ECLI:NL:RBROT:2021:11617

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
10/996589-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping, oplichting en valsheid in geschrift in vastgoedbeheer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die jarenlang betrokken was bij niet-ambtelijke omkoping, oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte, die als partner en directeur verbonden was aan verschillende vastgoedbedrijven, heeft kickbacks ontvangen in ruil voor onderhoudsopdrachten aan vastgoed van een Duits investeringsfonds. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als lasthebber handelde en dat hij verantwoordelijk was voor het technisch vastgoedbeheer van de vastgoedportefeuille. De verdachte heeft valse facturen opgemaakt en deze opgenomen in de administratie van zijn bedrijven, waardoor hij de indruk wekte dat er legitieme werkzaamheden waren verricht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 2011 tot en met 2016 in totaal € 687.117,- aan steekpenningen heeft ontvangen. De verdachte toonde geen inzicht in de criminele aard van zijn handelingen en werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, het investeringsfonds, toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade die door zijn handelen was veroorzaakt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996589-17
Datum uitspraak: 24 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman A.R.A.L. Norenburg, advocaat te Alphen aan den Rijn.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2, 5, 9 en 10 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd (bijlage I).
De tenlastelegging behelst, kortgezegd, het volgende verwijt.
De verdachte is in de periode 2011 tot en met 2015 als partner, aandeelhouder en/of directeur opeenvolgend verbonden geweest aan een drietal bedrijven. Dit zijn:
[naam bedrijf 1] .(hierna: [naam bedrijf 1] );
[naam bedrijf 2](hierna: [naam bedrijf 2] );
[naam bedrijf 3]. (hierna: [naam bedrijf 3] ).
Hij is belast geweest met het managen van het onderhoud van vastgoed in Nederland in eigendom van het Duitse investeringsfonds
[naam investeringsfonds](hierna: [naam investeringsfonds] ). Hij heeft alleen of met anderen steekpenningen aangenomen van bedrijven om hen onderhoudsopdrachten aan vastgoed van [naam investeringsfonds] in Nederland te gunnen (feit 1 op de tenlastelegging). Om te verhullen dat de betalingen die hij ontving steekpenningen waren, heeft hij alleen of met anderen vanuit een tweetal van zijn bedrijven,
[naam medeverdachte rechtspersoon 1](hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ) en
[naam medeverdachte rechtspersoon 2] .(hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon 2] ) valse facturen over projectmanagement en managementvergoedingen gestuurd aan de eerdergenoemde bedrijven. Hij heeft alleen of met anderen deze facturen opgenomen in de administratie van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] en van [naam medeverdachte rechtspersoon 2] , die daarmee valselijk werden opgemaakt (feiten 2 en 3 op de tenlastelegging). Hij heeft, alleen of met anderen, aldus [naam investeringsfonds] , [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] opgelicht (feit 4 op de tenlastelegging). Tenslotte heeft hij, alleen of met anderen, [persoon A] , die voor [naam investeringsfonds] verantwoordelijk was voor het beheer van de vastgoedportefeuille van [naam investeringsfonds] in Nederland, omgekocht (feit 5 op de tenlastelegging).

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Kristic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (met uitzondering van de passieve omkoping in relatie tot [naam medeverdachte rechtspersoon 3] ), 2 primair, 3 primair, 4 (met uitzondering van de oplichting in relatie tot het project Acanthus) en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.

4..Geldigheid dagvaarding

4.1.
Partner
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding wat betreft het onder 1 ten laste legde nietig is voor zover de verdachte daarbij wordt verweten dat hij als partner van de drie onder 2 genoemde bedrijven giften heeft aangenomen. Nu partner geen wettelijke term is, is onduidelijk wat daaronder dient te worden verstaan.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Of een dagvaarding voldoende feitelijk en duidelijk is als bedoeld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) wordt bepaald op grond van de bewoordingen van de tenlastelegging zelf en het dossier waarop de tenlastelegging is gebaseerd. Op p. 206 van het dossier wordt partner omschreven als aandeelhouder-directeur. Bovendien heeft de verdachte “partner” gebruikt bij de ondertekening van zijn e-mails, onder andere in de e-mail op p. 1501 van het dossier:
“ [naam verdachte]
Partner | Director Project Management”.
Aan de verdachte moet alleen al daarom duidelijk zijn geweest wat onder partner dient te worden verstaan.
4.2.
Werkzaamheden en/of diensten
De raadsman heeft daarnaast aangevoerd dat de dagvaarding onder 1 ook nietig is ten aanzien van het onderdeel “werkzaamheden en/of diensten met betrekking tot de woning en/of tuin van verdachte” omdat dit onvoldoende feitelijk is. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. De tenlastelegging verwijst wat dit onderdeel betreft naar amb-021, p. 6 e.v. (dossier, p. 413). Daarin staat voldoende feitelijk en duidelijk nader beschreven om welke werkzaamheden en diensten het zou gaan. Zo is duidelijk dat de bewering van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] dat hij kosteloos een schoonmaakster voor het huis van de verdachte zou hebben laten leveren buiten de tenlastelegging valt. In de paragraaf waarnaar de tenlastelegging verwijst staat:
“Verdachte [naam medeverdachte 1] verklaarde tijdens zijn verhoren dat hij regelmatig schoonmaakwerkzaamheden verrichtte bij de woning van [naam verdachte] en ook gedurende enige tijd een schoonmaakster geleverd zou hebben zonder dat hier betalingen tegenover stonden. Hier is (…) geen nader onderzoek naar gedaan en wordt (…) verder buiten beschouwing gelaten”.
De dagvaarding is geldig.

5..Bewijs en bewezenverklaring

5.1.
Feit 1, niet-ambtelijke omkoping
5.1.1.
Last
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte handelde ter uitvoering van een last. Ten laste is gelegd dat de verdachte als partner, directeur of aandeelhouder lasthebber was. Een aandeelhouder is geen lasthebber, een partner ook niet en er is geen bewijs dat de verdachte directeur was.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Lastgeving is op grond van artikel 7:414 Burgerlijk Wetboek de overeenkomst van opdracht waarbij de ene partij, de lasthebber, zich jegens de andere partij, de lastgever, verbindt voor rekening van de lastgever een of meer rechtshandelingen te verrichten. Volgens de Hoge Raad (HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:572) blijkt uit de wetsgeschiedenis dat lastgeving in de zin van artikel 328ter Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) daartoe echter niet is beperkt. Ook handelingen bij de uitvoering van de opdracht vallen onder omstandigheden onder lastgeving als bedoeld in artikel 328ter Sr. Zo houdt de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de rijkswet van 22 juni 2001 tot goedkeuring van enkele verdragen inzake de bestrijding van fraude en corruptie II, Stb. 2001, 315, onder meer het volgende in:
“In artikel 328ter (Sr-oud/de rechtbank) ligt aldus een algemene (wettelijke) plicht besloten om telkens binnen de onderneming
of in het kader van de uitvoering van een opdracht(curs. de rechtbank) openheid te betrachten waar het gaat om gelden of voordelen die worden aangeboden tijdens de uitoefening van een functie. Wanneer nu in strijd met deze openheid wordt gehandeld of wanneer verwacht wordt (door de aanbieder van de gelden) dat deze openheid niet wordt betracht, ontstaat strafbaarheid” (Tweede kamer, 2000-2001, 27 509 (R 1671), nr. 3, p. 16).
