ECLI:NL:RBROT:2021:13163

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
C/10/623883 / FA RK 21-6188, C/10/624333 / FA RK 21-6416 en C/10/629123 / JE RK 21-3060
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een tienermoeder en verzoek tot benoeming van een voogd over haar baby

Op 22 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een tienermoeder, hierna te noemen [naam minderjarige], en het verzoek tot benoeming van een voogd over haar baby, [naam kind]. De rechtbank heeft de zaken met gesloten deuren behandeld, waarbij verschillende belanghebbenden, waaronder de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, aanwezig waren. De minderjarige moeder, [naam minderjarige], is op [geboortedatum kind] 2021 bevallen van haar zoon [naam kind], en verblijft samen met hem in een crisispleeggezin. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de oma moederszijde (mz) en de opvoedingsomgeving, waardoor de plaatsing bij haar niet in het belang van [naam kind] wordt geacht. De Raad heeft verzocht om de GI als voogd te benoemen over [naam kind], terwijl [naam minderjarige] subsidiair heeft verzocht om de oma mz met de voogdij te belasten. De rechtbank heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] verlengd tot 2 mei 2022, en de voorlopige voogdij van de GI in stand gehouden. De rechtbank heeft de behandeling van de verzoeken van de Raad en [naam minderjarige] aangehouden, om te bezien of een terugplaatsing bij de oma mz mogelijk is, en heeft de Raad verzocht om rapportage over de actuele stand van zaken. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van de ontwikkeling van [naam minderjarige] is dat zij een tienermoedertraject volgt, en dat er aandacht moet zijn voor de omgang tussen [naam kind] en zijn vader.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/623883 / FA RK 21-6188, C/10/624333 / FA RK 21-6416 en C/10/629123 / JE RK 21-3060
datum uitspraak: 22 december 2021
Beschikking van de rechtbank over (voorlopige) voogdij en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak over de (voorlopige) voogdij van

de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
en

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige]

wonende te Rotterdam, de minderjarige moeder van [naam kind ] ,
hierna te noemen [naam minderjarige] ,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl, te Rotterdam,
betreffende

[naam kind ] ,

geboren op [geboortedatum kind ] 2021 te [geboorteplaats kind ] ,
hierna te noemen [naam kind ] ,
en in de zaak over de uithuisplaatsing van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige]

De rechtbank merkt in alle procedures als belanghebbende aan:

[naam oma 1] , hierna te noemen de oma moederszijde (mz),

wonende te [woonplaats oma 1] ,
advocaat: mr. F. Pool, te Rotterdam.
De rechtbank merkt in alle procedures als informanten aan:

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam oma 2] ,

hierna te noemen de oma vaderszijde (vz), wonende te [woonplaats oma 2] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 15 oktober 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken
(C/10/623883 / FA RK 21-6188, C/10/624333 / FA RK 21-6416);
- het verzoek met bijlagen van de GI van 23 november 2021, ingekomen bij de griffie op
23 november 2021
(C/10/629123 / JE RK 21-3060);
- een briefrapportage met bijlagen van de Raad van 9 december 2021, ingekomen bij de griffie op 9 december 2021;
- een briefrapportage van de GI van 22 december 2021, ingekomen bij de griffie op
22 december 2021.
Op 22 december 2021 heeft de rechtbank de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam minderjarige] , die ook apart is gehoord, bijgestaan door haar advocaat,
- de oma mz, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, te weten [naam 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, te weten [naam 2] en
[naam 3] .
Bijzondere toegang is verleend aan [naam 4] , werkzaam bij stichting Enver en [naam 5] , de jeugdreclasseerder van de vader.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de grootmoeder vaderszijde.

