ECLI:NL:RBROT:2021:13124

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
628249 / HA RK 21-1290
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

Op 30 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een strafzaak. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat het strafdossier niet aan de verzoeker was toegezonden. De rechter, mr. M. van Seventer, had echter toegelicht dat hij de behandeling van de zaak wilde aanhouden om de verzoeker de kans te geven zich voor te bereiden. De verzoeker was niet verschenen op de zitting van de wrakingskamer om deze toelichting te weerleggen. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een vrees van vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De verzoeker had geen zwaarwegende aanwijzingen aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid konden rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het verzoek ongegrond was en wees het af.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK ROTTERDAM

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
zaaknummer / rekestnummer: C/10/628249 / HA RK 21-1290
Beschikking van 30 december 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker
strekkende tot wraking van:
mr. M. van Seventer,rechter in de rechtbank Rotterdam, team straf 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting van 5 november 2021 is door de rechter behandeld de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak. Die procedure draagt als parketnummer 83/240396-21.
Bij gelegenheid van die behandeling heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van de zitting van 5 november 2021.
Verzoeker en de rechter zijn per brief van 29 november 2021 uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 8 november 2021.
Op de zitting van 14 december 2021, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is de rechter verschenen. Verzoeker is, ondanks behoorlijk te zijn opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Evenmin is er een schriftelijk bericht van verzoeker ontvangen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1.
Verzoeker heeft tijdens de zitting van 5 november 2021 wraking van de rechter verzocht vanwege vooringenomenheid van de rechter. Voorafgaand aan voornoemde zitting heeft verzoeker gevraagd om de naam van de rechter en de officier van justitie en om ontvangst van zijn strafdossier. Hierop heeft verzoeker, zo stelt hij, geen respons ontvangen.
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter heeft te kennen gegeven dat geen sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Voorafgaand aan de zitting van 5 november 2021 heeft verzoeker verzocht de strafzaak aan te houden tot na 5 januari 2022. De rechter vermoedt dat de behandeling van het aanhoudingsverzoek, welk verzoek niet is ingewilligd, aanleiding voor verzoeker was om wraking van de rechter te verzoeken. Daarnaast verzocht verzoeker voorafgaand aan de zitting om de naam van de officier van justitie en de behandelend rechter. Omdat verzoeker niet had toegelicht waarom het op dat moment van belang was om over deze namen te beschikken en bovendien de naam van de rechter op zitting zou blijken, is niet op dit verzoek gereageerd. Verzoeker heeft tevens om toezending van het dossier verzocht. Aan verzoeker is meegedeeld dat het functioneel parket het dossier aan hem zou verstrekken. Tijdens de zitting meldde verzoeker dat hij geen dossier had ontvangen. Nadat de officier van justitie bij verzoeker had geverifieerd wat zijn e-mailadres was, deelde de officier van justitie mee dat er een koppeling naar het e-mailadres van verzoeker was verstuurd waarmee hij het dossier had kunnen downloaden. De rechter merkte op dat verzoeker kennelijk zijn e-mails niet goed had gelezen. Vervolgens wilde de rechter verzoeker meedelen dat hij hem de kans wilde geven om de zaak voor te bereiden en dat hij de zaak om die reden zou aanhouden, maar voordat de rechter was uitgesproken onderbrak verzoeker hem en verzocht hij wraking van de rechter.

3.De beoordeling

3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2.
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Verzoeker heeft dat ook niet gesteld.
3.3.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 5 november 2021 maakt de wrakingskamer op dat verzoeker zijn verzoek met name grondt op het feit dat zijn strafdossier niet aan hem was toegezonden. Nog daargelaten dat uit het dossier blijkt dat het functioneel parket bij e-mailbericht van 1 november 2021 aan verzoeker heeft bericht dat hem het proces-verbaal (waaruit het strafdossier kennelijk bestaat) reeds op 24 september 2021 is toegestuurd en hem tevens in staat heeft gesteld een digitale versie van het proces-verbaal te downloaden waarvoor verzoeker een aparte e-mail heeft ontvangen van de bestandenpostbus, is ook overigens van belang dat de rechter in zijn schriftelijke reactie en tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek heeft toegelicht dat hij de behandeling van de zaak wilde aanhouden om verzoeker de mogelijkheid te bieden de zaak voor te bereiden en alsnog kennis te nemen van het strafdossier. Dit laatste neemt de wrakingskamer als vaststaand aan omdat verzoeker niet ter zitting is verschenen om deze toelichting van de rechter te weerspreken. Een geobjectiveerde vrees van vooringenomenheid van de rechter kan op basis van deze gang van zaken in het geheel niet worden afgeleid. Voor zover verzoeker heeft bedoeld het verzoek mede te gronden op het feit dat hem voorafgaand aan de zitting de namen van de officier van justitie en de rechter niet zijn meegedeeld, brengt dit evenmin een geobjectiveerde vrees van vooringenomenheid van de rechter met zich.
3.5.
Het verzoek is ongegrond en zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. M. van Seventer.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. K.J. Bezuijen en mr. W.P.M. Jurgens, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 30 december 2021 in tegenwoordigheid van mr. P. Blijleven, griffier.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.