Uit deze wetsgeschiedenis valt af te leiden dat steeds als, kortgezegd, giften in het kader van de uitvoering van een opdracht, in strijd met de openheid die verwacht mag worden, niet aan de opdrachtgever worden gemeld, er sprake is van niet-ambtelijke omkoping. Dit geldt uiteraard niet als het gaat om relatiegeschenken van een geringe waarde.
Voor zover hier van belang luidt de tenlastelegging, dat de verdachte:
anders dan als ambtenaar, namelijk
- als partner en/of (al dan niet middellijk) (groot) aandeelhouder en/of directeur verbonden aan [naam bedrijf 1] en/of
- als partner en/of (al dan niet middellijk) (groot) aandeelhouder en/of directeur verbonden aan [naam bedrijf 2] en/of
- als partner en/of (al dan niet middellijk) (groot) aandeelhouder en/of directeur verbonden aan [naam bedrijf 3] ,
in die hoedanigheid verantwoordelijk voor het technisch vastgoedbeheer van de vastgoedportefeuille van [naam investeringsfonds] …
Dat de verdachte handelde als partner/aandeelhouder/directeur is een verfeitelijking van de wettelijke term “anders dan als ambtenaar”. Het onderdeel “in die hoedanigheid verantwoordelijk voor het technisch vastgoedbeheer van de vastgoedportefeuille van [naam investeringsfonds] ” beschrijft de verhouding tussen enerzijds de lastgever, [naam investeringsfonds] , en anderzijds de lasthebber, de verdachte, die namens de genoemde bedrijven verantwoordelijk is voor het managen van het technisch vastgoedbeheer van [naam investeringsfonds] . Essentieel in de tenlastelegging is dus dat de verdachte, verbonden aan die bedrijven, verantwoordelijk was voor het technisch technisch beheer. In welke hoedanigheid hij dat deed, is van ondergeschikt belang.
Het vastgoedbeheer van [naam investeringsfonds] werd geregeld in een beheerscontract. Dit contract werd eind 2007 gesloten tussen [naam investeringsfonds] (opdrachtgever) en [naam medeverdachte rechtspersoon 1] (opdrachtnemer) (doc. 004; dossier, p. 918 Nederlandse vertaling). Het beheerscontract met [naam investeringsfonds] ging eerst over op [naam bedrijf 2] en daarna op [naam bedrijf 3] . Hoewel in de overeenkomst staat dat de opdrachtnemer verantwoordelijk is voor het reguliere toezicht, blijkt, anders dan de verdachte in zijn laatste woord mogelijk heeft willen zeggen, dat de beheersovereenkomst ook betrekking heeft op projecten. Het gaat immers om al het onderhouds-, reparatie- en renovatiewerk (dossier, p. 932).
In de [naam medeverdachte rechtspersoon 1] -periode werd de opdracht van [naam investeringsfonds] uitgevoerd door [naam bedrijf 1] . Via [naam medeverdachte rechtspersoon 2] was de verdachte enig aandeelhouder en bestuurder van [naam bedrijf 1] . In de [naam bedrijf 2] - en in de [naam bedrijf 3] -periode was de verdachte via [naam medeverdachte rechtspersoon 2] tezamen met anderen bestuurder en eigenaar, eerst met [persoon B] en [persoon C] in [naam bedrijf 2] en later met hen en anderen, onder wie [persoon D] , in [naam bedrijf 3] . Als gezegd noemde hij zichzelf partner en directeur, niet alleen in e-mailberichten maar ook op zijn LinkedIn-pagina (dossier, p. 1649). Hij was steeds belast met de vastgoedportefeuille van [naam investeringsfonds] , anders gezegd met het managen van al het onderhouds-, reparatie- en renovatiewerk aan het vastgoed in de portefeuille van [naam investeringsfonds] .
De opdracht van [naam investeringsfonds] werd dus daadwerkelijk uitgevoerd door en onder verantwoordelijkheid van de verdachte, die tevens (middellijk) bestuurder en (mede)eigenaar was van de rechtspersonen die formeel de opdrachtnemer waren. Daarmee heeft de verdachte als lasthebber in de zin van artikel 328ter Sr te gelden. Daaraan doet niet af dat de verdachte [naam investeringsfonds] niet in rechte kon binden, omdat dat geen voorwaarde is voor het zijn van opdrachtnemer in de hier bedoelde zin. Daaraan doet evenmin af dat de rechtspersonen formeel ook opdrachtnemer waren. Nergens is bepaald dat een last slechts aan één (rechts)persoon kan worden gegeven.
5.1.2.
Vragen en aannemen van giften van [naam medeverdachte rechtspersoon 4] , [naam medeverdachte rechtspersoon 5] en [naam medeverdachte rechtspersoon 6]
Volgens de tenlastelegging zijn (kort gezegd) giften en belofte aan de verdachte gedaan door:
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 4] (hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ), het bedrijf van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] ;
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 5] B.V , (hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon 5] ), het bedrijf waarbinnen de medeverdachte [naam medeverdachte 2] werkte aan vastgoed van [naam investeringsfonds] ;
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 6] (hierna: [naam medeverdachte rechtspersoon 6] ), het bedrijf van de medeverdachte [naam medeverdachte 3] .
Niet ter discussie staat dat [naam medeverdachte rechtspersoon 1] facturen voor projectmanagement heeft gestuurd naar [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ( [naam medeverdachte 1] ), [naam medeverdachte rechtspersoon 5] ( [naam medeverdachte 2] ) en [naam medeverdachte rechtspersoon 6] ( [naam medeverdachte 3] ).
