ECLI:NL:RBROT:2021:13230

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
C/10/623326 / JE RK 21-2124
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag moeder en verlenging ondertoezichtstelling van minderjarige

Op 7 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2010, en de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder had meerdere keren uitstel gevraagd om haar standpunt ter zitting toe te lichten, maar verscheen uiteindelijk niet. De vader was wel aanwezig en heeft zijn standpunt naar voren gebracht. De rechtbank heeft de zaak zonder de moeder behandeld, omdat zij van mening was dat de moeder voldoende tijd had gehad om haar standpunt te delen en het belang van een vlotte afhandeling van de zaak zwaarder woog dan het belang van de moeder om haar standpunt te delen.

De rechtbank overwoog dat het gezag van de moeder kon worden beëindigd op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, omdat er geen perspectief was op terugplaatsing bij de moeder gezien de langdurige problematiek. De rechtbank concludeerde dat de moeder niet in staat was om het belang van het kind te zien en dat de stabiliteit en veiligheid die de vader bood, noodzakelijk waren voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toegewezen en het gezag aan de vader toegewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van het kind verlengd voor een periode van drie maanden, omdat het kind nog kwetsbaar is en behandeling nodig heeft. De rechtbank heeft het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing afgewezen, omdat dit niet meer relevant was na de beëindiging van het gezag van de moeder. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 21 december 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/623326 / JE RK 21-2124 en C/10/624118 /JE RK 21-2256
datum uitspraak: 7 december 2021
beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag en verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Gelderland,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Arnhem,
en

de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en

Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 30 september 2021, en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- de e-mail van de moeder van 6 december 2021.
Op 7 december 2021 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- een vertegenwoordigster van de Raad, mevrouw [naam vertegenwoordigster] ,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder en de vader.
De moeder heeft de rechtbank kort voor de zitting van 30 september 2021 om uitstel verzocht, omdat zij de stukken pas laat had ontvangen. Zij wilde verweer voeren en een advocaat raadplegen. De kinderrechter heeft de moeder uitstel verleend. Op de zitting is de vader wel gehoord. Hij wilde graag apart worden gehoord en heeft zijn standpunt naar voren gebracht.
De zaak is aangehouden naar de zitting van 9 november 2021. Voorafgaand aan de zitting heeft de moeder weer om uitstel verzocht. Zij was verhinderd. Ook kon zij niet via skype deelnemen, omdat haar tanden getrokken zouden zijn en niet kon praten. De zaak is aangehouden en de moeder geïnformeerd dat op 7 december 2021 een nieuwe zitting zal plaatsvinden.
Op 6 december 2021 heeft de moeder weer verzocht om de zitting uit te stellen, omdat zij op 7 december 2021 een afspraak heeft bij de gemeente en niet ter zitting kan verschijnen. De kinderrechter is van oordeel dat de moeder voldoende tijd heeft gehad om haar standpunt te delen of een advocaat in te schakelen. Het belang van een voldoende vlotte afhandeling van de zaak weegt op dit moment zwaarder dan het belang van de moeder om weer de kans te krijgen haar standpunt met de rechtbank te delen. Ook de andere partijen in deze zaak wachten op duidelijkheid. De kinderrechter zal de zaak daarom zonder de moeder behandelen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de vader.
Bij beschikking van 30 september 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot
2 februari 2022. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader verlengd tot 2 februari 2022, waarbij het overige verzochte is aangehouden. Ook is de het verzoek tot het beëindigen van het ouderlijk gezag van de moeder aangehouden.

