ECLI:NL:RBROT:2021:12116

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
ROT 20/5883
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante had eerder een bezwaar ingediend tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank, dat op 25 september 2020 was genomen. Dit bezwaar werd door de verweerder niet-ontvankelijk verklaard, waarna de opposante beroep instelde. De rechtbank verklaarde dit beroep op 14 juli 2021 ongegrond. Tegen deze uitspraak heeft de opposante hoger beroep ingesteld, dat door de Centrale Raad van Beroep werd doorgestuurd naar de rechtbank. Op 7 september 2021 diende de opposante nadere gronden van verzet in, die op 7 december 2021 werden behandeld.

De rechtbank heeft in deze verzetprocedure beoordeeld of de eerdere uitspraak van 14 juli 2021 terecht was. De opposante voerde aan dat zij telefonisch had aangegeven het niet eens te zijn met het primaire besluit, maar de rechtbank oordeelde dat een bezwaarschrift schriftelijk moet worden ingediend volgens artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de opposante niet voldoende had aangetoond dat zij het niet eens was met het primaire besluit en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5883
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 december 2021 als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzet van

[naam opposante] , te [plaats] , opposante,

gemachtigde: mr. N. Talhaoui,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 14 juli 2021 in het geding tussen opposante en De Sociale verzekeringsbank (hierna: verweerder) over het besluit van 25 september 2020.

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van opposante niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 14 juli 2021 bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep ongegrond verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld waarna de Centrale Raad van Beroep het hoger beroepschrift heeft doorgestuurd naar de rechtbank.
Bij schrijven van 7 september 2021 heeft opposante nadere gronden van verzet ingediend.
Het verzet is behandeld op de zitting van 7 december 2021. Opposante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Het gaat in deze verzetprocedure om de vraag of de rechtbank het beroep van opposante terecht zonder zitting heeft afgedaan bij de uitspraak van 14 juli 2021. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over die beslissing.
2. In de uitspraak van 14 juli 2021 (waartegen verzet is gedaan) is overwogen dat op 28 april 2020 het primaire besluit is genomen en uitsluitend schriftelijk bezwaar kan worden gemaakt op grond van artikel 6:4, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft om die reden het beroep kennelijk ongegrond verklaard.
3. In verzet voert opposante aan dat zij op 1 mei 2021 telefonisch contact heeft gehad met verweerder waaruit volstrekt duidelijk is geweest dat zij het niet eens was met het primaire besluit. In de door verweerder verstuurde besluiten is verzocht om voor het instellen van bezwaar eerst te bellen. Verweerder had opposante in de gelegenheid moeten stellen om het gebrek (een niet-schriftelijk bezwaar) te herstellen.
4. De rechtbank oordeelt dat uit artikel 6:4 van de Awb blijkt dat een bezwaarschrift schriftelijk moet worden ingediend. Op basis van vaste rechtspraak is het in beginsel niet mogelijk om telefonisch bezwaar te maken, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 juni 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM9412. Dat in het primaire besluit de mogelijkheid wordt genoemd om eerst met verweerder te bellen kan niet leiden tot een ander oordeel. Uit het primaire besluit blijkt niet dat telefonisch bezwaar moet worden gemaakt, maar dat het telefonisch contact opnemen is bedoeld om samen met verweerder tot een oplossing te komen, zonder dat een bezwaarprocedure in gang moet worden gezet. Uit het telefoonrapport van 1 mei 2020 blijkt verder niet dat opposante heeft aangegeven het niet eens te zijn met het primaire besluit.
5. Het verzet is ongegrond. Opposante krijgt geen gelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 13 december 2021.
De griffier en rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.