ECLI:NL:RVS:2021:1233

Raad van State

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
202001850/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag Mondriaan Fonds voor project Mushtopia

Op 9 juni 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn subsidieaanvraag door het Mondriaan Fonds. De aanvraag, ingediend op 17 december 2018 voor het project 'Mushtopia', werd op 14 maart 2019 afgewezen. Het Mondriaan Fonds verstrekt subsidies ter stimulering van beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland. De adviescommissie van het fonds had geadviseerd de aanvraag niet toe te kennen, omdat het werk van [appellant] onvoldoende beeldende zeggingskracht zou hebben en de kwaliteit wisselend zou zijn. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder de afwijzing van de aanvraag bevestigd, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

In de uitspraak oordeelde de Raad van State dat het Mondriaan Fonds in redelijkheid het advies van de adviescommissie heeft kunnen volgen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de adviescommissie deskundig was en dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden was gebaseerd. De Afdeling benadrukte dat bij kunstsubsidies subjectieve oordelen een belangrijke rol spelen en dat de bestuursrechter de adviezen van de adviescommissie slechts terughoudend kan toetsen. De rechtbank had ook terecht geoordeeld dat de motivering van het advies en de herbeoordeling, hoewel summier, niet ondeugdelijk was. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

202001850/1/A2.
Datum uitspraak: 9 juni 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 februari 2020 in zaak nr. 19/4539 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van het Mondriaan Fonds (hierna: het Mondriaan Fonds).
Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2019 heeft het Mondriaan Fonds de aanvraag van [appellant] om een subsidie op grond van de Deelregeling Projectinvestering Kunstenaar en Bemiddelaar (hierna: de Deelregeling) afgewezen.
Bij besluit van 9 augustus 2019 heeft het Mondriaan Fonds het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 februari 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2021, waar [appellant], en het Mondriaan Fonds, vertegenwoordigd door mr. C.A. Lindo, zijn verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.       Het wettelijk kader in dit hoger beroep wordt gevormd door het Algemeen Reglement Mondriaan Fonds 2017 (hierna: het Algemeen Reglement), de Deelregeling en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De toepasselijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.       Het Mondriaan Fonds verstrekt subsidies met als doel de betekenisvolle ontwikkeling en zichtbaarheid van beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland te stimuleren daar waar de markt dit niet of nog niet mogelijk maakt. [appellant] maakt als kunstenaar multidisciplinair werk op het snijvlak van de diverse kunstdisciplines, architectuur en stedenbouw, met de constructieve beeldhouwkunst als basis. Op 17 december 2018 heeft [appellant] een aanvraag ingediend bij het Mondriaan Fonds voor een subsidie op grond van de Deelregeling voor zijn project met de titel ‘Mushtopia’. Mushtopia voorziet volgens het door [appellant] opgestelde werkplan in de organisatie van een internationaal onderzoeks- en ontwerplaboratorium dat gericht is op Mush, een nooit afgebouwd stadsdeel in het noorden van Gyumri, Armenië, dat in 1988 grotendeels is verwoest door een aardbeving. De resultaten van het laboratorium worden nadien getoond in de vorm van een filmverslag, een publicatie en een driedaags festival in dit verlaten gebied, om zodoende deze ‘spookstad’ tijdelijk tot leven te wekken. [appellant] heeft de subsidie aangevraagd voor een werkperiode van zes maanden (van maart tot en met half september 2019), achtereenvolgens in Lodz, Polen, en Gyumri en Yerevan, Armenië.
3.       Het Mondriaan Fonds heeft de aanvraag van [appellant] ter beoordeling voorgelegd aan de adviescommissie Projectinvestering Kunstenaar en Bemiddelaar (hierna: de adviescommissie). De adviescommissie heeft het Mondriaan Fonds geadviseerd de gevraagde bijdrage niet toe te kennen. Op grond van dit advies heeft het Mondriaan Fonds de aanvraag van [appellant] bij besluit van 14 maart 2019 afgewezen. Bij brief van 28 maart 2019 heeft het Mondriaan Fonds deze afwijzing, op verzoek van [appellant], nader gemotiveerd. Naar aanleiding van het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 14 maart 2019 heeft het Mondriaan Fonds de aanvraag met het bezwaarschrift nogmaals aan de adviescommissie voorgelegd voor een herbeoordeling. De adviescommissie heeft, in grotendeels gewijzigde samenstelling, de aanvraag ook na herbeoordeling negatief beoordeeld. Het Mondriaan Fonds heeft het bezwaar van [appellant] daarom bij besluit van 9 augustus 2019 ongegrond verklaard. [appellant] is het hier niet mee eens. Volgens hem heeft het Mondriaan Fonds het advies en de herbeoordeling van de adviescommissie niet aan het besluit van 9 augustus 2019 ten grondslag mogen leggen en is zijn aanvraag ten onrechte afgewezen.
