In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De zaak betreft een waarschuwing voor preventieve stillegging die aan eiseres was opgelegd op 11 april 2019, in verband met overtredingen van het Arbobesluit. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze waarschuwing, maar verweerder had geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het besluit te herstellen na een tussenuitspraak van de rechtbank op 19 augustus 2021, waarin was geoordeeld dat het oorspronkelijke besluit in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat verweerder bij de heroverweging van het besluit ook nieuwe feiten en omstandigheden die na het primaire besluit waren ontstaan, diende te betrekken. Verweerder had echter volhard in zijn standpunt dat deze nieuwe feiten niet relevant waren voor de heroverweging. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 1.870,-.