De raadsman heeft echter betwist dat de verdachte degene is die de betalingen van die facturen heeft gevraagd of aangenomen, zoals is tenlastegelegd. Dat is namelijk door [naam medeverdachte rechtspersoon 1] gedaan.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Als gezegd is [naam medeverdachte rechtspersoon 1] volledig eigendom van [naam medeverdachte rechtspersoon 2] dat op zijn beurt weer volledig eigendom is van de verdachte. De verdachte is degene die de facturen daadwerkelijk heeft verstuurd en ook degene die als uiteindelijk begunstigde de bankrekeningen beheerde waarop de betalingen binnen kwamen. Op grond hiervan wordt bewezen geacht dat de verdachte door het sturen van de facturen om de betalingen daarvan heeft gevraagd en deze betalingen (uiteindelijk) ook heeft ontvangen.
De raadsman heeft verder betoogd dat de betalingen geen giften betreffen, omdat de verdachte voor de gefactureerde bedragen weldegelijk werkzaamheden heeft verricht. Dat de prijs wellicht hoog was, kan niet aan de rechtmatigheid van de betalingen afdoen. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] , inhoudende dat deze de verdachte inhuurde voor advieswerkzaamheden en dat de verdachte die werkzaamheden ook daadwerkelijk heeft verricht. Ook [naam medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de verdachte heeft ingehuurd voor management en advies. [naam medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij achteraf beschouwd dat beter niet had kunnen doen, maar dat doet niet af aan zijn verklaring dat hij weldegelijk de verdachte inhuurde. De verklaring van [naam medeverdachte 1] dat alle facturen met “projectmanagement” kickbackfacturen zijn, dient daarentegen met grote terughoudendheid te worden bezien, omdat [naam medeverdachte 1] boos is op de verdachte en zijn gram wil halen.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
[naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] hebben verklaard dat de verdachte met hen afsprak dat zij in de offertes boven op de prijs voor onderhoudswerk of een onderhoudsproject een extra bedrag zouden zetten en dat de verdachte daarvoor facturen zou sturen. [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat de verdachte dit kickbackfacturen noemde. Hij heeft bovendien verklaard dat alle facturen waar projectmanagement op staat vals zijn en dat de verdachte voor deze facturen niets heeft gedaan. [naam medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de inkoopprijs voor [naam medeverdachte rechtspersoon 6] uitrekende en dat de verdachte dan de verkoopprijs (van [naam medeverdachte rechtspersoon 6] aan [naam bedrijf 2] of [naam bedrijf 3] ) uitrekende (schriftelijke verklaring [naam medeverdachte 3] , p. 2). Wat overbleef werd volgens [naam medeverdachte 3] door twee gedeeld. Een deel ging naar [naam medeverdachte rechtspersoon 1] (bedoeld zal zijn [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ) door middel van een adviesfactuur en een deel naar [naam medeverdachte rechtspersoon 6] .
Geconfronteerd met de elf facturen die [naam medeverdachte rechtspersoon 6] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 1] heeft betaald voor projectmanagement (zie feit 2), heeft [naam medeverdachte 3] op 21 april 2021 verklaard dat dit de bedragen waren om de winst met de verdachte te verdelen. Adviezen zijn er niet geweest (dossier, p. 702).
Anders dan de raadsman heeft gesteld acht de rechtbank deze verklaringen betrouwbaar, nu zij worden ondersteund door e-mailverkeer van de verdachte aan de medeverdachten over het ophogen van offertes. Bovendien is gesteld noch gebleken dat de verdachte de uren die op de facturen staan ook daadwerkelijk heeft besteed aan advieswerk. De medebestuurders van [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 3] , [persoon B] en [persoon C] , hebben verklaard dat de verdachte naast zijn werk bij deze bedrijven geen tijd kan hebben gehad om al die uren aan projecten te besteden.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de op de facturen aan [naam medeverdachte rechtspersoon 4] en [naam medeverdachte rechtspersoon 6] vermelde werkzaamheden niet heeft verricht en dat de betalingen in feite gaan om giften aan de verdachte.
Wat betreft de facturen van [naam medeverdachte rechtspersoon 5] hecht de rechtbank geen geloof aan de verklaring van [naam medeverdachte 2] dat de verdachte de uren die hij in 2011 bij [naam medeverdachte rechtspersoon 5] factureerde weldegelijk heeft gewerkt. [naam medeverdachte 2] kan immers niet verklaren wat de verdachte concreet heeft gedaan. Hij heeft geen schriftelijke afspraken overgelegd, geen offertes van of namens de verdachte aan [naam medeverdachte rechtspersoon 5] , geen ondertekende opdrachtbevestiging, geen urenstaten van het door de verdachte geleverde werk en geen afrekening van de verdachte aan [naam medeverdachte rechtspersoon 5] (o.a. dossier, p. 1864, p. 1881). Hij heeft verklaard dat de afspraken mondeling gingen en dat de verdachte de uren heus wel gewerkt had. Hij heeft echter ook verklaard dat hij niet wist wat de verdachte voor de gedeclareerde uren had gedaan, bijvoorbeeld over de factuur aan [naam medeverdachte rechtspersoon 5] van 1 december 2011 Project Management: Coördinatie gevelherstel, [adres 1] te Utrecht (doc-044):
Wat heeft [naam verdachte] namens [naam medeverdachte rechtspersoon 1] voor u gedaan bij [adres 1] te Utrecht?
Antwoord gehoorde:
“Hij heeft niet gereinigd ofzo. Ik weet niet wat hij gedaan heeft” (dossier, p. 1884).
Daarentegen wist hij volgens zijn verklaring weer wel dat de verdachte “dubbele petten” op had, die van zijn eigen bedrijf en die van [naam bedrijf 1] en van [naam bedrijf 2] (dossier, p. 1884). Hij heeft dat niet met anderen binnen [naam bedrijf 2] besproken (dossier, p. 1883). Hij heeft dus niet gecontroleerd of de verdachte de uren die hij namens [naam medeverdachte rechtspersoon 1] zei te maken, ook daadwerkelijk heeft gemaakt.
Gevoegd bij de verklaring van [naam medeverdachte 1] dat alle facturen voor projectmanagement in werkelijkheid kickbackfacturen zijn, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de op de facturen aan [naam medeverdachte rechtspersoon 5] vermelde werkzaamheden niet heeft verricht en dat de betalingen in feite gaan om giften aan de verdachte.
5.1.3.
Vragen aan en aannemen van giften van [naam medeverdachte rechtspersoon 3]
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Nu de officier van justitie vrijspraak heeft gevorderd en de raadsman vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank dit oordeel niet verder motiveren.
5.1.4.
Aannemen van werkzaamheden of diensten m.b.t. woning of tuin
Anders dan de officier van justitie heeft gerequireerd is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen.
