Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2021 in de zaak tussen
[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
.De Stadsjury CityLab 010 (stadsjury) heeft de aanvraag beoordeeld en een eindscore van drie punten (één punt voor innovatie en twee punten voor maatschappelijke relevantie) gegeven. Voor het scoren van de aanvraag heeft de stadsjury een ambtelijk advies ontvangen waarin een eindscore van tien punten (twee punten voor innovatie en acht punten voor maatschappelijke relevantie) werd gegeven.
- In de eerste plaats is niet toegelicht waar het aanzienlijke verschil in de eindscore van het ambtelijke advies en het advies van de stadsjury door wordt veroorzaakt. Hoewel de stadsjury op grond van de subsidieregeling niet gehouden was om te verwijzen naar het ambtelijk advies en het haar vrij stond om daarvan af te wijken, had het in het kader van de zorgvuldigheid bij een zo groot verschil in scores op de weg van verweerder gelegen om een nadere motivering van de stadsjury te vragen. Daarbij wijst de rechtbank erop dat het ambtelijke advies blijkens de toelichting bij de subsidieregeling is gebaseerd op expertise en specifiek ziet op de scores van de aanvragen: “Voor de scores voor deze aanvragen ontvangt de Stadsjury een ambtelijk advies. Hiermee wordt de expertise binnen het gemeentelijke apparaat ingezet om de Stadsjury inhoudelijk te ondersteunen.”
- In de tweede plaats is niet duidelijk welke stukken de stadsjury heeft betrokken in haar advies en of de aanvullende stukken van eiseres zijn meegenomen. Dit laatste moet worden betwijfeld omdat de stadsjury zich in haar advies afvraagt waarom is gekozen voor de boogvormige bouwvorm, terwijl eiseres hier in de aanvullende stukken een nadere toelichting op heeft gegeven.
- In de derde plaats blijkt niet uit het advies van de stadsjury dat alle criteria waarop beoordeeld moet worden op grond van de subsidieregeling zijn langsgelopen. Hierdoor heeft de stadsjury onvoldoende inzichtelijk gemaakt waarom geen punten zijn toegekend voor bepaalde criteria. Zo heeft de stadsjury bijvoorbeeld ten aanzien van de maatschappelijke relevantie slechts uiteengezet waarom één punt voor het criterium in artikel 11, onder d, van de subsidieregeling is toegekend. Zonder benoeming van de andere criteria is het onduidelijk waarom hier geen punten voor zijn toegekend. Dat klemt te meer nu eiseres specifiek aanvoert en de rechtbank niet onaannemelijk voorkomt dat het plan relevant is op het gebied van hittestress en waterberging en dit een van de criteria is, genoemd in artikel 11, onder b, van de subsidieregeling.
- In de vierde plaats is de motivering van het advies onzorgvuldig waar de stadsjury bij innovatie bij het cluster ‘Aanbod’ een vergelijking maakt met het project “Dakdorpen” van een van de andere subsidieaanvragers en hieruit de conclusie trekt dat het plan van eiseres al bestaat.
- In de vijfde plaats blijkt niet of en zo ja hoe verweerder de deskundigheid van de leden van de stadsjury heeft beoordeeld, terwijl verweerder de stadsjury wel als deskundige aanmerkt. De verwijzing naar een algemeen profiel van de juryleden op de website van Citylab 010 is hiervoor onvoldoende. In dat verband is verder van belang dat, zoals volgt uit het Huishoudelijk reglement van de stadsjury, slechts een klein aantal leden van de stadsjury een plan leest en betrokken is in de discussie over het plan en vervolgens alle leden over het plan mogen stemmen. Als er van uit wordt gegaan dat er voldoende deskundige leden in de stadsjury zitting hebben en de leden met relevante deskundigheid een plan lezen, kan door deze werkwijze niet worden uitgesloten dat het standpunt van de deskundige leden in een stemming niet wordt gevolgd. Dat doet afbreuk aan de aard van het advies van de stadsjury als deskundigenadvies. De stelling van verweerder ter zitting dat een plan wel door alle leden wordt gelezen in het geval de toegekende punten sterk afwijken van het aantal punten in het ambtelijke advies, is niet onderbouwd en bovendien blijkt niet dat die werkwijze in dit geval is gevolgd.
De rechtbank stelt daarvoor een termijn van acht weken, waarbij eiseres verweerder (opnieuw) in gebreke kan stellen als voor het verstrijken van die termijn geen nieuw besluit op bezwaar is genomen.
Beslissing
mr.F. van Ommeren, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
29 november 2021.