ECLI:NL:RBROT:2021:12634

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
10/960318-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaar na innerlijke tegenstrijdigheid in eerdere uitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een ter beschikking gestelde persoon, die sinds 3 mei 2018 onder deze maatregel valt. De terbeschikkingstelling was eerder opgelegd door het gerechtshof Den Haag ter zake van ernstige geweldsdelicten met een terroristisch oogmerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere beslissing van het hof een innerlijke tegenstrijdigheid bevatte, aangezien enerzijds was vastgesteld dat de terbeschikkingstelling was opgelegd voor geweldsdelicten, maar anderzijds was overwogen dat deze gemaximeerd was. De rechtbank heeft deze tegenstrijdigheid moeten duiden en kwam tot de conclusie dat de terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is, conform artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar toegewezen, na een zorgvuldige afweging van de adviezen van deskundigen en het procesverloop. De ter beschikking gestelde had tot voor kort geen medewerking verleend aan diagnostisch onderzoek en behandeling, maar heeft recentelijk ingestemd met samenwerking. De rechtbank benadrukt het belang van een adequate behandeling en begeleiding voor de ter beschikking gestelde, om zijn kans op een waardig bestaan te vergroten, zowel in Nederland als in het geval van een mogelijke terugkeer naar zijn land van herkomst. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om de terbeschikkingstelling te maximaliseren afgewezen, en heeft geconcludeerd dat de verlenging van de terbeschikkingstelling noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/960318-16
Datum uitspraak: 13 december 2021
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van:
[naam persoon 1](de ter beschikking gestelde),
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verblijvende in Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Velzicht te Balkbrug
(hierna: CTP Veldzicht),
raadsman mr. J.J. Lieftink, advocaat te Huizen.

1..Inleiding

Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 april 2018 is de terbeschikkingstelling van [naam persoon 1] gelast en is zijn verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) bevolen.
De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van de eendaadse samenloop van het zich opzettelijk inlichtingen verschaffen en zich kennis verwerven tot het plegen van een terroristisch misdrijf en het verrichten van voorbereidingshandelingen voor het plegen van misdrijven (brandstichting, ontploffing, moord en doodslag) met een terroristisch oogmerk. De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 3 mei 2018.
Bij beslissing van deze rechtbank van 27 juli 2020 is de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd met één jaar. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 17 december 2020 de eerder vermelde beslissing van deze rechtbank bevestigd met aanvulling van de gronden zoals deze in de beslissing zijn overwogen.

2..Procesverloop

De rechtbank heeft op 1 april 2021 van het openbaar ministerie een vordering ontvangen tot verlenging van de terbeschikkingstelling met de duur van één jaar. Bij die vordering zijn de daarbij op grond van artikel 6:6:12 van het Wetboek van Strafvordering vereiste stukken gevoegd dan wel zijn die later toegezonden
Op de openbare terechtzitting van 31 mei 2021 is de behandeling van de vordering aangevangen. Omdat de terbeschikkinggestelde niet in persoon is verschenen, evenmin door middel van videoverbinding dan wel telefonische verbinding wenste te worden gehoord, en de rechtbank zijn aanwezigheid in persoon wenselijk en van belang achtte, is de behandeling daartoe voor onbepaalde tijd doch niet langer dan drie maanden aangehouden. Daarbij is de medebrenging van de ter beschikking gestelde gelast.
De behandeling van de vordering is op de openbare terechtzitting van 30 augustus 2021 hervat waarbij de ter beschikking gestelde in persoon is verschenen en gehoord. Door een miscommunicatie is een deskundige van CTP Veldzicht - waar de ter beschikking gestelde sinds juli 2021 verblijft - niet voor de zitting opgeroepen. In het belang van de ter beschikking gestelde is de behandeling opnieuw aangehouden teneinde de behandelaar van de ter beschikking gestelde bij CTP Veldzicht op zitting te horen.
Op de openbare terechtzitting van 29 november 2021 is het onderzoek ter terechtzitting voorgezet. De officier van justitie mr. M. Boekhoud, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door de raadsman, en de deskundige [naam persoon 2] , werkzaam als [naam functie] bij CTP Veldzicht, zijn gehoord. Tijdens deze terechtzitting zijn ontvangen het standpunt van het openbaar ministerie en de pleitnotities van de raadsman, beide gedateerd 29 november 2021.