De aangehouden verzoeken

T.a.v. C/10/623326 /JE RK 21-2124 - Beëindiging ouderlijk gezag moeder
De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen.
T.a.v. C/10/624118 /JE RK 21-2256 - Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging
machtiging tot uithuisplaatsing
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een
jaar. De GI heeft ook verzocht de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader te verlengen voor
de duur van de ondertoezichtstelling. Nu resteert nog de periode tot 2 november 2022.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. [voornaam minderjarige] staat sinds 2017 onder toezicht en verblijft sinds 2020 bij de vader. Een gezagsbeëindigende maatregel zal voor rust zorgen bij [voornaam minderjarige] en de vader. [voornaam minderjarige] heeft meer dan gemiddeld behoefte aan duidelijkheid, structuur en voorspelbaarheid. Hij krijgt dit in de opvoedsituatie bij de vader geboden. Indien het gezag van de moeder beëindigd wordt, zal de vader van rechtswege met het eenhoofdig gezag belast zijn. De Raad acht het van belang dat binnen het kader van de ondertoezichtstelling er geïnvesteerd blijft worden in het contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft ter zitting haar verzoek. Volgens de GI is de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] erin gelegen dat er geen contact is met de moeder. De GI wil binnen het kader van de ondertoezichtstelling het contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder vormgeven. De GI heeft er geen vertrouwen in dat de vader zelfstandig samen met de moeder het contact tot stand kan brengen. Op dit moment wil [voornaam minderjarige] zijn moeder niet zien. [voornaam minderjarige] is vaak teleurgesteld geweest omdat de afspraken door de moeder zijn afgezegd. De GI vindt het belangrijk dat er contactherstel komt tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Tegelijkertijd dient hij beschermd te worden tegen de teleurstellingen. Het is voor de moeder lastig om haar belang ondergeschikt te maken aan die van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] staat op de wachtlijst voor therapie bij Mentaal Beter.

De verdere beoordeling

T.a.v.: C/10/623326 /JE RK 21-2124 - Beëindiging ouderlijk gezag moeder
De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Er is geen perspectief op een terugplaatsing bij de moeder gezien de langdurige problematiek van moeder. De aanvaardbare termijn waarin [voornaam minderjarige] in onzekerheid kan blijven over waar hij verder zal opgroeien is verstreken. [voornaam minderjarige] krijgt bij de vader de stabiliteit en veiligheid geboden die hij nodig heeft. Gebleken is dat de moeder niet in staat is om het belang van [voornaam minderjarige] te zien. Zij stelt haar eigen belang voorop en toont geen inzicht in haar aandeel in het creëren van spanning en stress in het leven van [voornaam minderjarige] en het stagneren van zijn ontwikkeling. De periode dat hij nog omgang had met de moeder leidde dit tot veel spanningen bij [voornaam minderjarige] . Uiteindelijk verliep de omgang zo onregelmatig en spanningsvol dat dit is gestopt. De moeder is al een lange periode niet in het leven van [voornaam minderjarige] aanwezig en dit leidt tot onduidelijkheid en onrust bij [voornaam minderjarige] . Het is belangrijk dat de contacten die er tussen moeder en [voornaam minderjarige] zijn goed gaan verlopen. [voornaam minderjarige] zet nu belangrijke stappen in zijn leven en heeft daarbij rust en duidelijkheid nodig om goede stappen te kunnen blijven zetten. De rechtbank acht het van belang dat het gezag van de moeder wordt beëindigd om op die manier duidelijkheid en rust voor [voornaam minderjarige] te kunnen creëren waaruit een veilige basis kan gaan ontstaan voor zijn verdere ontwikkeling.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen. Ingevolge het bepaalde in artikel 1: 274 BW wordt, indien de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, na de beëindiging van het gezag van een van hen voortaan het gezag door de andere ouder alleen uitgeoefend. De vader zal aldus het eenhoofdig gezag over [voornaam minderjarige] hebben.
T.a.v.: C/1 0/624118 / JE RK 21-2256 - Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging
machtiging tot uithuisplaatsing
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] een positieve weg heeft ingeslagen in zijn ontwikkeling, maar hij blijft een kwetsbare jongen die nog behandeling nodig heeft. [voornaam minderjarige] gaat richting de pubertijd en de komende jaren is het van
belang dat [voornaam minderjarige] de rust en ruimte krijgt om sociaal emotioneel sterker te worden en zijn identiteit te ontwikkelen. Daarvoor is het belangrijk dat de mening en stem van [voornaam minderjarige] gehoord wordt en rekening gehouden wordt met zijn gevoelens en mening. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige] vanuit een veilig basis met structuur, rust en duidelijkheid behandeling aan kan
gaan en zichzelf kan gaan ontwikkelen.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de GI in de komende periode betrokken blijft om zicht te houden op de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] en bezien wordt of contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en de moeder mogelijk is.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank zal de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor een periode van drie maanden en het overige verzochte afwijzen. Aangezien de rechtbank het gezag van de moeder over [voornaam minderjarige] zal beëindigen, zal de rechtbank het resterende deel van het verzoek inzake de verlenging van de uithuisplaatsing afwijzen vanwege het ontbreken van een belang bij een beslissing hierop.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] over [voornaam minderjarige] ;
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 2 mei 2022;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2021 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.