Aangevallen uitspraak
4.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het Mondriaan Fonds in redelijkheid het advies van de adviescommissie heeft kunnen volgen en de aanvraag van [appellant] op goede gronden heeft afgewezen.
4.1.    Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat het besluit van 9 augustus 2019 onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank gaat uit van de deskundigheid van de adviescommissies en ziet onvoldoende aanknopingspunten in het dossier voor de stelling van [appellant] dat de adviescommissies van het Mondriaan Fonds die zijn aanvraag hebben bekeken niet in staat waren om de aanvraag te beoordelen en dat de adviezen onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Het Mondriaan Fonds heeft onweersproken gesteld dat de leden van de adviescommissies worden geselecteerd op hun vermogen om ook over andere disciplines dan hun eigen discipline te kunnen oordelen. De adviescommissies vonden de beeldende kunst-aspecten van het werk van [appellant] van onvoldoende kwaliteit. Daarbij heeft het Mondriaan Fonds nog de kanttekening geplaatst dat de adviescommissies streng oordelen omdat het budget beperkt is. Dat derden het werk van [appellant] wel waarderen doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de conclusie van de adviescommissie. Het Mondriaan Fonds heeft terecht gesteld dat de meningen van deze derden niet zijn gebaseerd op de toepasselijke criteria uit de Deelregeling waar de adviescommissie aan toetst en dat deze personen de aanvragen die het Mondriaan Fonds binnen krijgt bovendien niet onderling kunnen vergelijken. Daarnaast geldt dat de oordelen van deskundigen onderling kunnen verschillen, zeker wanneer het gaat om grotendeels subjectieve oordelen over de artistieke waarde van het werk van een kunstenaar, zoals hier aan de orde. De rechtbank acht in dit verband tot slot van belang dat de adviescommissie de aanvraag van [appellant] twee keer in grotendeels verschillende samenstellingen heeft beoordeeld en twee keer tot een negatief advies is gekomen. Een atelierbezoek wordt volgens het Mondriaan Fonds slechts afgelegd als de adviescommissie na bestudering van de verstrekte gegevens en het documentatiemateriaal, twijfelt over het uit te brengen advies of als zij van mening is dat zij onvoldoende inzicht heeft gekregen in de aanvraag. Dat was hier kennelijk niet het geval. Het Mondriaan Fonds stelt verder terecht dat het oordeel van Rebecca Nelemans, die wel een bezoek aan het atelier van [appellant] heeft gebracht, geen rol hoefde te spelen in de beoordeling van de aanvraag, omdat zij geen lid is van de adviescommissie. De stelling van [appellant] dat de door het Mondriaan Fonds in de aanvraagprocedure gehanteerde "formats" ten koste zijn gegaan van zijn mogelijkheden om inzicht te geven in zijn kunstpraktijk leidt niet tot een ander oordeel. Uit het dossier blijkt immers dat [appellant] in de bezwaarprocedure alle gelegenheid heeft gekregen om stukken over te leggen en zijn standpunten te verduidelijken.
