ECLI:NL:RBROT:2021:12911

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
9372563 VZ VERZ 21-13460
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor tijdens lopende procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor. Het verzoek is ingediend door [verzoekster 1] c.s., die twee getuigen willen horen, waaronder [verweerster] en haar echtgenoot, [persoon A]. Dit verzoek is gedaan in het kader van een al lopende procedure waarin [verzoekster 1] c.s. schadevergoeding vorderen van [verweerster]. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 december 2021, en de kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en het verweerschrift.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek aan de eisen voor toewijzing voldoet. Er is geen sprake van misbruik van bevoegdheid, zoals door [verweerster] werd gesteld. De kantonrechter oordeelt dat [verzoekster 1] c.s. voldoende belang hebben bij het horen van de getuigen om bewijs te vergaren voor hun vorderingen. De procedure tot het houden van het getuigenverhoor staat los van de hoofdzaak, en de kantonrechter heeft geen redenen gevonden om aan te nemen dat het verzoek strijdig is met de goede procesorde.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek toegewezen en bepaald dat [verzoekster 1] c.s. [verweerster] en [persoon A] als getuigen mogen oproepen. De zaak is verwezen naar een latere datum om partijen de gelegenheid te geven hun verhinderdata op te geven. De beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9372563 VZ VERZ 21-13460
uitspraak: 30 december 2021
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam, inzake het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor
in de zaak van

1..[verzoekster 1] .

2.
[verzoekster 2] .
beiden gevestigd te Rotterdam,
3.
[verzoekster 3] .,
gevestigd te [vestigingsplaats] , [vestigingsland] ,
verzoeksters,
gemachtigden: mrs. M.M. van Leeuwen en S.L. Haanschoten,
gericht tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [woonplaats] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. A. Ester.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [verzoekster 1] c.s.’ en ‘ [verweerster] .

1..Het verloop van de procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, door de rechtbank ontvangen op 30 juli 2021 met producties;
- het verweerschrift.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 december 2021.