Wat betreft de schoonmaakwerkzaamheden wijst de rechtbank er op dat deze niet zijn ten laste gelegd (zie paragraaf 4).
De rechtbank kan verder niet uitsluiten dat [naam medeverdachte 2] door de echtgenote van de verdachte is betaald voor de werkzaamheden aan de woning van de verdachte (dossier, p. 310). De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft op de zitting ook de bijbehorende factuur overgelegd, welke door de rechtbank aan het proces-verbaal van de zitting is gehecht.
Wat betreft het in de tenlastelegging bedoelde tuinhuis van de verdachte, kan niet worden vastgesteld dat, zoals gesteld, [naam medeverdachte 2] dit heeft gebouwd, laat staan dat hij dit gratis heeft gedaan.
5.1.5.
Omvang van de vragen en giften
Zoals hiervoor is overwogen beschouwt de rechtbank het verzenden van de facturen als het vragen om giften en het betalen van de facturen als het aannemen van die giften. De betalingen die aan de verdachte zijn gedaan, zijn inclusief omzetbelasting. Uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt niet dat de verdachte de omzetbelasting niet heeft afgedragen of heeft laten afdragen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de verdachte de omzetbelasting op de facturen heeft afgedragen en beschouwt de omzetbelasting niet als (een verzoek om) een gift. Dat betekent dat alleen de betalingen zonder omzetbelasting zijn aan te merken als giften.
Verder is gebleken dat de verdachte aan [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ( [naam medeverdachte 1] ) in de periode 2011-2015 ter waarde van € 125.250,-, facturen heeft gestuurd (dossier, p. 136, tot en met factuur 2014-009). In die periode is op die facturen uitbetaald een bedrag van € 107.250,-. De laatste twee facturen zijn uitbetaald in 2015, als het huidige artikel 328ter Sr in werking is getreden. Daarmee valt het vragen van giften ter waarde van € 18.000,-, in de ene ten laste gelegde periode (onder de werking van artikel 328ter Sr-oud) en het ontvangen in de andere (onder de werking van artikel 328ter Sr-nieuw). De tenlastelegging maakt dit onderscheid echter niet en houdt alleen rekening met de ontvangen bedragen. In het voordeel van de verdachte zal de rechtbank wat betreft de betalingen door [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ( [naam medeverdachte 1] ) alleen rekening houden met door de verdachte ontvangen bedragen.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte giften heeft:
  • verkregen van [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ( [naam medeverdachte 1] ) in de periode 2011-2015 ter waarde van € 107.250 (dossier, p. 136 tot en met de betaling op 28 augustus 2014);
  • verkregen van [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ( [naam medeverdachte 1] ) in 2015 ter waarde van € 18.000;
  • gevraagd aan en verkregen van [naam medeverdachte rechtspersoon 5] ( [naam medeverdachte 2] ) in 2011 ter waarde van € 65.850;
  • gevraagd aan en verkregen van [naam medeverdachte rechtspersoon 6] ( [naam medeverdachte 3] ) in 2012 en in 2014 ter waarde van € 491.017.
5.2.
Feit 2 valselijk opmaken administratie [naam medeverdachte rechtspersoon 1]
5.2.1.
De facturen aan [naam medeverdachte rechtspersoon 6] , [naam medeverdachte rechtspersoon 4] en [naam medeverdachte rechtspersoon 5]
Ten laste is gelegd dat de verdachte de bedrijfsadministratie van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] valselijk heeft opgemaakt door daarin valse facturen op te nemen gericht aan [naam medeverdachte rechtspersoon 6] , [naam medeverdachte rechtspersoon 4] , [naam medeverdachte rechtspersoon 5] en [naam medeverdachte rechtspersoon 7] . Onder 5.1 heeft de rechtbank reeds overwogen dat de op de facturen van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 6] , [naam medeverdachte rechtspersoon 4] en [naam medeverdachte rechtspersoon 5] vermelde werkzaamheden niet zijn verricht. Dat maakt de door [naam medeverdachte rechtspersoon 1] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 6] , [naam medeverdachte rechtspersoon 4] en [naam medeverdachte rechtspersoon 5] gestuurde facturen vals. Niet ter discussie staat dat deze facturen zijn opgenomen in de bedrijfsadministratie van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] . Daarmee is die bedrijfsadministratie valselijk opgemaakt, zoals is ten laste gelegd.
5.2.2.
De facturen aan [naam medeverdachte rechtspersoon 7]
Uit de bewijsmiddelen blijkt met betrekking tot deze facturen het volgende.
De verdachte heeft op 17 oktober 2011 een e-mail (doc. 88) gestuurd naar [naam medeverdachte 2] , met als titel “Voorbeeld opdracht Rochussen” en met als bijlage een bestand, bevattende een offerte van [naam medeverdachte rechtspersoon 7] aan [naam bedrijf 1] , gedateerd 25 juni 2011. Het is een aanbieding voor projectmanagement voor het kantoorgebouw gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam voor een bedrag van € 120.000, zonder omzetbelasting (doc. 89). Precies dezelfde offerte, maar dan op briefpapier van [naam medeverdachte rechtspersoon 7] en met als toevoeging “behandeld door [naam medeverdachte 2] ”, en ondertekend door [naam medeverdachte 2] is ingediend bij [naam bedrijf 1] (doc. 251). Bovenstaande duidt er op dat de verdachte de offerte naar [naam medeverdachte 2] stuurt, waarop [naam medeverdachte 2] deze indient. Dat is vreemd maar zou te maken kunnen hebben met het feit dat de offerte is gebruikt om kickbackfacturen te verklaren, zoals [naam medeverdachte 1] heeft verklaard met betrekking tot door [naam medeverdachte rechtspersoon 1] aan hem gestuurde facturen voor projectmanagement. De verdachte heeft geen alternatieve verklaring gegeven.
Op de offerte staat onder andere dat [handelsnaam 1] ( [handelsnaam 1] is de handelsnaam van [naam medeverdachte rechtspersoon 7] , doc. 096) voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden aan de [adres 2] de diverse bestekken (“bouwkundig, werktuigbouwkundig, elektrotechnisch, e.v.”) op inhoud controleert. [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de opdracht voor de Rochussenstraat had gekregen maar deze “een-op-een” heeft doorgegeven aan de verdachte.