De feiten

Ten aanzien van [naam minderjarige]
Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder (oma mz).
[naam minderjarige] is geboren op [geboortedatum minderjarige] 2005 te [geboorteplaats minderjarige] . Zij heeft de leeftijd van zestien jaar.
Bij beschikking van 2 mei 2019 is [naam minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 2 mei 2022.
[naam minderjarige] is op [geboortedatum kind ] 2021 bevallen van [naam kind ] .
Bij beschikking van 7 oktober 2021 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] in een crisispleeggezin verleend voor de duur van vier weken. De beslissing voor het overig verzochte is aangehouden.
Ten aanzien van [naam kind ]
Op [geboortedatum kind ] 2021 is te [geboorteplaats kind ] uit [naam minderjarige] geboren het minderjarige kind [naam kind ] .
De moeder [naam minderjarige] was minderjarig tijdens de geboorte van [naam kind ] en is dat nu nog.
De vader heeft [naam kind ] erkend.
Bij beschikking van 3 oktober 2021 is een voorlopige voogdij over [naam kind ] uitgesproken voor de duur van drie maanden. Dit wordt op dit moment uitgeoefend door de GI.
[naam minderjarige] verblijft samen met [naam kind ] in een crisispleeggezin.
De GI heeft zich schriftelijk bereid verklaard de voogdij op zich te nemen.
Ten aanzien van [naam minderjarige] en [naam kind ]
Bij beschikking van 15 oktober 2021 is de spoedbeslissing van [geboortedatum kind ] 2021 met betrekking tot de voorlopige voogdij over [naam kind ] in stand gehouden, is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] verlengd tot 15 januari 2022 en is het primaire verzoek van [naam minderjarige] tot het verkrijgen van de status van meerderjarige afgewezen. De beslissing op het verzoek van de Raad (C/10/624333) en het subsidiaire verzoek van [naam minderjarige] om oma mz met de voogdij te belasten (C/10/623883) is aangehouden. De maatregel van de voorlopige voogdij blijft gelden tot dat hier op is beslist.

De (aangehouden) verzoeken

De Raad heeft verzocht om op grond van 1:295 jo. 1:299 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de GI als voogd te benoemen over [naam kind ] .
[naam minderjarige] heeft subsidiair verzocht om de oma mz te belasten met de voogdij over [naam kind ] .
De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De standpunten