3..Adviezen

Advies FPC De Rooyse Wissel

FPC De Rooyse Wissel adviseert in het rapport van 11 maart 2021 de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar.
De ter beschikking gestelde heeft tot op heden geen medewerking willen verlenen aan het vaststellen van diagnostiek, onderzoek en een passende behandeling. De eerdere toezegging van de ter beschikking gestelde werd eind december 2020 door hem ontkracht. Deze gang van zaken is al in een eerdere fase van de opname het geval geweest. Sinds december 2020 heeft de ter beschikking gestelde wel gesprekken met een psycholoog welke echter niet van therapeutische aard zijn. Vooralsnog is er onvoldoende informatie omtrent diagnostiek en behandelrespons om een gedegen (extern) risicomanagement vorm te geven met als gevolg dat het tot op heden niet mogelijk is gebleken om verlof aan te vragen. Uitgaande van de complexe en tot nu toe niet te behandelen problematiek van de ter beschikking gestelde wordt het risico op recidive hoog ingeschat. Op dit moment is evenmin mogelijk gebleken om een prognose te geven gelet op het IND-traject in verband met de intrekking van zijn verblijfsstatus dat nog loopt en de mogelijke uitkomst daarvan. De ter beschikking gestelde is momenteel in afwachting van een overplaatsing naar CTP Veldzicht te Balkbrug.
Advies CTP Veldzicht
Voorafgaand aan de terechtzitting van 29 november 2021 is een aanvullend advies van CTP Veldzicht van 25 november 2021 ontvangen.
CTP Veldzicht adviseert in vermeld rapport de terbeschikkingstelling te verlengen. De ter beschikking gestelde is op 7 juli 2021 naar CTP Veldzicht overgeplaatst. Vervolgens heeft op 7 september 2021 de eerste behandelplanbespreking plaatsgevonden. Hoewel de ter beschikking gestelde heeft aangegeven zijn medewerking aan diagnostiek en behandeling te willen verlenen, is nog steeds sprake van geringe behandelrelatie en beperkt zicht op de belevingswereld van de ter beschikking gestelde en de daarmee samenhangende risico’s.
Op de zorgconferentie van 11 november 2021 is opnieuw de complexiteit van onderhavige casus aan de orde gekomen, waarop is besloten tot een vervolg zorgconferentie in maart 2022. De behandeling van de ter beschikking gestelde staat nog in de kinderschoenen en derhalve wordt geadviseerd om te tbs-maatregel met dwangverpleging te continueren.
Op de terechtzitting gegeven toelichting/ aanvulling
De deskundige [naam persoon 2] heeft het advies van CTP Veldzicht op de terechtzitting toegelicht en, waar nodig, aangevuld. Na een wat moeizaam begin is de ter beschikking gestelde voorzichtig in samenwerking met het behandelteam. Het kan twee à drie maanden duren voordat de conclusies en bevindingen omtrent de diagnostiek, de risicofactoren en het risicomanagement naast elkaar kunnen worden gelegd. Omdat de ter beschikking gestelde in de beginfase van de behandeling zit, is niet de verwachting dat het juridische kader van de terbeschikkingstelling over een jaar gewijzigd zal moeten worden. Gelet daarop adviseert CTP Veldzicht om de terbeschikkingstelling met de duur van twee jaar te verlengen.

4..Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat:
  • de rechtbank voor recht verklaart dat sprake is van een niet-gemaximeerde tbs-maatregel, aangezien het gerechtshof Den Haag in zijn arrest van 18 april 2018 heeft vastgesteld dat de tbs-maatregel wordt opgelegd ter zake van misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
  • de terbeschikkingstelling met dwangverpleging primair met de termijn van twee jaar wordt verlengd, subsidiair met de termijn van één jaar.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De ter beschikking gestelde en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de tbs-maatregel tot vier jaar is gemaximeerd. Tegen de beslissing van het gerechtshof Den Haag van 18 april 2018, waarbij een gemaximeerde tbs-maatregel is opgelegd, staat geen rechtsmiddel meer open zodat deze uitspraak onherroepelijk is. Het arrest van de Hoge Raad van 25 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:760) maakt dit niet anders, omdat een beslissing tot cassatie in het belang der wet geen rechtsgevolgen heeft voor de in de (straf)zaak betrokken partijen.
Primair wordt verzocht de behandeling van de vordering voor maximaal drie maanden aan te houden om opnieuw een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te laten onderzoeken met de volgende vingerwijzingen:
  • de reclassering dient te zoeken naar een RIBW-voorziening voor autisten, met aanwijzing voor het IFZ om dit welwillend ter hand te nemen;
  • de reclassering dient contact op te nemen met de raadsman als de vreemdelingentitel een blokkade vormt;
  • CTP Veldzicht dient zo spoedig mogelijk begeleid verlof aan te vragen.
Subsidiair wordt verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met de duur van één jaar bepleit. Tegen de volgende verlengingszitting zal het diagnostisch onderzoek afgerond zijn en dient een behandelplan te zijn opgesteld. Tevens zal multidisciplinair over de ter beschikking gestelde worden gerapporteerd.

