgemeester toegelicht dat deze passage niet als een beroep op niet-ontvankelijkheid moet worden beschouwd, maar dat hij de aandacht erop wilde vestigen dat bijstand van een advocaat minstgenomen gewenst is. Daarin is inmiddels voorzien. Zowel de burgemeester als verzoeker zijn van mening dat het beroep ontvankelijk is.
2.1.4.
De rechtbank dient ambtshalve te oordelen over de ontvankelijkheid van een verzoek. Zij stelt voorop, dat artikel 7:6 van de Wvggz op zichzelf al een bijzondere regeling vormt ten opzichte van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dat wetboek is bovendien alleen aanvullend van toepassing (artikel 6:1, tiende lid, Wvggz en Hoge Raad 20 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1806). De rechtbank let voorts op het feit dat gedwongen zorg – zeker waar die vrijheidsbeneming in de vorm van gedwongen opname betreft – een vergaande inbreuk op de persoonlijke vrijheid van de betrokkene maakt. In andere procedures waarin vrijheidsbeneming speelt, zoals het strafgeding en bij bestuursrechtelijke vrijheidsbeneming (vreemdelingenbewaring, bestuurlijke ophouding), kan de betrokkene ook zelfstandig opkomen. In die gevallen is de inschakeling van een advocaat veelal raadzaam, maar niet verplicht. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat artikel 7:6 van de Wvggz zo moet worden uitgelegd, dat een verzoekschrift op grond van deze bepaling kan worden ingediend zonder tussenkomst van een advocaat en dat verzoeker aldus kan worden ontvangen.
2.2.
Rechtmatigheid van de crisismaatregel
2.2.1.
Van hetgeen verzoeker in zijn verzoekschrift heeft opgeschreven, kan de rechtbank slechts een deel plaatsen in het licht van de rechtmatigheidsbeoordeling van de crisis-maatregel.
2.2.2.
Voor zover wordt gesproken over rechtsbijstand en de rol van de patiëntvertrouwenspersoon oordeelt de rechtbank dat noch rechtsbijstand, noch enige handeling van de patiëntvertrouwenspersoon een voorwaarde is voor het nemen van een crisismaatregel. Wat verzoeker hierover heeft aangevoerd, kan dan ook niet leiden tot een gegrond beroep en behoeft verder geen bespreking.
2.2.3.
Verder heeft verzoeker beschreven hoe de toestand in zijn woning is. De toestand van de woning is – overigens zeer beknopt – in de medische verklaring opgenomen en daarmee mede aan de beschikking ten grondslag gelegd.
Verzoeker is eerder opgenomen met een crisismaatregel (de eerste crisismaatregel). Aansluitend is hij op vrijwillige basis opgenomen en daarna is de crisismaatregel genomen waartegen dit beroep zich richt (de tweede crisismaatregel). De toestand van de woning die wordt beschreven, is de toestand voorafgaand aan de eerste crisismaatregel en wordt slechts summier beschreven in de medische verklaring waarop de tweede crisismaatregel is gebaseerd. De nadruk in die medische verklaring ligt op het gedrag van verzoeker tijdens de vrijwillige opname. Hoe de woning eruit zag, en of daar al dan niet kabels waren doorgeknipt, heeft bij de medische verklaring kennelijk een ondergeschikte rol gespeeld en daarmee kennelijk ook bij de beslissing van de burgemeester. Daarom kan die toestand, daar verder dus ook van zij, niet leiden tot een gegrond beroep en kan zij verder onbesproken blijven.
2.2.4.
De rest van wat in het verzoekschrift is aangevoerd, houdt geen verband met de (voorbereiding van de) beslissing van de burgemeester of de rechtmatigheid daarvan, ook dat blijft onbesproken.
2.2.5.
Ter zitting is nog aangevuld dat verzoeker van mening is dat gedwongen zorg niet noodzakelijk was; hij maakte zich vooral zorgen om de medicatie, maar wilde de kliniek – waar hij op dat moment vrijwillig was opgenomen in aansluiting op een eerdere crisismaatregel – niet verlaten en de onenigheid over medicatie had ook anders kunnen worden opgelost.
2.2.6.
De rechtbank verwerpt dit betoog. Van vrijwilligheid is niet gebleken en de noodzaak tot zorgverlening blijkt uit de medische verklaring. Dat verzoeker zorgen heeft om zijn medicatie, doet niet af aan de rechtmatigheid van de crisismaatregel.
2.2.7.
Het beroep is dan ook ongegrond.

3..Beslissing

De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van den Bos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Smolders, griffier op 26 november 2021.
de griffier de rechter
De griffier is buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.