De Raad
De Raad heeft ter zitting het aangehouden verzoek met betrekking tot het benoemen van de GI als voogd over [naam kind ] gehandhaafd. Ook ondersteunt de Raad het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] .
De Raad vindt dat er nog steeds zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van oma mz en de opvoedingsomgeving bij haar. Oma mz heeft onvoldoende inzicht in de behoeften van haar kinderen. De verzorging van een jonge baby als [naam kind ] vraagt veel. De plek bij oma vz is geen optie meer. Na de zitting van 15 oktober 2021 is oma vz gescreend door Enver. Zij hebben negatief geadviseerd over een plaatsing van [naam kind ] bij oma vz.
Het is in het belang van [naam kind ] dat bekeken wordt hoe [naam minderjarige] en [naam vader] als jonge ouders in de toekomst hun opvoeding vorm gaan geven. [naam minderjarige] heeft een professionele omgeving nodig om haar opvoedvaardigheden te vergroten. [naam kind ] is immers nog erg jong en geheel afhankelijk van zijn opvoeders. Zodra de financiering is geregeld, kan [naam minderjarige] met [naam kind ] in een babyhuis worden geplaatst. Dit is in Schiedam. Dat is dichtbij oma mz.
Momenteel werken [naam minderjarige] en oma mz mee aan de plaatsing in het pleeggezin. Zij hebben een liefdevolle band met elkaar. Het is echter de vraag of zij kunnen inschatten wat een baby nodig heeft en of zij kunnen bieden wat [naam kind ] nodig heeft als hij ouder wordt en aandacht gaat vragen. Voor nu is het belangrijk voor de hechting dat [naam minderjarige] en [naam kind ] samen zijn, dat oma mz oma van [naam kind ] kan zijn en een band met hem kan opbouwen en dat zij moeder kan blijven van [naam minderjarige] . Het is dan ook noodzakelijk dat de voogdij over [naam kind ] bij de GI komt te liggen. Ook moet er aandacht zijn voor de rol van [naam vader] als vader van [naam kind ] .
Voor de beantwoording van de vraag of [naam minderjarige] op termijn bij oma mz terug kan worden geplaatst, is de komende periode nader onderzoek nodig.
De GI
De GI heeft ter zitting het verzoek tot uithuisplaatsing verduidelijkt, in die zin dat verzocht wordt om een machtiging uithuisplaatsing van [naam minderjarige] in het huidige crisispleeggezin en een accommodatie jeugdhulpaanbieder. Zodra er plek is kan [naam minderjarige] dan over. Ter onderbouwing van dit verzoek en ter ondersteuning van het verzoek van de Raad is het volgende aangevoerd.
Ondanks de ingezette hulp in de afgelopen jaren zijn er nog steeds zorgen over de leerbaarheid van oma mz. Oma mz heeft onvoldoende opvoedvaardigheden. Zij heeft moeite om structuur en regels te bieden. De afgelopen twee jaren is het oma mz immers niet gelukt om ervoor te zorgen dat [naam minderjarige] en haar broertje [naam 6] naar school gaan. [naam minderjarige] ondersteunt oma mz en broertje [naam 6] terwijl zij nu ook de zorg heeft voor [naam kind ] . Ook over [naam 6] zijn er veel zorgen. Het is te belastend voor oma mz om [naam minderjarige] en [naam kind ] bij oma mz (terug) te plaatsen. De nieuwe woning is bovendien onvoldoende hygiënisch voor een baby. Zo zijn bepaalde meubels niet schoon en is de geur van de kattenbakken in de woning duidelijk aanwezig. Praktische hulp bij oma mz in haar nieuwe woning is nog niet gerealiseerd.
Bij de pleegmoeder doet [naam minderjarige] het met [naam kind ] erg goed. Zij is een liefdevolle moeder voor hem. Er zijn wel enige zorgen over de zelfhygiëne. [naam minderjarige] heeft ook nog sturing nodig. Daarom is het belangrijk om [naam minderjarige] met [naam kind ] in een babyhuis, een tienermoedertraject van Timon, te plaatsen zodra er plek is.