“Waarom? Nou, wij, [naam medeverdachte rechtspersoon 7] , zag geen heil in de opdracht, omdat we niet de kennis hadden van de installatietechnische zaken. [naam verdachte] (de verdachte/de rechtbank) heeft toen aangeboden dat hij het helemaal zelf zou doen, daar had ik geen problemen mee. Ik wou mijn kennis goed vertaald zien en liever een opdracht elders doen. (…) [naam medeverdachte rechtspersoon 7] kreeg een opdracht voor de totale begeleiding van de verbouwing, een project, aan de Rochussenstraat, bijvoorbeeld de begeleiding van technische installaties. Ik kon daar geen gehoor aan geven, door gebrek aan kennis en tijd” (dossier, p. 1856).
Dat is ook vreemd. Waarom zou [naam medeverdachte 2] dingen naar een opdracht waar hij geen heil in ziet, die hij door gebrek aan kennis niet kon uitvoeren? Ook dit zou kunnen worden verklaard als de facturen kickbackfacturen zijn. Ook hiervoor heeft de verdachte geen alternatieve lezing aangeboden.
De opdracht is op 4 november 2011 aan [naam medeverdachte rechtspersoon 7] gegund. De opdrachtbrief van [naam bedrijf 2] is namens [naam verdachte] ondertekend. [naam medeverdachte 2] heeft voor akkoord getekend (doc. 252). De verdachte heeft op 28 december 2011 vier facturen naar [naam medeverdachte 2] gestuurd (doc. 90 en doc. 91). Deze worden bedoeld onder dit feit in de tenlastelegging (AMB-921, 2.3.) en hebben alle betrekking op “Project Management directie voering modernisering Rochussenstraat te Rotterdam”, het project dus waarop bovenstaande offerte betrekking heeft. De eerste factuur is gedateerd op 1 december 2011 en betreft de periode april, mei, juni 2011. De tweede factuur is gedateerd op 8 december 2011 en betreft de periode juli, augustus, september 2011. De derde factuur is van 16 december 2011 en betreft de periode april tot en met december 2011. De laatste factuur is ook van 16 december 2011 en betreft de periode oktober, november, december 2011. Daarnaast is op gegevensdragers van de verdachte (AMB-027, p. 530) nog een vijfde factuur aangetroffen, van 23 december 2011, bevattende kennelijk een soort eindafrekening over de periode november, december 2011 (doc. 51). In alle facturen worden derhalve werkzaamheden gefactureerd die al zouden zijn uitgevoerd voordat de offerte werd ingediend. Bovendien overlappen de periodes. Ook dit alles is vreemd maar opnieuw te verklaren als de facturen kickbackfacturen zijn. Opnieuw, een alternatieve verklaring heeft de verdachte niet gegeven.
Tenslotte heeft [naam medeverdachte 2] verklaard:
“U vraagt mij waarom ik dan niet gewoon tegen [naam verdachte] had gezegd dat hij de klus zelf gegeven heeft en dat hij de klus dan maar binnen het budget moest afronden. Daar heeft u gelijk in, maar ik weet niet waarom dat zo gedaan is. Ik kan me alleen voorstellen dat ik dat gedaan heb zodat we weer wat werk zouden gaan krijgen van [naam verdachte] ” (p. 1877).
Mede tegen de achtergrond van de verklaring van [naam medeverdachte 1] dat alle facturen van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] over projectmanagement kickbacks zijn, gelet op bovenstaande ongerijmdheden én op de laatste verklaring van [naam medeverdachte 2] dat hij het had gedaan om weer wat werk te krijgen van de verdachte, wordt bewezen geacht dat de facturen kickbackfacturen zijn en de daarop omschreven werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. De facturen van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] aan [naam medeverdachte rechtspersoon 7] zijn dus vals. Niet ter discussie staat dat ook deze facturen in de bedrijfsadministratie van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] zijn opgenomen. De bedrijfsadministratie is valselijk opgemaakt
5.3.
Valselijk opmaken van de administratie van [naam medeverdachte rechtspersoon 2]
Uit de bewijsmiddelen blijkt met betrekking tot dit feit het volgende.
[naam medeverdachte rechtspersoon 3] heeft een bedrag van € 126.450 betaald aan [naam medeverdachte rechtspersoon 2] op facturen met de vermelding “managementwerkzaamheden”. Met de raadsman en anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, nu [naam medeverdachte rechtspersoon 2] bestuurder is geweest van [naam medeverdachte rechtspersoon 3] , het niet onaannemelijk is dat [naam medeverdachte rechtspersoon 2] daarvoor een vergoeding heeft gedeclareerd. Het bedrag dat bij de factuur van 1 december 2016 is gedeclareerd voor managementwerkzaamheden 2015 (doc. 288, p. 1700) kan echter niet een dergelijke vergoeding betreffen. [naam medeverdachte rechtspersoon 2] is immers op 27 november 2015 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 uitgeschreven als bestuurder van [naam medeverdachte rechtspersoon 3] (doc. 019, p. 1028). Die factuur is derhalve vals. De verdachte wist van de uitschrijving van [naam medeverdachte rechtspersoon 2] als bestuurder van [naam medeverdachte rechtspersoon 3] . Volgens getuige [naam getuige 1] heeft hij tegen de verdachte gezegd dat [naam medeverdachte rechtspersoon 2] beter bij de KvK als bestuurder kon worden uitgeschreven en [naam getuige 1] als bestuurder zou worden ingeschreven (dossier, p. 1926).
Getuige [naam getuige 2] heeft verklaard dat de boekhouding van [naam medeverdachte rechtspersoon 2] bij de verdachte thuis stond (p. 1903). Er is inderdaad een witte envelop met de factuur [naam medeverdachte rechtspersoon 2] inzake managementwerkzaamheden 2015, tezamen met een rode ordner met administratie [naam medeverdachte rechtspersoon 2] 2014, bij de verdachte thuis aangetroffen (dossier, p. 318).
Door het opnemen van de genoemde valse factuur in de bedrijfsadministratie van [naam medeverdachte rechtspersoon 2] is die administratie daarmee valselijk opgemaakt.
5.4.
Feit 4 Oplichting
5.4.1.
Oplichting voor een bedrag van € 176.060,-
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen. Deze vrijspraak zal dan ook niet nader worden gemotiveerd.
5.4.2.
Oplichting voor een bedrag van € 160.055,-
De verdachte wordt verweten dat hij in of omstreeks de periode 1 oktober 2011 tot en met 1 december 2016 [naam investeringsfonds] , [naam bedrijf 2] , [naam bedrijf 1] of [naam bedrijf 3] heeft opgelicht voor een bedrag van € 160.055. Dit is het bedrag inclusief omzetbelasting dat staat op de facturen als bedoeld onder 5.2.2. die de verdachte aan [naam medeverdachte rechtspersoon 7] heeft gestuurd.
