In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van drie maanden, evenals een uithuisplaatsing in het Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis. Dit verzoek was gedaan naar aanleiding van ernstige zorgen over de gezondheid van [naam kind], die te vroeg geboren was en medische complicaties had, waaronder trombose en spataderen op zijn slokdarm. De moeder van [naam kind] had moeite om adequaat te communiceren met het ziekenhuispersoneel, wat leidde tot de noodzaak van een spoedbeschikking op 9 december 2021.
Tijdens de zitting op 17 december 2021 werd de situatie van de moeder en de ondersteuning die zij ontving besproken. De moeder had hulpverlening opgebouwd, maar door een verhuizing naar Rotterdam was deze tijdelijk gestopt. De kinderrechter oordeelde dat de zorgen over de gezondheid van [naam kind] op 9 december 2021 gerechtvaardigd waren, maar dat de situatie inmiddels verbeterd was. De moeder had inmiddels nieuwe hulpverlening aangevraagd en de kinderrechter was van mening dat de moeder in staat was om de bedreiging voor de ontwikkeling van [naam kind] weg te nemen.
Daarom heeft de kinderrechter besloten om de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] te herroepen, met ingang van 17 december 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 24 december 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.