4.2.    De rechtbank volgt [appellant] verder niet in zijn stelling dat het besluit van 9 augustus 2019 ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank overweegt dat in jurisprudentie van de Afdeling is uitgemaakt dat bij kunstsubsidies, waarbij het gaat om objectivering van naar hun aard subjectieve oordelen die zich niet licht in woorden laten (samen)vatten, aan een advies slechts beperkte motiveringseisen kunnen worden gesteld. Het gaat erom dat de aanvrager enigermate inzicht wordt verschaft in de gedachtegang die eraan ten grondslag ligt (zie de uitspraken van 11 januari 2000, ECLI:NL:RVS:2000:AA4609 en 24 december 2002, ECLI:NL:RVS:2002:AF2509). Hoewel de rechtbank het met [appellant] eens is dat de adviezen van de adviescommissies summier en vrij algemeen geformuleerd zijn, is gelet op deze rechtspraak van de Afdeling wel voldaan aan de aan een dergelijk advies te stellen beperkte motiveringseisen. Het Mondriaan Fonds heeft met het overnemen van het advies in het besluit van 9 augustus 2019 naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzicht gegeven in de gedachtegang die aan de beslissing ten grondslag heeft gelegen. Het Mondriaan Fonds heeft onweersproken gesteld dat de toezichthoudende rol van het bestuur wordt gewaarborgd doordat bij iedere vergadering van een adviescommissie een projectmedewerker van het fondsbureau erop toeziet dat het advies op zorgvuldige wijze tot stand komt. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
Hoger beroep
5.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het Mondriaan Fonds het advies van de adviescommissie aan het besluit van 9 augustus 2019 ten grondslag heeft mogen leggen en de aanvraag van [appellant] op goede gronden heeft afgewezen.
5.1.    [appellant] voert ten eerste aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de adviescommissie deskundig is. De leden van de adviescommissie hebben onvoldoende kennis over het specifieke kunstdomein waarin hij werkzaam is. Daarnaast zijn vier van de vijf commissieleden direct betrokken bij initiatieven die door het Mondriaan Fonds financieel ondersteund worden. [appellant] trekt de onafhankelijkheid van deze adviseurs in twijfel. Hij vraagt zich af of deze commissieleden wel in staat zijn om belangeloos over hun eigen voorkeuren heen te kijken. Bovendien was de objectiviteit van de adviescommissie bij de herbeoordeling niet volledig gewaarborgd, omdat de voorzitter van de adviescommissie zowel bij het eerste advies als bij de herbeoordeling betrokken was. Verder heeft de adviescommissie volgens [appellant] onvoldoende de moeite genomen om zich in het oeuvre van [appellant] en het project Mushtopia te verdiepen. Een atelierbezoek is ten onrechte uitgebleven. De ene persoon die zich wel in zijn werk heeft verdiept, onder andere door op aterlierbezoek te gaan, was Rebecca Nelemans en zij is ten onrechte niet door de adviescommissie geraadpleegd.
De adviescommissie stelt ten onrechte dat het werk van [appellant] onvoldoende beeldende zeggingskracht heeft, het werk nogal wisselend van kwaliteit en in beeldend opzicht niet altijd even goed doordacht en overtuigend uitgewerkt is en in het werk een synergie tussen de verschillende disciplines die bij elkaar worden gebracht ontbreekt. Deze uitspraken houden geen aantoonbaar verband met de te beoordelen criteria. De meer dan veertigjarige kunstpraktijk van [appellant] in binnen- en buitenland en de waarderende kwalificaties van deskundigen uit Nederland en buitenland geven een ander beeld. Ter onderbouwing hiervan heeft [appellant] veel publicaties over en positieve reacties op zijn werk, zowel in het algemeen als specifiek met betrekking tot het project Mushtopia, overgelegd. Het "format" waarin de aanvraag moet worden ingediend gaat volgens [appellant] verder ten koste van de mogelijkheid voor de aanvragende kunstenaar inzicht te bieden in zijn kunstpraktijk en het voorgenomen plan waarvoor hij de subsidie aanvraagt. Het Mondriaan Fonds geeft daarnaast geen of onvoldoende concrete aanwijzingen en neemt onvoldoende initiatief.
5.2.    [appellant] voert verder aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de adviezen van de adviescommissie en het besluit van 9 augustus 2019 deugdelijk zijn gemotiveerd. Ook als aan een advies slechts beperkte motiveringseisen kunnen worden gesteld, moet de motivering deugdelijk zijn. Dat is hier volgens [appellant] niet het geval. Er wordt in de adviezen niet voldoende inzicht gegeven in de gedachtegang die aan de beslissing ten grondslag heeft gelegen. De adviezen bevatten voornamelijk willekeurige gestandaardiseerde teksten. Volgens [appellant] is het bovendien de vraag of nog wel moet worden vastgehouden aan de vaste rechtspraak van beperkte motiveringseisen, nu volgens het huidige wetenschappelijke inzicht bij oordelen van kunstcritici niet slechts subjectieve en intuïtieve overwegingen een rol spelen. Verder heeft het Mondriaan Fonds pas ter zitting bij de rechtbank gesteld dat de adviescommissie aan de hand van de criteria in artikel 4 van de Deelregeling heeft beoordeeld of het project Mushtopia een betekenisvolle bijdrage aan de beeldende kunst in Nederland levert. De adviezen gaan daar niet op in. Ook ontbreekt verslaglegging over de gang van zaken in de adviescommissie. Er is niet na te gaan wat de afzonderlijke commissieleden naar voren hebben gebracht en hoe de discussie en het maken van een afweging is verlopen. Er is verder niet voorzien in een methode om de toezichthoudende rol van het bestuur te waarborgen, aldus [appellant].
