ECLI:NL:RBROT:2021:12354

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
ROT 20/4192
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldig onderzoek bij toekenning WIA-uitkering leidt tot vernietiging besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA. Eiser, die als productiemedewerker werkzaam was, was op 26 oktober 2017 uitgevallen door gezondheidsklachten. De verzekeringsarts concludeerde dat eiser arbeidsongeschikt was met een percentage van 50,67%. Eiser heeft bezwaar aangetekend tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, dat zijn bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek in bezwaar niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat er geen spreekuurcontact had plaatsgevonden met een geregistreerde verzekeringsarts. Dit was noodzakelijk, gezien de betwisting van de medische grondslag van het primaire besluit. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser opnieuw onderzocht dient te worden door een geregistreerde verzekeringsarts. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/4192

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,

gemachtigde: mr. R. Küçükünal,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: P. Vliegenthart.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam bedrijf], te [vestigingsplaats bedrijf], de voormalige werkgeefster van eiser (voormalige werkgeefster),
gemachtigde: [naam 1].

Procesverloop

Met het besluit van 25 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser met ingang van 24 oktober 2019 op grond van de Wet WIA [1] een loongerelateerde WGA [2] -uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 50,67%.
Met het besluit van 3 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft bij beslissing van 11 mei 2021 bepaald dat de gemachtigde van de voormalige werkgeefster, [naam 1], geen inzage krijgt in de in deze procedure overgelegde medische stukken ten aanzien van eiser [3] .
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser en verweerder hebben aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en door zijn echtgenote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de voormalige werkgeefster te brengen. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig beperken om te voorkomen dat die gegevens langs deze weg alsnog in de openbaarheid worden gebracht.
Wat is aan het bestreden besluit vooraf gegaan?
2.1.
Eiser is vanwege gezondheidsklachten op 26 oktober 2017 uitgevallen voor zijn werk als productiemedewerker.
2.2.
Op 16 september 2019 heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek in het kader van de Wet WIA plaatsgevonden. Verweerders arts heeft geconcludeerd dat er bij eiser sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te kunnen vaststellen heeft de arts een FML [4] opgesteld. Het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.3.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen in de FML een aantal gangbare functies geselecteerd. Het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden, ligt 50,67% lager dan het maatmaninkomen van eiser.
2.4.
Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
Wat is de inhoud van het bestreden besluit?
3.1.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft op 22 juni 2020 een telefonische hoorzitting plaatsgevonden, waaraan een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deelgenomen.
3.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 29 juni 2020 geconcludeerd dat de heroverweging in bezwaar geen aanleiding geeft om af te wijken van het oordeel van de primaire (verzekerings)arts.
3.3.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 2 juli 2020 de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van eiser onderschreven.
3.4.
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen en daarin verwezen naar de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
Wat is het standpunt van eiser?
4. Eiser voert - samengevat - aan dat hij meer beperkt is dan door verweerders verzekeringsarts is aangenomen. Hij stelt zich verder op het standpunt dat het bestreden besluit is gebaseerd op onzorgvuldig onderzoek, omdat de door hem overgelegde stukken daarbij onvoldoende zijn meegewogen, de beperkingen onvoldoende zijn onderzocht en in bezwaar geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Ten slotte zijn de geselecteerde functies niet geschikt, nu daarin de belastbaarheid van eiser wordt overschreden.
Wat zijn de toepasselijke regels?
5. Op deze zaak is een aantal wettelijke regels van toepassing die zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Wat is de rechtsvraag?
6. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht met ingang van 24 oktober 2019 heeft vastgesteld op 50,67%. Daarvoor dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten. In het bijzonder staat ter beoordeling of het onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voldoende zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
7.2.
Volgens vaste rechtspraak dient in bezwaar een volledige heroverweging plaats te vinden waarbij de feiten juist worden vastgesteld en de conclusies logisch uit die feiten voortvloeien. Daarom zal, als de medische grondslag van de besluitvorming wordt betwist, in deze fase van de procedure een louter dossieronderzoek als regel niet volstaan. De zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar brengt verder met zich dat in situaties als deze, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat in de fase van bezwaar de betrokkene door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft [5] .
7.3.
De rechtbank stelt vast dat in de primaire fase een onderzoek door een arts, maar geen verzekeringsarts, heeft plaatsgevonden. Het medisch oordeel van de arts is door een verzekeringsarts getoetst en akkoord bevonden. In bezwaar heeft vanwege de covid-19-maatregelen uitsluitend een telefonische hoorzitting plaatsgevonden waaraan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deelgenomen. Hiermee is, zowel in de primaire fase als in bezwaar, geen sprake geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts. Nu eiser de medische grondslag van het primaire besluit betwist, had in bezwaar een medisch onderzoek tijdens een spreekuurcontact moeten plaatsvinden, tenzij de verzekeringsarts voldoende kan motiveren dat dit geen toegevoegde waarde heeft.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit echter niet gemotiveerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek dan ook niet op zorgvuldige wijze plaatsgevonden.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. Aan de bespreking van de overige beroepsgronden, die vooral zien op de medische beoordeling, komt de rechtbank dan ook niet toe.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding een zogeheten bestuurlijke lus toe te passen, omdat het medisch onderzoek in bezwaar (in beginsel) opnieuw zal moeten worden gedaan. De rechtbank draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen [6] , waarbij eiser in beginsel op het spreekuur dient te worden onderzocht door een geregistreerde verzekeringsarts (bezwaar en beroep). De rechtbank geeft verweerder mee dat daarbij ook wordt ingegaan op de klachten zoals genoemd in de door eiser ingediende verklaring van [naam 2] van 15 januari 2019 en de mogelijke beperkingen die daaruit voor eiser voorvloeien.
Proceskosten
10. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald aan hem vergoeden. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten die hij in beroep heeft gemaakt. Verweerder moet deze betalen. De vergoeding wordt als volgt berekend. Voor de bijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en de gemachtigde is naar de zitting op de rechtbank gekomen. Dat zijn twee handelingen met een waarde van
€ 748,- per handeling. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Toegekend wordt € 1.496,-.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak en dan met name onder 9;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 48,- dat eiser heeft betaald moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.496,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H.I. Zwaneveld-Butter, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op
8 december 2021.
De griffier en rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.Werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
3.Op grond van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Functionele Mogelijkhedenlijst.
5.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
6.Zie artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.