ECLI:NL:RBROT:2021:12019

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 november 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
C/10/627630 / JE RK 21-2820
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een conflict tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 november 2021 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2013. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de voortdurende strijd tussen de ouders [naam vader] en [naam moeder] schadelijk is voor [naam kind]. De ouders zijn niet in staat om op een constructieve manier met elkaar om te gaan, wat leidt tot een belastende situatie voor [naam kind]. De kinderrechter heeft de ouders en vertegenwoordigers van de Raad gehoord tijdens een zitting met gesloten deuren. De Raad heeft aangegeven dat het hulpverleningstraject is gestagneerd en dat mediation noodzakelijk is om de omgang tussen [naam kind] en haar vader te verbeteren. De GI heeft het verzoek van de Raad ondersteund, maar de ouders hebben verschillende standpunten ingenomen over de voortgang van de mediation. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] zich in een loyaliteitsconflict bevindt en dat er een risico is dat haar ontwikkeling wordt bedreigd door de aanhoudende conflicten tussen de ouders. De kinderrechter heeft besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor de duur van twaalf maanden, met ingang van 19 november 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/627630 / JE RK 21-2820
datum uitspraak: 19 november 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2013 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 25 oktober 2021,
- de brief met bijlagen van mr. N.P.J.M. Kreté-Marres van 11 november 2021,
- de e-mail met bijlage van mr. N.P.J.M. Kreté-Marres van 16 november 2021,
- de e-mail met bijlage van mr. M.P.G. Rietbergen van 19 november 2021.
Op 19 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.P.G. Rietbergen,
- de vader, bijgestaan door mr. N.P.J.M. Kreté-Marres,
- een tweetal vertegenwoordigers van de Raad, [naam 1] en [naam 2],
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, [naam 3].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de collega van mr. M.P.G. Rietbergen, [naam 4].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] verzocht voor de duur van twaalf maanden.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. Door de voortdurende strijd tussen de ouders wordt [naam kind] belast met de problemen tussen de ouders. De ouders maken keuzes en doen uitspraken waaruit blijkt dat zij de strijd herhaaldelijk en tot op heden aan blijven gaan en geen vertrouwen hebben in de andere ouder. Het hulpverleningstraject dat is afgesproken binnen het vrijwillige kader op basis van het KSCD-onderzoek is gestagneerd. De gedragingen van zowel de moeder als de vader werken strijdverhogend. De omgang tussen de vader en [naam kind] is gestagneerd. Het lukt de ouders niet om de in het KSCD- rapport omschreven procedure te doorlopen, zodat [naam kind] onbelast contact kan hebben met haar beide ouders. Nu de tot nu toe ingezette hulpverlening niet tot verbetering heeft geleid is een ondertoezichtstelling noodzakelijk.