Op de vraag of [naam minderjarige] na het volgen van dit traject terug zou kunnen gaan naar oma mz, is aangegeven dat het mogelijk is om daarnaar toe te werken. Er kunnen echter geen beloftes worden gedaan. Oma mz moet laten zien dat zij voldoende opvoedkwaliteiten en vaardigheden heeft om een baby te kunnen opvoeden. Het is meer in het belang van [naam minderjarige] dat zij na dit traject gaat toewerken naar zelfstandigheid. [naam minderjarige] heeft professionele hulp nodig om haar leven op te kunnen bouwen, om voor [naam kind ] te zorgen en naar school te gaan.
[naam minderjarige]
Namens [naam minderjarige] heeft haar advocaat ter zitting het subsidiaire verzoek gehandhaafd. Oma mz dient te worden belast met de voogdij over [naam kind ] . Verzocht is om het verzoek van de GI af te wijzen voor wat betreft de periode na 15 januari 2022. Ter onderbouwing is het volgende aangevoerd.
Volgens de pleegmoeder doet [naam minderjarige] het erg goed en is zij een goede opvoeder voor [naam kind ] . Daar komt bij dat [naam minderjarige] niet is weggelopen in de afgelopen periode, ondanks het feit dat zich verveelt in het dorp waar zij verblijft. Betwist wordt dat de nieuwe woning van oma mz onhygiënisch is. Deze woning is geschilderd en in orde. Ondanks de handicap van oma mz heeft zij de zorg voor haar jongere zoontje [naam 6] , waarvoor geen machtiging uithuisplaatsing op tafel ligt. De ondersteuning van oma mz door [naam minderjarige] bestaat uitsluitend uit het behandelen van e-mailberichten voor oma mz. Van parentificatie is dan ook geen sprake. [naam minderjarige] wil meewerken aan de plaatsing in het babyhuis. Zij wil echter het liefst met [naam kind ] zo spoedig mogelijk bij oma mz worden (terug)geplaatst. In het kader van de ondertoezichtstelling is er immers hulpverlening beschikbaar en zicht op de opvoedomgeving bij oma mz. Er lijkt echter door de GI niet meer te worden gewerkt aan het doel van de ondertoezichtstelling, namelijk een terugplaatsing van [naam minderjarige] bij oma mz. Er zijn immers geen concrete doelen hiervoor opgesteld.
Oma mz
Namens de oma mz heeft haar advocaat ter zitting verzocht om het subsidiaire verzoek van [naam minderjarige] toe te wijzen en de (aangehouden) verzoeken van de Raad en de GI af te wijzen. Ter onderbouwing hiervan is het volgende aangevoerd.
Er zijn onvoldoende contra-indicaties voor een (terug)plaatsing van [naam minderjarige] en [naam kind ] bij oma mz (terug) en om oma mz met de voogdij over [naam kind ] te belasten. De twaalfjarige [naam 6] woont immers in de opvoedsituatie bij oma mz. Voor hem is geen sprake van een dreigende uithuisplaatsing terwijl [naam minderjarige] ouder is dan haar broertje. Zo nodig kan in het kader van de ondertoezichtstelling intensieve hulpverlening worden ingezet. Het klopt dat [naam minderjarige] en [naam kind ] een lange periode niet naar school zijn geweest. De oorzaak hiervan lag niet bij de opvoedcapaciteiten van oma mz, maar bij het huiselijk geweld van opa mz. [naam minderjarige] bleef in die periode bij haar moeder thuis om haar te beschermen tegen haar ex-partner.
De zorgen over de woning van oma mz worden bestreden. Zij heeft geen verhuiskostenvergoeding gekregen. Daarom is er in de woning nog geen laminaat gelegd. Verder is de woning netjes behangen en geverfd. [naam minderjarige] doet het als moeder erg goed. Als zij haar opvoedvaardigheden moet vergroten, zal zij in het vrijwillig kader aan een plaatsing in een babyhuis meewerken. Daarom zijn er geen gronden voor een machtiging uithuisplaatsing.
Tot slot is naar aanleiding van het kindgesprek met [naam minderjarige] door de kinderrechter aandacht gevraagd voor meer contactmomenten tussen [naam minderjarige] , [naam kind ] en oma mz enerzijds en tussen [naam kind ] en zijn vader.