2..Het verzoek en de beoordeling daarvan

2.1
Het verzoek strekt tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor waarbij [verzoekster 1] c.s. twee getuigen wenst te horen, [verweerster] en haar echtgenoot, [persoon A] (hierna: ‘ [persoon A] ’). Tussen [verzoekster 1] . en [verweerster] is bij deze rechtbank al een procedure aanhangig (9252201 CV EXPL 21-18892) waarin [verzoekster 1] - kort gezegd - vordert om [verweerster] te veroordelen tot vergoeding van schade.
2.2
[verweerster] heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van [verzoekster 1] c.s.
2.3
Op de standpunten van partijen zal, voor zover voor de beoordeling van belang, hieronder nader worden ingegaan.
2.4
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor als bedoeld in artikel 186 Rv, dat aan de eisen voor toewijzing voldoet, wordt in beginsel toegewezen. Een verzoek kan worden afgewezen als de verzoeker daarbij geen belang als bedoeld in artikel 3:303 BW heeft, als van de gegeven bevoegdheid misbruik wordt gemaakt, als dat strijdig is met een goede procesorde dan wel als sprake is van een ander zwaarwichtig bezwaar [1] . [verweerster] heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen vanwege misbruik van bevoegdheid dan wel strijd met de goede procesorde.
2.5
Naar het oordeel van de kantonrechter is van misbruik van bevoegdheid [2] geen sprake.
[verweerster] heeft onvoldoende onderbouwd dat de enige bedoeling van [verzoekster 1] c.s. is om [verweerster] te schaden. Het betoog van [verweerster] dat het verzoek uitsluitend is ingediend om de lopende procedure te vertragen, wordt verworpen. [verzoekster 1] c.s. hebben gesteld en met een uitgebreid rapport onderbouwd dat zij beschikken over aanwijzingen dat [verweerster] , naast de gedragingen waarvoor in de al lopende procedure schadevergoeding wordt gevorderd, zich ook schuldig heeft gemaakt aan andere gedragingen waarvoor zij mogelijk schadeplichtig is. De gestelde feiten zijn ook voldoende concreet. Van een fishing expedition is, anders dan [verweerster] heeft betoogd, geen sprake. [verzoekster 1] c.s. hebben gezien het voorgaande recht en belang bij het verzoek tot het horen van de getuigen om bewijs te kunnen vergaren.
2.6
De kantonrechter begrijpt dat [verweerster] - evenals [verzoekster 1] c.s. - belang heeft bij een spoedige beslissing in de lopende procedure maar niet valt in te zien dat zij in dat belang onevenredig wordt geschaad. In procedureel opzicht staan de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor en de hoofdzaak in het kader waarvan het voorlopig getuigenverhoor wordt verzocht los van elkaar. De procedure in de hoofdzaak loopt door. Op grond van artikel 130 Rv. kunnen [verzoekster 1] c.s., zolang er in die procedure nog geen eindvonnis is, hun eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle (…) veranderen of (…) vermeerderen. Het belang van [verzoekster 1] c.s. is er in gelegen om aan de hand van de verzochte getuigenverhoren nieuwe stellingen en vorderingen te kunnen ontwikkelen. Daarbij bestaat de mogelijkheid dat in de lopende procedure eindvonnis wordt gewezen terwijl het getuigenverhoor nog niet is afgerond, zodat een eisvermeerdering niet meer mogelijk is. Dat laat onverlet het belang van [verzoekster 1] c.s. bij gebruikmaking van haar bevoegdheid om getuigen te horen. Dat belang weegt in de gegeven omstandigheden zwaarder dan het belang van [verweerster] bij afwijzing van het verzoek.
2.7
Van strijd met de goede procesorde is evenmin sprake. Hoewel de lopende procedure zich in een tamelijk vergevorderd stadium bevindt is de laatste proceshandeling nog niet verricht. Op 24 december 2021 is een tussenvonnis gewezen waarin aan [verzoekster 1] c.s. een bewijsopdracht is verstrekt. De aan [verzoekster 1] c.s. gegeven bewijsopdracht heeft betrekking op andere feiten dan waarop het verzochte voorlopig getuigenverhoor betrekking heeft. Van eenzelfde of nagenoeg vergelijkbare situatie als in het arrest van de Hoge Raad waarnaar [verweerster] heeft verwezen is dus geen sprake. Ook overigens is er geen reden om aan te nemen dat het getuigenverhoor strijdig is met de goede procesorde. Een ander zwaarwichtig belang dat zou moeten leiden tot afwijzing van het verzoek van [verzoekster 1] c.s. doet zich tot slot ook niet voor.
2.8
De kantonrechter wijst het verzoek van [verzoekster 1] c.s. toe.
2.9
Voor de verzochte splitsing bestaat geen aanleiding. Zoals hiervoor is overwogen staat de procedure tot het voorlopig getuigenverhoor processueel al los van de lopende procedure.
2.1
Het verzoek tot het oproepen en horen van [persoon A] en de heer [persoon B] als belanghebbenden zal worden afgewezen. Mr. Ester heeft in zijn brief van 3 augustus 2021 al laten weten ook op te treden als gemachtigde voor de heer [persoon A] . [persoon A] is ook aanwezig geweest tijdens de mondelinge behandeling op 2 december 2021. Daarmee heeft [persoon A] dus ruimschoots gelegenheid gehad om als belanghebbende verweer te voeren. Ten aanzien van [persoon B] geldt dat [verweerster] onvoldoende heeft onderbouwd dat [persoon B] is aan te merken als belanghebbende en recht heeft op het voeren van verweer. Daarbij komt dat niet is gesteld of is gebleken dat [persoon B] zichzelf heeft gemeld als belanghebbende en verweer wenst te voeren. De omstandigheid dat [verweerster] hem als zodanig aanmerkt is onvoldoende om hem op te roepen als belanghebbende.
2.11
[verweerster] heeft tot slot verzocht om [verzoekster 1] c.s. te bevelen de gehele boekhouding te overleggen. Ook dit verzoek zal worden afgewezen. [verzoekster 1] c.s. heeft hiertegen ingebracht dat dit feitelijk onmogelijk is omdat [verzoekster 1] c.s. nog steeds niet over de volledige boekhouding beschikt. [verweerster] had als manager [naam bedrijf] toegang tot de boekhouding, waar [verzoekster 1] c.s. dat niet had. In de tweede plaats heeft [verzoekster 1] c.s. aangevoerd dat [verweerster] voor het antwoord op de vragen de boekhouding van [verzoekster 1] c.s. niet nodig heeft. Bovendien kan [verweerster] voor zover het gaat om vragen over transacties met aan haar gelieerde ondernemingen ook te rade gaan in de boekhouding van die ondernemingen. [verweerster] heeft hier onvoldoende tegen ingebracht. Daarom valt niet in te zien welk recht en belang [verweerster] heeft bij toewijzing van dit verzoek.

3..De beslissing

De kantonrechter,
wijst het verzoek toe en bepaalt dat [verzoekster 1] c.s. [verweerster] en [persoon A] als getuigen mogen oproepen;
verwijst de zaak naar
maandag 17 januari 2022 om 10.00 uurom partijen de gelegenheid te bieden hun verhinderdata voor de maanden februari, maart en april 2022 op te geven;
bepaalt dat [verzoekster 1] c.s. zelf zorg dienen te dragen voor het deugdelijk en tijdig oproepen van de te horen getuigen.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34650

Voetnoten

1.zie HR 21-11-2008, ECLI:NL:HR:2008:BF3938 (Udo/Renault)
2.artikel 3:13 Burgerlijk Wetboek