5..Beoordeling

In de onderhavige zaak is de rechtbank door zowel de officier van justitie als de verdediging verzocht om zich allereerst uit te laten over de vraag of al dan niet sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling, en vervolgens over de vraag of de terbeschikkingstelling dient te worden verlengd, en zo ja, voor welke duur.
(On)gemaximeerde TBS?
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 25 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:760) geoordeeld dat het arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 april 2018 gecasseerd behoort te worden in het belang van de wet. De beslissing van de Hoge Raad doet - gelet op de aard van het instrument van cassatie in het belang van de wet - niet af aan de onherroepelijkheid van het arrest van het gerechtshof Den Haag. De rechtbank dient de opleggingsbeslissing van het gerechtshof dan ook in acht te nemen.
Daarbij stelt de rechtbank echter vast dat deze beslissing een innerlijke tegenstrijdigheid bevat. Enerzijds heeft het gerechtshof in zijn arrest (inmiddels: onherroepelijk) vastgesteld dat een aantal van de misdrijven waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd, is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daaruit volgt, gelet op artikel 38e Sr, dat een ter zake van deze misdrijven opgelegde terbeschikkingstelling niet gemaximeerd is. Het gerechtshof heeft echter anderzijds overwogen dat sprake is van een
gemaximeerdeterbeschikkingstelling.
Het is aan de rechtbank, als rechter die oordeelt over de verlenging van de maatregel, om daarbij zo nodig de uitspraak van de opleggingsrechter te interpreteren (ECLI:NL:HR:2013:BY8434). De rechtbank ziet het daarmee als haar taak om deze innerlijke tegenstrijdigheid nader te duiden en daarmee te beslissen of al dan niet sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling. Gelet op de wettelijke eis van artikel 38e, eerste lid Sr, de ratio van deze eis en het voornoemde arrest van de Hoge Raad, moet de rechtbank die beslissing in elk geval baseren op hetgeen het gerechtshof Den Haag onherroepelijk heeft vastgesteld omtrent de aard van de misdrijven, namelijk - kort gezegd - dat het gaat om misdrijven die raken aan de onaantastbaarheid van het lichaam. Hieruit volgt dat in deze zaak sprake is van een tbs-maatregel van niet-gemaximeerde duur. Dit rechtsgevolg, dat rechtstreeks en zonder mogelijkheid tot nadere rechtelijke nuancering volgt uit artikel 38e Sr, moet ook steeds kenbaar geweest zijn voor de verdediging.
(Duur) verlenging TBS?
Op grond van de adviezen van de deskundigen en wat verder op de drie terechtzittingen naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de terbeschikkingstelling is voldaan, nu voldoende aannemelijk is dat:
- er nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de ter beschikking gestelde en;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
De rechtbank zal in het belang van de ter beschikking gestelde bepalen dat de duur van de verlenging van de terbeschikkingstelling op twee jaar wordt gesteld. Gebleken is dat er al vier jaar sprake is van een behandelimpasse. Deze impasse is te wijten geweest aan de ter beschikking gestelde, die tot voor kort niet aan enige behandeling en/of diagnostisch onderzoek wenste mee te werken. De ter beschikking gestelde heeft kort geleden echter ingestemd met het laten vaststellen van diagnostiek en een daaruit voortvloeiende passende behandeling. De rechtbank spreekt dan ook de hoop uit dat de ter beschikking gestelde het belang van samenwerking met hulpverlening van CTP Veldzicht en/of een soortgelijke instelling nu inziet en zal blijven inzien. Hoewel tot op heden geen diagnostiek in het kader van een behandelplan is vastgesteld, deelt de rechtbank de opvatting van de deskundigen dat behandeling van de ter beschikking gestelde geïndiceerd is. De rechtbank gunt de ter beschikking gestelde ook een volledige en volwaardige behandeling en begeleiding, om ervoor te zorgen dat hij in Nederland, of elders in geval van een definitieve intrekking van het Nederlanderschap, een waardig bestaan kan leiden en/of in het land van terugkeer zijn behandeling kan voortzetten en/of afronden.
De rechtbank betreurt de voor de ter beschikking gestelde zeer ongelukkige gang van zaken ten aanzien van de beslissing tot oplegging van de tbs-maatregel, en ook de onzekerheid aangaande zijn Nederlanderschap. Hoewel het niet haar bevoegdheid is om zich over de uitvoering van de tbs-maatregel uit te laten, wenst de rechtbank wel met klem op te merken dat zij erop vertrouwt dat, zodra het verloop van de behandeling en begeleiding daartoe aanleiding geeft, er een reële modus - zowel feitelijk als juridisch - wordt gevonden om de ter beschikking gestelde in aanmerking te (kunnen) laten komen voor de alsdan benodigde vrijheden/verloven en/of (vervolg)behandeling/begeleiding. Hieraan kan (en mag) de omstandigheid dat de ter beschikking gestelde tegen die tijd mogelijk het Nederlandse staatsburgerschap zal hebben verloren niet in absolute zin in de weg staan. Hoe een en ander verder juridisch en feitelijk vorm zal krijgen, is niet aan deze rechtbank en zal (mogelijk) te zijner tijd (moeten) worden getoetst door andere rechters dan de strafrechter.
Gelet op het voorgaande worden het primaire en subsidiaire verzoek van de verdediging afgewezen. Een onderzoek naar een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging is op dit moment prematuur en voor een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar is er op dit moment evenmin aanleiding.
De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging gaat door de verlenging een periode van vier jaar te boven. Verlenging is niettemin mogelijk, omdat de terbeschikkingstelling is opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor een of meer personen/de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.

6..Beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met
2 (twee) jaar;
wijst afhet meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Erasmus, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken.
De oudste en jongste rechters zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.