ECLI:NL:RBROT:2021:13073

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
C/10/630058 / JE RK 21-3211
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige met medische complicaties

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van drie maanden, evenals een uithuisplaatsing in het Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis. Dit verzoek was gedaan naar aanleiding van ernstige zorgen over de gezondheid van [naam kind], die te vroeg geboren was en medische complicaties had, waaronder trombose en spataderen op zijn slokdarm. De moeder van [naam kind] had moeite om adequaat te communiceren met het ziekenhuispersoneel, wat leidde tot de noodzaak van een spoedbeschikking op 9 december 2021.

Tijdens de zitting op 17 december 2021 werd de situatie van de moeder en de ondersteuning die zij ontving besproken. De moeder had hulpverlening opgebouwd, maar door een verhuizing naar Rotterdam was deze tijdelijk gestopt. De kinderrechter oordeelde dat de zorgen over de gezondheid van [naam kind] op 9 december 2021 gerechtvaardigd waren, maar dat de situatie inmiddels verbeterd was. De moeder had inmiddels nieuwe hulpverlening aangevraagd en de kinderrechter was van mening dat de moeder in staat was om de bedreiging voor de ontwikkeling van [naam kind] weg te nemen.

Daarom heeft de kinderrechter besloten om de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] te herroepen, met ingang van 17 december 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 24 december 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/630058 / JE RK 21-3211
datum uitspraak: 17 december 2021

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2016 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de spoedbeschikking van de kinderrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 9 december 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de e-mail met bijlage van mr. E.M.A. Leijser, advocaat van de moeder, van 16 december 2021.
Op 17 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. E.M.A. Leijser,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1],
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 2].
mr. E.M.A. Leijser is telefonisch gehoord.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] woont bij de moeder.
Bij spoedbeschikking van 9 december 2021 is [naam kind] voorlopig onder toezicht gesteld tot 9 maart 2022. Bij deze beschikking heeft de kinderrechter tevens een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in het Erasmus MC Sophia Kinderziekenhuis verleend met ingang van 9 december 2021 voor de duur van twee weken.

Het verzoek

De Raad heeft de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van drie maanden. Ook heeft de Raad de uithuisplaatsing van [naam kind] in het Sophia Kinderziekenhuis verzocht voor de duur van twee weken. Beide verzoeken zijn bij spoedbeschikking van 9 december 2021 toegewezen.
De Raad heeft het verzoek ter zitting als volgt toegelicht. Op 9 december 2021 was sprake van een situatie die mogelijk levensbedreigend was voor [naam kind]. [naam kind] is te vroeg geboren en heeft trombose gehad, waardoor hij spataderen op zijn slokdarm heeft. Dit kan levensbedreigend zijn als hij bloed gaat spugen. Dit was het geval op 9 december 2021. Het lukte de moeder die avond niet om adequaat met het ziekenhuispersoneel te communiceren en mee te werken.
Er was al hulpverlening betrokken bij het gezin. Moeder is verhuisd van Vlaardingen naar Rotterdam. Door de verhuizing is zowel de opvoedondersteuning als de GGZ-hulpverlening tijdelijk gestopt. [naam kind] gaat inmiddels naar de dagopvang van Enver, maar de dagopvang heeft heel weinig contact met de moeder. Dit loopt via haar ambulant begeleider. Tijdens de voorlopige ondertoezichtstelling wordt onderzocht of de hulpverlening van de moeder en [naam kind] nog wel passend is. Daarnaast wordt gekeken of de spoedsituatie op 9 december 2021 een incident was of dat sprake is van een structureel probleem. Daarvoor is noodzakelijk dat er meer zicht komt op de opvoedcapaciteiten van de moeder.