Terecht heeft de raadsman opgemerkt dat [naam investeringsfonds] , [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] , niet zijn opgelicht door de facturen die de verdachte aan [naam medeverdachte 2] heeft gestuurd. Daar staat tegenover dat ook is ten laste gelegd dat de verdachte met een of meer anderen [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag door in strijd met de waarheid te doen alsof er projectmanagement zou worden uitgevoerd aan de Rochussenstraat te Rotterdam. Weliswaar is niet letterlijk ten laste gelegd dat de kunstgrepen er ook in bestonden dat valselijk werd voorgewend dat projectmanagement
isuitgevoerd, maar de rechtbank leest dit als besloten in de tenlastelegging.
Zoals hiervoor onder 5.2.2 is overwogen heeft [naam medeverdachte rechtspersoon 7] geen projectmanagement uitgevoerd of door de verdachte laten uitvoeren in het project Rochussenstraat.
Dat de verdachte in de genoemde periode tezamen en in vereniging met [naam verdachte] [naam bedrijf 2] bedrieglijk heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag door te doen alsof er wél een project Rochussenstraat is uitgevoerd, blijkt uit het volgende.
Zoals onder 5.2.2 is overwogen heeft [naam medeverdachte 2] op enig moment na 17 oktober 2011 namens [naam medeverdachte rechtspersoon 7] bij [naam bedrijf 1] een door de verdachte opgestelde offerte ingediend voor het project Rochussenstraat, met als datum 25 juni 2011. [naam medeverdachte 2] heeft vervolgens op 30 oktober 2011 bij [naam bedrijf 2] zes valse facturen voor het project Rochussenstraat ingediend ter waarde van in totaal € 117.000, zonder omzetbelasting. De facturen zijn gericht aan [naam investeringsfonds] , p/a [naam bedrijf 2] en hebben als vervaldatum 29 november 2011 (doc. 263). De eerste facturen verwijzen naar de maanden vanaf mei 2011, terwijl, als gezegd, de datum op de offerte van [naam medeverdachte rechtspersoon 7] 25 juni 2011 is en die pas na 17 oktober 2011 werd ingediend. Namens [naam verdachte] is op 4 november 2011 de opdrachtbevestiging voor het project Rochussenstraat opgesteld. De verdachte heeft deze ondertekend op 6 november 2011. [naam bedrijf 2] heeft de facturen in termijnen betaald (dossier, p. 462/463).
Dit alles bewijst dat [naam bedrijf 2] bedrieglijk is bewogen tot afgifte van een geldbedrag van € 117.000 door de listige kunstgrepen van een valse offerte, een valse opdrachtbevestiging en valse facturen. De verdachte heeft met het (laten) opstellen van de valse offerte en valse opdrachtbevestiging een essentiële bijdrage tot het begaan van de oplichting geleverd en daarmee een bijdrage geleverd van voldoende gewicht om dit feit tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte 2] te plegen.
Niet bewezen is dat [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 3] of [naam investeringsfonds] is opgelicht. Constitutief voor oplichting is dat de opgelichte tot afgifte van een goed wordt bewogen door de oplichtingsmiddelen. Dat de facturen die de verdachte naar [naam bedrijf 2] heeft gestuurd (ook) aan [naam investeringsfonds] waren gericht, maakt nog niet dat [naam investeringsfonds] of een van de andere bedrijven door de oplichtingsmiddelen is bewogen tot de afgifte van het geld.
5.5.
Feit 5 omkoping [persoon A]
Kortgezegd is ten laste gelegd dat de verdachte met een of meer anderen [persoon A] van [naam investeringsfonds] heeft omgekocht door hem € 19.000, een Volkswagen Tiguan en een traplift te geven.
Gift van € 19.000
Anders dan de officier van justitie heeft gerequireerd, acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte € 19.000 aan [persoon A] heeft gegeven. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
[naam medeverdachte rechtspersoon 1] heeft op 27 september 2012 € 9.000 overgemaakt aan [persoon A] onder vermelding van “pm”. [naam medeverdachte rechtspersoon 3] heeft op 15 juli 2013 € 10.000 overgemaakt aan [persoon A] onder vermelding van project management (dossier, p. 387).
Niet kan worden bewezen dat de verdachte de overboeking van €10.000 heeft gedaan. Ook kan niet worden bewezen dat de overboeking van € 9.000 op 27 september 2012 een schenking is geweest.
Gift Volkswagen Tiguan en traplift
Niet ter discussie staat dat [persoon A] de beschikking heeft gekregen over de Volkswagen Tiguan van [naam medeverdachte 3] en daar niet voor heeft betaald. Evenmin staat ter discussie dat de echtgenote van [persoon A] een traplift had besteld en dat de factuur voor die traplift is voldaan door [naam medeverdachte 3] door middel van [naam medeverdachte rechtspersoon 6] . De auto en de traplift zijn derhalve giften geweest aan [persoon A] .
De raadsman heeft de belastende verklaring van [naam medeverdachte 3] betwist. De raadsman heeft bovendien opgemerkt dat, zo er al een bijdrage van de verdachte is vast te stellen bij de overdracht en betaling van de auto en de traplift, die van zo geringe betekenis is dat er geen sprake is van medeplegen.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De rechtbank is van oordeel dat in elk geval [naam medeverdachte 3] als schenker van de auto en de traplift moet worden aangemerkt. Hij bezat de auto, hij heeft de auto naar Duitsland gebracht en daar aan [persoon A] overhandigd en hij heeft door middel van [naam medeverdachte rechtspersoon 6] betaald voor de traplift. De factuur van de traplift die op naam heeft gestaan van de echtgenote van [persoon A] heeft hij vervalst door de oorspronkelijke tenaamstelling te veranderen in de tenaamstelling [naam medeverdachte rechtspersoon 6] . De waarde van de auto en de kosten van de traplift heeft hij verhaald op [naam bedrijf 3] met een valse factuur voor meerwerk aan het FOZ-project.
De rechtbank acht bewezen dat [naam medeverdachte 3] deze giften heeft gedaan tezamen en in vereniging met de verdachte. [naam medeverdachte 3] heeft verklaard dat het initiatief om de auto en de traplift aan [persoon A] te schenken van de verdachte is gekomen. De verdachte heeft volgens [naam medeverdachte 3] ook bedacht dat [naam medeverdachte 3] de kosten bij [naam bedrijf 3] kon declareren door een meerwerkfactuur voor het FOZ-project te sturen (schriftelijke verklaring [naam medeverdachte 3] , p. 1 en 2). De verdachte is ook met [naam medeverdachte 3] meegegaan naar Duitsland om de auto af te geven. [persoon A] heeft een hotel voor de verdachte en [naam medeverdachte 3] gereserveerd. Hij heeft de bevestiging naar de verdachte gestuurd, die de e-mail op zijn beurt heeft doorgestuurd naar [naam medeverdachte 3] (dossier, p. 339). De reserveringsbevestiging van het hotel voor een kamer voor twee personen staat op de naam van de verdachte (doc. 241-02). De verdachte is dus de actor intellectualis geweest en ook aanwezig geweest op het essentiële moment van overdracht van de auto. Er is sprake van een bijdrage van voldoende gewicht, waarmee medeplegen is bewezen.