Beoordeling van het hoger beroep
6.       Indien een bestuursorgaan zich bij zijn besluitvorming laat adviseren door een deskundige, geldt als algemeen uitgangspunt dat het bestuursorgaan op het advies van de deskundige mag afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Awb voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat de betrokkene over het advies heeft aangevoerd. Dit algemene bestuursrechtelijke uitgangspunt geldt ook bij een subsidie als hier aan de orde. Met inachtneming hiervan heeft de rechtbank, onder verwijzing naar decennialange rechtspraak van de Afdeling op het gebied van (kunst)subsidies waarvan de strekking nog onverkort geldt, terecht overwogen dat het erom gaat dat de aanvrager in voldoende mate inzicht wordt verschaft in de gedachtegang die aan het gevolgde advies ten grondslag ligt. De aard van artistieke kwaliteitsoordelen brengt met zich dat de bestuursrechter de adviezen van de adviescommissie slechts terughoudend kan toetsen. Ook het besluit van 9 augustus 2019 kan de bestuursrechter slechts terughoudend toetsen. Bij het toekennen van een subsidie op grond van de Deelregeling en bij de waardering van de aanvragen, komt het Mondriaan Fonds op grond van artikel 2, eerste lid, en artikel 3, vijfde lid, van het Algemeen Reglement immers beslissingsruimte toe.
6.1.    Het advies van de adviescommissie waarop het besluit van 14 maart 2019 is gebaseerd, luidt:
"Hoewel enkele leden waardering hebben voor het werk van [appellant], is het merendeel van de adviescommissie van mening dat het onvoldoende beeldende zeggingskracht heeft. Zij vindt het werk nogal wisselend van kwaliteit en in inhoudelijk en beeldend opzicht niet altijd even goed doordacht en overtuigend uitgewerkt. Op grond hiervan brengt zij een negatief advies uit. In het verlengde hiervan oordeelt zij tevens negatief over het voorgestelde project 'Mushtopia'. Op basis van het getoonde werk heeft de adviescommissie niet het vertrouwen dat deze werkperiode zal leiden tot een positieve ontwikkeling en verdieping van het werk. Daarnaast vindt zij het plan niet voldoende scherp genoeg doordacht en uitgewerkt. De adviescommissie heeft bij de beoordeling van de aanvraag ook het cultureel ondernemerschap meegewogen maar dit heeft niet geleid tot een positief oordeel."
Het advies na herbeoordeling luidt grotendeels hetzelfde. Aan het advies is na herbeoordeling toegevoegd dat in het werk van [appellant] "een synergie tussen de verschillende disciplines die bij elkaar worden gebracht" ontbreekt en dat het bezwaarschrift niet meer duidelijkheid geeft over het plan, dat de adviescommissie "nog steeds niet voldoende scherp genoeg doordacht en uitgewerkt" vindt.
