In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor. Het verzoek is ingediend door [verzoekster 1] c.s., die twee getuigen willen horen, waaronder [verweerster] en haar echtgenoot, [persoon A]. Dit verzoek is gedaan in het kader van een al lopende procedure waarin [verzoekster 1] c.s. schadevergoeding vorderen van [verweerster]. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 december 2021, en de kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en het verweerschrift.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek aan de eisen voor toewijzing voldoet. Er is geen sprake van misbruik van bevoegdheid, zoals door [verweerster] werd gesteld. De kantonrechter oordeelt dat [verzoekster 1] c.s. voldoende belang hebben bij het horen van de getuigen om bewijs te vergaren voor hun vorderingen. De procedure tot het houden van het getuigenverhoor staat los van de hoofdzaak, en de kantonrechter heeft geen redenen gevonden om aan te nemen dat het verzoek strijdig is met de goede procesorde.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek toegewezen en bepaald dat [verzoekster 1] c.s. [verweerster] en [persoon A] als getuigen mogen oproepen. De zaak is verwezen naar een latere datum om partijen de gelegenheid te geven hun verhinderdata op te geven. De beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.