ECLI:NL:RBROT:2021:13134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
628943 / HA RK 21-1333
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure over bewindvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2021 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van de vader van een betrokkene in een bewindprocedure. De vader had op 5 november 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C. van Steenderen-Koornneef, de rechter die op 16 november 2021 een eindbeschikking had gegeven in de bewindprocedure. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de rechter al een eindbeslissing had gedaan voordat zij kennisnam van het wrakingsverzoek. De griffie had verzuimd het verzoek door te sturen, waardoor de rechter pas op 18 november 2021 op de hoogte was van het verzoek. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat zij kennis kreeg van het verzoek tot wraking. Hierdoor was verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 628943 / HA RK 21-1333
Beslissing van 29 november 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. C. van Steenderen-Koornneef, senior rechter in de rechtbank Rotterdam,
team kanton 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Ter zitting van 2 november 2021 heeft ten overstaan van de rechter een mondelinge behandeling plaatsgevonden inzake het bewind over de goederen van [naam betrokkene] (hierna: betrokkene). Op 16 november 2021 heeft de rechter een beschikking gegeven waarbij – kort samengevat – de bewindvoerder [naam] is ontslagen en Beschermingsbewindkantoor Nederland B.V. is benoemd tot bewindvoerster. Deze procedure draagt als kenmerk 9524855 \ BM VERZ 21-4884.
1.2.
Per brief van 3 november 2021, ingekomen ter griffie op 5 november 2021, heeft verzoeker, de vader van betrokkene, wraking van de rechter verzocht.
1.3.
De brief van 3 november 2021 is eerst op 18 november 2021 ter kennis gekomen van de rechter en zij heeft de brief doorgezonden aan de wrakingskamer.
1.4.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure met kenmerk 9524855 \ BM VERZ 21-4884.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2.
Op 16 november 2021 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedure een beschikking gegeven. Die beschikking is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3.
Het wrakingsverzoek is op 5 november 2021 en derhalve voor de uitspraak van voormelde beschikking ingediend. De griffie heeft echter verzuimd het wrakingsverzoek door te sturen aan de rechter die als gevolg daarvan pas op 18 november heeft kennisgenomen van dat verzoek. Het wrakingsverzoek is vervolgens op verzoek van de rechter ter beoordeling voorgelegd aan de wrakingskamer.
2.4.
De wrakingskamer betreurt het dat het wrakingsverzoek niet eerder ter kennis is gekomen van de rechter, doch op grond van het vorenstaande kan slechts geconcludeerd worden dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat zij kennis kreeg van het verzoek tot wraking. De omstandigheid dat het verzoek voor de eindbeslissing van 16 november 2021 is ingediend, doet aan deze conclusie niet af.
2.5.
Verzoeker is daarom thans kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 8, lid 2, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank, niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. C. Steenderen-Koornneef.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. M.C. Franken en
mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken
op 29 november 2021 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. C. Steenderen-Koornneef