6.2.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het Mondriaan Fonds het advies en de herbeoordeling van de adviescommissie aan het besluit van 9 augustus 2019 ten grondslag heeft mogen leggen. In wat [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling evenals de rechtbank geen reden om aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies en de herbeoordeling te twijfelen. [appellant] heeft gesteld dat hij de onafhankelijkheid van de adviescommissie in twijfel trekt, maar heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Dat de voorzitter van de adviescommissie zowel bij het eerste advies als bij de herbeoordeling betrokken was, maakt niet dat geen sprake is geweest van een onafhankelijke beoordeling, aangezien de adviescommissie verder een andere samenstelling had. Over de deskundigheid van de adviescommissie heeft [appellant] heeft ter zitting toegelicht dat hij de adviescommissie in het algemeen wel deskundig vindt, maar dat die deskundigheid volgens hem ontbreekt op het specifieke, multidisciplinaire terrein waarop hij werkzaam is. De Afdeling overweegt hierover dat de adviescommissie aan de hand van de criteria uit artikel 4 van de Deelregeling inhoudelijk moet beoordelen of een project een betekenisvolle bijdrage aan de beeldende kunst in Nederland levert. Of een project hieraan voldoet, is een naar zijn aard subjectief oordeel. Om daarover te kunnen oordelen acht het Mondriaan Fonds het terecht van belang dat de adviescommissie deskundig is op het gebied van de beeldende kunst. [appellant] betwist niet dat de adviescommissie op dat terrein deskundig is. De Afdeling acht verder van belang dat het Mondriaan Fonds het oordeel van de adviescommissie heeft geobjectiveerd door meer deskundigen bij de beoordeling te betrekken. In het geval van [appellant] heeft de adviescommissie twee keer, in grotendeels verschillende samenstelling, naar zijn project gekeken. Dat het oordeel van de adviescommissie negatief was, zegt verder niets over de kwaliteit van het werk van [appellant] als zodanig, maar bepaalt slechts dat het project waarvoor [appellant] subsidie heeft aangevraagd, niet past binnen de criteria om voor een subsidie op grond van de Deelregeling in aanmerking te komen. De rechtbank heeft in dat verband terecht overwogen dat het feit dat het werk van [appellant] zowel in binnenland als buitenland op waardering kan rekenen, zoals blijkt uit de door hem overgelegde publicaties en positieve reacties op zijn werk, niet maakt dat niet van het negatieve advies van de adviescommissie kan worden uitgegaan. Het gaat bij dit soort kunstsubsidies immers om naar hun aard subjectieve oordelen, waardoor het goed voorstelbaar is dat die onderling kunnen verschillen. In dit kader heeft de rechtbank terecht overwogen dat de meningen van derden niet zijn gebaseerd op de toepasselijke criteria uit de Deelregeling waar de adviescommissie aan toetst en dat derden de aanvragen die het Mondriaan Fonds binnen krijgt niet met elkaar kunnen vergelijken. Het oordeel van Rebecca Nelemans hoefde in het verlengde hiervan geen rol te spelen bij de beoordeling van de aanvraag van [appellant], aangezien zij geen lid is van de adviescommissie. Wat [appellant] verder nog heeft aangevoerd, over het ontbreken van een atelierbezoek en de gebreken van het "format" waarin de aanvraag moet worden ingediend, leidt niet tot een ander oordeel. Zoals uit het dossier blijkt, heeft [appellant], zowel bij het indienen van de aanvraag als tijdens de bezwaarprocedure, voldoende mogelijkheden gekregen om inzicht te geven in zijn kunstpraktijk. Van gebrek aan concrete aanwijzingen en initiatief van de zijde van het Mondriaan Fonds is verder niet gebleken. Evenals de rechtbank ziet de Afdeling geen aanleiding om te twijfelen aan de stelling van het Mondriaan Fonds dat de toezichthoudende rol van het bestuur wordt gewaarborgd doordat bij iedere vergadering van een adviescommissie een projectmedewerker van het fondsbureau erop toeziet dat het advies op zorgvuldige wijze tot stand komt.
6.3.    In wat [appellant] heeft aangevoerd over de motivering van het advies van de adviescommissie, heeft de rechtbank terecht geen aanleiding gezien voor een ander oordeel. Met inachtneming van het onder 6 uiteengezette toetsingskader, is de motivering van het advies en de herbeoordeling van de adviescommissie, hoewel summier, niet ontoereikend of ondeugdelijk. Daarom heeft het Mondriaan Fonds het advies en de herbeoordeling aan het besluit van 9 augustus 2019 ten grondslag mogen leggen. Hoewel de in artikel 4 van de Deelregeling opgenomen criteria in het advies en de herbeoordeling niet specifiek worden benoemd, komen deze inhoudelijk wel daarin terug. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het Mondriaan Fonds met het overnemen van het advies en de herbeoordeling in het besluit van 9 augustus 2019 voldoende inzicht heeft gegeven in de gedachtegang die aan de besluitvorming ten grondslag heeft gelegen. Bovendien heeft het Mondriaan Fonds in de besluiten van 14 maart 2019 en 9 augustus 2019 en de nadere toelichting op het besluit van 14 maart 2019 een verdere toelichting en motivering gegeven.