Anders dan de raadsman heeft gesteld is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [naam medeverdachte 3] betrouwbaar is, nu zij wordt ondersteund door e-mailberichten van [naam medeverdachte 3] aan de verdachte over het uitvoeren van een Nederlandse auto, over de “auto naar [persoon A] ” en over het vervalsen van de factuur van de leverancier van de traplift. Verder heeft de verdachte bij de leverancier van de traplift verzocht om de factuur die was gericht aan de echtgenote van [persoon A] aan te passen en te richten aan [naam medeverdachte rechtspersoon 6] , ter attentie van [naam medeverdachte 3] en om de omschrijving te veranderen in “lift of FOZ”. Dit laatste verwijst naar het FOZ-project waarvoor [naam medeverdachte 3] een valse meerwerkfactuur heeft opgemaakt.
5.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II is de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 te Bleiswijk en Rotterdam en elders in Nederland, meermalen, anders dan als ambtenaar, namelijk
  • van 1 januari 2011 tot 29 november 2011 als partner en directeur verbonden aan [naam bedrijf 1] B.V. en
  • van 29 november 2011 tot 17 mei 2013 als partner en directeur verbonden aan [naam bedrijf 2] en
  • van 17 mei 2013 tot 1 juli 2015 als partner en directeur verbonden aan [naam bedrijf 3] .
in die hoedanigheid verantwoordelijk voor het technisch vastgoedbeheer van de vastgoedportefeuille van [naam investeringsfonds] , naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan dan wel zou doen, giften , namelijk geldbedragen te weten:
  • een totaalbedrag van (circa) 107.250 euro ( [naam medeverdachte rechtspersoon 4] .) en
  • een totaalbedrag van (circa) 65.850 euro ( [naam medeverdachte rechtspersoon 5] B.V .) en
  • een totaalbedrag van (circa) 491.017 euro ( [naam medeverdachte rechtspersoon 6] .) ,
heeft aangenomen en gevraagd, en dit aannemen en/vragen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn lastgever;
en (wetgeving na 1 januari 2015)
hij in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016, meermalen, anders dan als ambtenaar, namelijk van 1 januari 2015 tot 1 juli 2015 als partner en directeur verbonden aan [naam bedrijf 3] . in die hoedanigheid verantwoordelijk voor het technisch vastgoedbeheer van de vastgoedportefeuille van [naam investeringsfonds] , naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan dan wel zou doen , (een)gift een geldbedrag te weten:
- een totaalbedrag van (circa) 18.000 euro ( [naam medeverdachte rechtspersoon 4] .)
heeft aangenomen en dit aannemen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn lastgever;
2 primair.
[naam medeverdachte rechtspersoon 1] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 1] op tijdstippen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2015 te Bleiswijk , meermalen, een geschrift (bedrijfsadministratie) dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen opzettelijk valselijk heeft opgemaakt hebbende genoemde rechtspersoon toen en daar telkens opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 1] , zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, (een) valse fact(u)ur(en) ten name van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 1] gericht aan:
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 6] . en
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 4] . en
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 7] en
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 5] B.V .
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, opgenomen of doen opnemen, bestaande die valsheid hierin -zakelijk weergegeven- dat op die facturen wordt voorgedaan dat [naam medeverdachte rechtspersoon 1] projectmanagement en/of advieswerkzaamheden heeft verricht (terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden en sprake was van steekpenningen/kickbacks), zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, hebbende hij, verdachte, telkens feitelijk
eleiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedragingen;
3 primair.
[naam medeverdachte rechtspersoon 2] . in de periode van 1 mei 2012 tot en met 1 januari 2017 te Bleiswijk en/of Ridderkerk en/of Moordrecht en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, een geschrift (bedrijfsadministratie) dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen opzettelijk valselijk heeft opgemaakt hebbende genoemde rechtspersoon toen en daar opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [naam medeverdachte rechtspersoon 2] ., zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, een valse factuur ten name van [naam medeverdachte rechtspersoon 2] . gericht aan:
- [naam medeverdachte rechtspersoon 3]
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen boeken en/of doen verwerken, bestaande die valsheid hierin -zakelijk weergegeven- dat op die factuur wordt voorgedaan dat [naam medeverdachte rechtspersoon 2] . management heeft verricht (terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden en sprake was van steekpenningen/kickbacks), zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, hebbende hij, verdachte, feitelijke leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging;
4.
hij in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 1 december 2016 te Bergschenhoek en Rotterdam en Bleiswijk, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgre(e)p(en) [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ) telkens heeft bewogen tot de afgifte van: geldbedragen, tezamen een totaalbedrag van (circa) 117.000 euro ,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
voorgewend dat [naam medeverdachte rechtspersoon 7] voor een vastgoedproject aan de Rochussenstraat te Rotterdam, projectmanagement en/of advieswerkzaamheden zou uitvoeren
waardoor die [naam bedrijf 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
5.
hij in de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2014 te Bleiswijk en te Kiedrich of elders in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander aan iemand, te weten [persoon A] (of [persoon A andere schrijfwijze] ), die anders dan als ambtenaar, namelijk werkzaam in dienstbetrekking bij vastgoedconcern [naam investeringsfonds] (als verantwoordelijke voor de Nederlandse vastgoedportefeuille binnen de afdeling Asset Management van [naam investeringsfonds] ) naar aanleiding van hetgeen die [persoon A] of [persoon A andere schrijfwijze] in zijn betrekking heeft gedaan dan wel zou doen, giften namelijk
- een auto van het merk Volkswagen Tiguan en/
een traplift van het merk Garaventa heeft gedaan, van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moest aannemen dat die [persoon A] of [persoon A andere schrijfwijze] die giften in strijd met de goede trouw heeft verzwegen en/of zou verzwijgen tegenover zijn werkgever.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
(periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014)
anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan dan wel zal doen, een gift aannemen en vragen en dit aannemen en vragen in strijd met de goede trouw verzwijgen tegenover zijn lastgever, meermalen gepleegd
en
(periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016)
anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan dan wel zal doen , een gift aannemen, meermalen gepleegd;
2 primair.