Het standpunt van de GI

De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. De ouders hebben al wel stappen gezet en fase 1 van het hulpverleningstrajectdoorlopen. Er is mediation nodig om [naam kind] onbelast contact te laten hebben met de ouders. Dit is fase 2 van het plan uit het KSCD-rapport. Er is een bepaalde mate van communicatie tussen de ouders verreist om dat te kunnen realiseren en de omgang te bestendigen. De mediation is getopt vanwege de hoger beroep procedure van de vader. De GI kan de komende periode gesprekken met de ouders voeren om te kijken hoe het contact tussen [naam kind] en de vader kan plaatsvinden. De GI zal aandacht hebben in de verdere hulpverlening voor de in het KSCD-rapport vermelde aanwijzingen.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder deelt deels bij monde van haar advocaat mee dat zij het eens is met de ondertoezichtstelling. Het stappenplan is gestagneerd vanwege een hoger beroep procedure aan de zijde van de vader. Mediation kan niet gelijktijdig met een procedure bij de rechter worden doorlopen om het conflict op te lossen. De ouders zaten in de laatste fase van het mediationtraject. Er moest nog één gesprek plaatsvinden, waarna fase 2 zou worden afgerond. De moeder heeft vader verzocht om het hoger beroep in te trekken om zodoende het mediationtraject en de inzet van verdere hulpverlening niet in gevaar te brengen. De vader heeft daar geen gehoor aan gegeven. Zij begrijpt dat het belangrijk is voor [naam kind] om contact te hebben met haar vader. Zij wil ook dat [naam kind] contact heeft met haar vader.
De vader verzet zich ook niet tegen een ondertoezichtstelling. De bedoeling was dat er systeemtherapie zou worden ingezet, vanwege een wachtlijst is dit niet gestart. De vader heeft hoger beroep moeten indienen nu er tot op heden nog geen zorg- en contactregeling tot stand is gekomen en hij zich zorgen maakt over de impact daarvan op [naam kind]. De vader vindt het jammer dat de mediator om deze reden niet bereid is om verder te gaan. De vader is van mening dat mediation naast de hoger beroep procedure had kunnen lopen. Het is nog niet duidelijk wanneer het hoger beroep op zitting zal worden behandeld. In de tussentijd hadden de ouders afspraken met elkaar kunnen maken, maar dat lukt niet. De vader probeert al jarenlang omgang te krijgen. Hij heeft er geen vertrouwen meer in dat de moeder vrijwillig haar medewerking zal verlenen. Vader zag zich daarom genoodzaakt hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van de familierechter, om zo zijn rechten veilig te stellen. De vader wil graag zijn kind zien. [naam kind] heeft ook recht op contact met haar vader. De vader maakt zich zorgen over het loyaliteitsconflict en mogelijk ouderverstoting bij [naam kind]. [naam kind] groeit op bij de moeder die haar geen emotionele toestemming kan geven om van haar vader te houden. Daarnaast speelt er veel op de achtergrond. De vader vindt het daarom belangrijk dat er een onafhankelijke derde, in de persoon van een jeugdbeschermer komt die de belangen van [naam kind] kan waarborgen.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind] een belast verleden heeft en zich in een loyaliteitsconflict bevindt. Zij wordt door de voortdurende strijd tussen ouders nog altijd belast. [naam kind] zegt negatieve dingen over haar vader,, zonder dat daar een concrete en aanwijsbare reden voor lijkt te zijn. Het lijkt erop dat [naam kind] geen volledige afkeer van vader heeft, maar dat zij zich vooral loyaal aan het moeder opstelt. De voor [naam kind] in het KSCD- rapport aanbevolen individuele hulpverlening is nog niet gestart. Het rapport adviseert eerst de bron van het probleem aan te pakken in 2 fases. Maar dit verloopt moeizaam. Hoe langer het duurt voordat er contact is tussen [naam kind] en de vader, hoe hoger de drempel voor haar en haar ouders wordt om het contact weer aan te gaan. Een gevolg hiervan kan zijn dat het beeld van vader nog negatiever wordt en dat er bij [naam kind] nog minder ruimte is voor (een realistisch beeld van) een vaderfiguur.
Tijdens zitting is de mogelijkheid van mediation uitgebreid besproken, omdat duidelijk werd dat de vader en de moeder nog maar één of enkele gesprekken verwijderd waren van het maken van afspraken over de omgang. Hiermee zou fase 2 van het hulpverleningstraject worden afgesloten. Ook is besproken dat hangende de mediation het hoger beroep door vader ‘on hold’ kon worden gezet. Mediation leek een snelle oplossing om de bedreigde ontwikkeling van [naam kind] weg te nemen. Het mediationbureau van de rechtbank was ook beschikbaar om dezelfde dag nog met partijen een intake doen en een geschikte mediator voor te dragen. De vader stond hier voor open. De moeder niet.
De kinderrechter vindt het van belang dat de GI de komende periode voortvarend te werk gaat en de basis die is gelegd in het hulpverleningstraject gaat gebruiken om snel tot afspraken te komen tussen de ouders over het contact tussen de vader en [naam kind].
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom [naam kind] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 19 november 2021 tot 19 november 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2021 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 2 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.