6.4.    Het Mondriaan Fonds heeft de aanvraag van [appellant] in redelijkheid kunnen afwijzen. Het onder 5, 5.1 en 5.2 weergegeven betoog faalt.
Conclusie
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8.       Het Mondriaan Fonds hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2021
18-949.
BIJLAGE
Wettelijk kader
Algemeen Reglement Mondriaan Fonds 2017
Artikel 2
"1. Het bestuur van het fonds kan subsidies verstrekken met als doel de betekenisvolle ontwikkeling en zichtbaarheid van beeldende kunst en cultureel erfgoed in Nederland te stimuleren daar waar de markt dit niet of nog niet mogelijk maakt.
[…]"
Artikel 3
"1. Met inachtneming van de doelstelling van het fonds, in overeenstemming met de statuten en volgens de bepalingen in dit reglement en de van toepassing zijnde deelregeling kan het bestuur op aanvraag subsidies verlenen aan instellingen, beeldend kunstenaars, opdrachtgevers en bemiddelaars.
[…]
5. Een subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de aanvraag naar het oordeel van het bestuur, gehoord het bevoegd adviesorgaan, voldoet aan de in de betreffende deelregeling vastgestelde criteria."
Artikel 5
"1. Bij de beslissing over het verstrekken van een subsidie is kwaliteit altijd een criterium. Daaronder wordt begrepen de artistieke kwaliteit (heeft het werk of de activiteit de potentie om tot het nationaal cultureel erfgoed te gaan behoren of behoort het daar al toe); het cultuurhistorisch belang; de kwaliteit van de positie van de betrokken instelling/organisator/podium; en de kwaliteit van het oeuvre en de reputatie van de betrokken bemiddelaar.
[…]"
Artikel 11
"1. Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, legt het bestuur de aanvraag ter advisering voor aan het hiertoe ingestelde adviesorgaan.
[…]
3. Indien het besluit niet inhoudelijk is gemotiveerd, kan de aanvrager de motivering van het besluit opvragen binnen twee weken na bekendmaking van de beslissing.
[…]"
Artikel 16
"[…]
5. Het bestuur kan het bezwaarschrift ter nadere advisering opnieuwvoorleggen aan het bevoegd adviesorgaan.
[…]"
Deelregeling Projectinvestering Kunstenaar en Bemiddelaar
Artikel 4. Beoordeling
"[…]
3. Op basis van het door de aanvrager ingeleverde documentatiemateriaal en de overige informatie beoordeelt het bevoegd adviesorgaan of het artistieke functioneren van de kunstenaar of bemiddelaar van belang is of, bij een beginnend kunstenaar, naar verwachting van belang zal worden voor de hedendaagse beeldende kunsten of cultureel erfgoed in Nederland. Daarbij worden de onderstaande criteria in onderlinge samenhang gehanteerd:
a. de kwaliteit van het tot het moment van de aanvraag door de aanvrager opgebouwde oeuvre.
b. de kwaliteit van het cultureel ondernemerschap; de onderzoekende en/of vernieuwende houding van de aanvrager, de manier waarop de aanvrager naar buiten treedt en een publiek voor zijn werk weet te vinden en binden.
4. De werkplannen en presentatieplannen waarvoor de bijdrage wordt aangevraagd, worden beoordeeld op het belang voor de hedendaagse beeldende kunst en, indien het een bemiddelaar betreft, voor de hedendaagse beeldende kunst of het cultureel erfgoed in Nederland. Dit wordt beoordeeld op grond van de volgende aspecten:
•       de inhoudelijke kwaliteit van het werkplan,
•       het belang van het presentatieplan wordt beoordeeld op de wijze waarop beoogd wordt op een inspirerende wijze een passend publiek te bereiken,
•       indien van toepassing de context van de activiteit.
[…]
6. Indien het bevoegd adviesorgaan het in het derde lid van dit artikel bedoelde functioneren in samenhang met het plan van de aanvrager bedoeld in het vierde lid en voor zover van toepassing het plan voor de samenwerking zoals bedoeld in het vijfde lid niet van voldoende belang acht, komt het tot een negatief advies over de aanvraag.
[…]"
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:2
"Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen."
Artikel 3:9
"Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden."
Artikel 3:46
"Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering."
Artikel 3:49
"Ter motivering van een besluit of een onderdeel daarvan kan worden volstaan met een verwijzing naar een met het oog daarop uitgebracht advies, indien het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven."