ECLI:NL:RBROT:2021:12116
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante had eerder een bezwaar ingediend tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank, dat op 25 september 2020 was genomen. Dit bezwaar werd door de verweerder niet-ontvankelijk verklaard, waarna de opposante beroep instelde. De rechtbank verklaarde dit beroep op 14 juli 2021 ongegrond. Tegen deze uitspraak heeft de opposante hoger beroep ingesteld, dat door de Centrale Raad van Beroep werd doorgestuurd naar de rechtbank. Op 7 september 2021 diende de opposante nadere gronden van verzet in, die op 7 december 2021 werden behandeld.
De rechtbank heeft in deze verzetprocedure beoordeeld of de eerdere uitspraak van 14 juli 2021 terecht was. De opposante voerde aan dat zij telefonisch had aangegeven het niet eens te zijn met het primaire besluit, maar de rechtbank oordeelde dat een bezwaarschrift schriftelijk moet worden ingediend volgens artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de opposante niet voldoende had aangetoond dat zij het niet eens was met het primaire besluit en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.