De standpunten

De GI heeft zich aangesloten bij het verzoek van de Raad. [naam kind] is een kwetsbare jongen, gelet op zijn medische toestand. De moeder heeft aangegeven soms overbelast te zijn en de situatie niet meer te overzien. Ook geeft ze aan veel moe te zijn. De opvoedondersteuning van Pameijer is betrokken geweest, maar vanwege de verhuizing en de financieringsproblemen daardoor, is deze ondersteuning tijdelijk gestopt. De moeder heeft deze ondersteuning echter wel nodig. Er vinden momenteel enkel belmomenten plaats, geen huisbezoeken. De moeder heeft aangegeven de opvoedondersteuning alleen te willen hervatten als haar voormalig hulpverlener, [naam 3], de hulp zal hervatten. Of dit mogelijk is, is nog niet duidelijk. De moeder zal ook een andere hulpverlener moeten accepteren. Met betrekking tot de opvoedondersteuning is dus nog veel onduidelijk. Ook zijn er nog andere aandachtspunten waaraan gewerkt dient te worden, waaronder de trauma’s van de moeder, haar draagkracht en de interactie tussen de moeder en [naam kind].
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen de voorlopige ondertoezichtstelling. Het spoedverzoek is op basis van onvolledige en onjuiste gegevens toegewezen. De situatie in het ziekenhuis is gebaseerd op een misverstand. De moeder heeft de afgelopen vier jaar in het vrijwillig kader op eigen kracht een reeks aan hulpverlening opgebouwd. Met haar ambulant begeleider heeft de moeder een zeer goede samenwerking. Het negatieve beeld dat door de Raad in het verzoekschrift over de moeder is geschetst, komt niet overeen met het beeld dat blijkt uit de brief van haar begeleidster. Helaas is geen van deze hulpverleners bij het spoedverzoek betrokken geweest. [naam kind] staat onder regelmatige controle bij de kinderarts en de moeder komt alle afspraken goed na. [naam kind] gaat van maandag tot en met vrijdag naar dagbehandeling van Enver. Door de verhuizing van de moeder naar Rotterdam is de opvoedondersteuning en GGZ-hulpverlening even stil komen te liggen, maar dit gaat binnenkort weer starten. De moeder heeft dit al geregeld met de gemeente Rotterdam. Kortom, de huidige hulpverlening is lopend en dekkend. Extra hulpverlening en nieuwe gezichten zullen enkel contraproductief werken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er op 9 december 2021 ernstige zorgen waren over de gezondheid van [naam kind]. De moeder wilde [naam kind] zonder toestemming van de kinderarts terug naar huis nemen, waarna commotie is ontstaan. Gelet op de zeer kwetsbare medische toestand van [naam kind] en de niet co-operatieve houding van de moeder is de kinderrechter van oordeel dat er op 9 december 2021 sprake was van een situatie die de verleende spoedmaatregelen rechtvaardigden. Dat daarbij ’s nachts geen betrokken hulpverlenende instanties zijn benaderd is logisch.
Inmiddels is de rust teruggekeerd en is meer bekend geworden over de ondersteuning die moeder ontvangt. Met de gezondheid van [naam kind] gaat het een stuk beter en hij is weer thuis. Moeder ontving opvoedondersteuning in haar oude woonplaats Vlaardingen en dit is nu in Rotterdam weer aangevraagd. Ook heeft zij een voedingscoach voor [naam kind], GGZ-hulpverlening en een werkcoach. Ook heeft de moeder al ruim vier jaar een ambulant begeleider die voor de moeder op meerdere vlakken zeer steunend en begeleidend is. Recent is ook specialistische dagopvang voor [naam kind] geregeld waar hij doordeweeks iedere dag terecht kan. De moeder heeft al deze hulpverlening in het vrijwillig kader geaccepteerd, komt afspraken na en profiteert hier ook van. Door geen van deze betrokken hulpverleners is de afgelopen jaren een zorgmeldingen gedaan.
De verhuizing van de moeder heeft voor wat onrust gezorgd, omdat de hulp soms opnieuw moet worden aangevraagd. Ook heeft de verhuizing veel van moeder gevraagd. De moeder geeft aan dat zij al een constructief gesprek heeft gehad met Pameijer voor opvoedondersteuning. Dit is dezelfde organisatie waar moeder hulp van kreeg in Vlaardingen. Verwacht wordt dat de opvoedondersteuning op korte termijn weer zal starten. Op zitting heeft de moeder aangegeven dat zij ook opvoedondersteuning zal accepteren als dit niet haar oude hulp [naam 4] uit Vlaardingen zal zijn. De kinderrechter geeft de moeder mee dat de inzet van opvoedondersteuning noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [naam kind].
Gelet op de medische toestand van [naam kind] en de beperkte draagkracht van de moeder, wordt [naam kind] op dit moment ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Maar gelet op de nieuwe informatie die op zitting is besproken, denkt de kinderrechter dat het de moeder moet lukken om in het vrijwilligkader deze bedreiging weg te nemen. Niet langer is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] herroepen.

De beslissing

De kinderrechter:
herroept de bij beschikking van 9 december 2021 verleende voorlopige ondertoezichtstelling van [naam kind] met ingang van 17 december 2021;
stelt vast dat daarmee de reeds verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] van rechtswege is beëindigd;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2021 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.