De beoordeling

Het verzoek verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] (C/10/629123)
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling tijdens de zitting is de kinderrechter nog steeds van oordeel dat een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
Op [geboortedatum kind ] 2021 is [naam minderjarige] moeder geworden van haar zoon [naam kind ] . Na een verblijf van een paar dagen in het ziekenhuis zijn zij met een spoedmachtiging in een crisispleeggezin geplaatst. [naam minderjarige] vindt de omgeving waar zij verblijft eigenlijk maar saai. Zij is de grote stad gewend en kan niet goed wennen aan het dorpse leven. Ook is zij ver weg van haar eigen moeder. Zij ziet haar moeder maar één keer per week. Desondanks zet [naam minderjarige] door in het belang van [naam kind ] . Belangrijker is nog dat wordt gezien dat [naam minderjarige] een liefdevolle moeder is voor [naam kind ] is. Met ondersteuning en begeleiding van de pleegmoeder heeft zij de verzorging van [naam kind ] goed opgepakt. Dit verdient een groot compliment.
[naam minderjarige] wil graag met [naam kind ] terug naar oma mz. De kinderrechter begrijpt deze wens. Of dit gaat lukken is nu nog niet duidelijk. In ieder geval is het belangrijk dat [naam minderjarige] zich nu gaat ontwikkelen van meisje dat zelf onder toezicht staat en hulp en aansturing nodig heeft, naar een moeder die zelfstandig voor [naam kind ] kan zorgen. Dit kan niet thuis. Op dit moment is de inschatting dat oma mz [naam minderjarige] onvoldoende kan ondersteunen in de grote stappen die zij moet gaan zetten. Daarom heeft [naam minderjarige] professionele hulpverlening nodig, zoals het moeder-kindtraject. Na dit traject is de rolverdeling en de daarbij behorende verwachtingspatronen duidelijk. [naam minderjarige] is dan de moeder van [naam kind ] en zij kan voor hem zorgen. Misschien heeft zij daar nog wat hulp bij nodig, maar zij is in ieder geval de moeder. Oma mz is dan ook echt de oma en is niet samen met [naam minderjarige] verantwoordelijk voor de opvoeding van [naam kind ] .
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van de ontwikkeling van [naam minderjarige] is dat zij de komende periode een tienermoedertraject zal volgen. Totdat er plek is in dit traject, zal zij nog in het pleeggezin blijven. Daarom zal de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing voor de door de GI verzochte periode verlengen.
Het verzoek voogdij van de Raad (C/10/624333) en het subsidiaire verzoek van [naam minderjarige] (C/10/623883)
Vaststaat dat de opa mz een langdurige onveilige situatie heeft veroorzaakt in de opvoedsituatie bij oma mz. Er is een contactverbod van twee jaar aan hem opgelegd. Niet is uit te sluiten dat deze onveilige situatie ook van invloed is geweest op de zorgelijke schoolgang van [naam minderjarige] en haar broertje. Onlangs is oma mz naar een nieuwe woning verhuisd. Dit is een frisse start. Op deze plek heeft de GI weliswaar weer zorgen over de hygiëne in de woning, maar de woning is nog niet klaar. Er moet nog een vloer worden gelegd, maar hiervoor heeft oma mz op dit moment geen geld. Ook moet de huishoudelijke ondersteuning voor oma mz nog starten. Deze is wel aangevraagd. [naam minderjarige] heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt en zal zich met professionele begeleiding de komende periode als het goed is verder ontwikkelen als moeder. Gelet op al deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om de behandeling van de verzoeken aan te houden. De rechtbank zal een definitieve beslissing over de voogdij van [naam kind ] nemen gelijktijdig met de behandeling van een eventueel verlengingsverzoek van de GI ten aanzien van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing van [naam minderjarige] . Dit betekent dat de voorlopige voogdij van de GI in stand blijft.
Tot slot
De kinderrechter begrijpt dat dit traject erg zwaar is voor [naam minderjarige] en dat zij zich soms eenzaam voelt. Op zitting is daarom stilgestaan bij de contactmomenten tussen [naam minderjarige] en oma mz. Vanwege de hechte band tussen [naam minderjarige] en oma mz is het van belang dat er vaker dan een keer per week omgang tussen hen gaat plaatsvinden. Daarnaast dient er aandacht te zijn voor de omgang tussen [naam kind ] en zijn vader. De kinderrechter begrijpt dat de vader dom is geweest door vast komen te zitten, maar dit is het moment om de hechting tussen vader en kind tot stand te brengen. Ook is het voor de relatie tussen [naam minderjarige] en de vader en het vormgeven van het ouderschap van belang dat zij elkaar vaker zien. Ook wenst de kinderrechter het belang van een goed en vooral regelmatig contact tussen de GI en [naam minderjarige] te benadrukken. Het contact wordt nu door [naam minderjarige] als zakelijk ervaren. Zij zou graag wat vaker contact hebben om te praten.
Tijdens de behandeling van een eventueel verlengingsverzoek van de GI over de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige] dient gelet op de sterke wens en de verzoeken van [naam minderjarige] en oma mz ook duidelijk te worden of een (terug)plaatsing van [naam minderjarige] en [naam kind ] bij oma mz al dan niet tot de mogelijkheden behoort en wat daarvoor nodig is.
De kinderrechter verzoekt de Raad om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting te rapporteren over de actuele stand van zaken en daarbij gemotiveerd aan te geven of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd. Ook de advocaat van [naam minderjarige] kan relevante stukken inleveren en aangeven of het subsidiaire verzoek wordt gehandhaafd.

De beslissing

De rechtbank:
houdt de beslissing van [geboortedatum kind ] 2021 met betrekking tot de voorlopige voogdij over [naam kind ] in stand;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam minderjarige] , zowel in een crisispleeggezin, als in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, te weten een babyhuis of een (tiener)moedertraject, tot 2 mei 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

En alvorens verder te beslissen:

Houdt de beslissing op het verzoek van de Raad (
C/10/624333) en het subsidiaire verzoek van [naam minderjarige] (
C/10/623883) aan en bepaalt dat de behandeling van de zaken wordt aangehouden tot
1 april 2022 pro forma.
Bepaalt dat de Raad, de GI, de belanghebbenden en de advocaten op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen.
Verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (en de belanghebbenden en de advocaten) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.