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
3 primair.
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
4.
medeplegen van oplichting;
5.
medeplegen van: aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking heeft gedaan dan wel zal doen, een gift doen van dien aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift in strijd met de goede trouw heeft verzwegen of zal verzwijgen tegenover zijn werkgever, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de aard en ernst van de feiten,
de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van zes jaar schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. Hij heeft zich als medebeheerder van de vastgoedportefeuille van een Duits vastgoedbedrijf door diverse aannemers laten omkopen voor een totaalbedrag van in ieder geval € 687.117,-, hij heeft feitelijke leiding gegeven aan valsheid in geschrift door de bedrijfsadministratie van twee van zijn vennootschappen vals op te maken, hij heeft een vennootschap voor wie hij werkte opgelicht voor minimaal € 117.000 en hij heeft samen met een aannemer een medewerker van de vennootschap voor wie de vastgoedportefeuille werd beheerd omgekocht door hem een Volkswagen Tiguan en een traplift te schenken.
Al deze feiten hingen samen met een omvangrijk fraudecomplex: de verdachte was medebeheerder van een vastgoedportefeuille en uit dien hoofde was hij op de hoogte van haar budgetten voor onderhoud van de panden in de portefeuille. Hij zorgde ervoor dat aannemers hun offertes op het desbetreffende budget afstemden door hun offertes te verhogen tot het bedrag van het budget, maar ook dat de offertes onderling werden afgestemd zodat van tevoren duidelijk was welke aannemer de opdracht kreeg. De (aanvullende) winst die daardoor werd gegenereerd werd verdeeld tussen de aannemers en de verdachte, doordat de verdachte via zijn vennootschappen zogenaamde kickbacks factureerde. Op die facturen vermeldde hij dat zijn vennootschap ‘projectmanagement’ zou hebben verricht, terwijl er feitelijk geen werkzaamheden waren gedaan. Die facturen zijn dus vals, en zo ook de bedrijfsadministratie waarin hij ze opnam.
De verdachte was de spin in het web van het hierboven omschreven fraudecomplex: hij initieerde de fraude, was daar dus ook van het begin tot het einde bij betrokken en heeft het meeste geld opgestreken van alle deelnemers. Aan zijn strafbare handelen is pas een einde gekomen na zijn vertrek bij de vennootschap voor wie hij de beheerswerkzaamheden uitvoerde.
Met zijn handelwijze heeft de verdachte het vastgoedbedrijf in wiens opdracht werd gewerkt voor een bedrag van ruim € 800.000 benadeeld. Dit betreft echter slechts het bewezen verklaarde bedrag. Het totale benadelingsbedrag voor dit bedrijf ligt veel hoger, omdat de aannemers ook een winstdeel kregen uit de opgehoogde facturen. Daarnaast verstoorde de fraude de marktwerking: in plaats van dat het onderhoud aan de panden werd gegund aan de beste en/of de goedkoopste aannemer, gingen de opdrachten nu steeds naar hetzelfde groepje aannemers dat daarvoor een veel te hoge prijs ontving. Ook het valselijk opmaken van de bedrijfsadministratie van zijn vennootschappen is een kwalijk feit. Voor een werkbare samenleving is het immers van essentieel belang dat men in het maatschappelijk verkeer vertrouwen kan stellen in de juistheid van dit soort geschriften.
Eerdergenoemd benadelingsbedrag vormt een van de uitgangspunten bij het bepalen van de strafmaat: naarmate het benadelingsbedrag hoger is, wordt in de regel de straf die wordt opgelegd ook hoger.
Naast het benadelingsbedrag worden ook een veelheid aan andere factoren meegewogen. De hierboven beschreven centrale rol van de verdachte binnen het fraudecomplex en de duur ervan, gelden als strafverhogende omstandigheden, evenals het feit dat het bewezen verklaarde benadelingsbedrag geheel aan hemzelf ten goede is gekomen. Ook de proceshouding van de verdachte is relevant: hij heeft zowel tegenover de FIOD als op de zitting consequent gezwegen. Dat is uiteraard zijn goed recht maar het betekent wel dat enerzijds de indruk niet wordt weggenomen dat de verdachte kennelijk geen verantwoordelijkheid wenst te nemen voor zijn daden en anderzijds geen rekening kan worden gehouden met persoonlijke omstandigheden.
Verder wordt meegewogen dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Deze termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door de officier van justitie een strafvervolging zal worden ingesteld. Gelet op de gang van zaken is dat in deze zaak 4 juli 2017, zijnde de dag waarop (onder meer) de woning van de verdachte is doorzocht. Tussen 4 juli 2017 en de datum van dit vonnis ligt een periode van ruim vier jaar, terwijl bij de berechting van een zaak als de onderhavige als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn is dus in aanzienlijke mate overschreden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
De hierboven beschreven omstandigheden in het voordeel van de verdachte wegen echter niet op tegen de (zeer) strafverzwarende omstandigheden. Met name zijn rol als spilfiguur in de fraude brengt mee dat aan de verdachte een gevangenisstraf van aanzienlijke duur dient te worden opgelegd. Alles afwegend wordt een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden geacht.

9..In beslag genomen voorwerpen

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen administratie, genoemd onder 6 tot en met 31 op de als bijlage III aan dit vonnis gehechte beslaglijst, verbeurd te verklaren. De in beslag genomen administratie zal worden verbeurd verklaard.
Het behoort aan de verdachte toe. De onder 2 en 3 bewezen feiten zijn met betrekking deze administratie begaan.

10..Vordering benadeelde partij

10.1.
Vordering
[naam investeringsfonds] heeft zich als benadeelde partij heeft in het geding gevoegd, raadslieden mrs. W.A. Vader en J.S. Viellevoije, beiden advocaat te Amsterdam.
De vordering van [naam investeringsfonds] , zoals deze na eiswijziging luidt, strekt er, kort gezegd, toe dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
de verdachte en andere (rechts)personen [naam medeverdachte rechtspersoon 1] , [naam medeverdachte rechtspersoon 2] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte rechtspersoon 4] , [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte rechtspersoon 6] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte rechtspersoon 5] , [naam medeverdachte rechtspersoon 7] en [naam medeverdachte rechtspersoon 3] ) hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [naam investeringsfonds] van € 2.708.618,68
dan wel
de subgroepen verdachte c.s. ( [naam medeverdachte rechtspersoon 1] en [naam medeverdachte rechtspersoon 2] ), [naam medeverdachte 1] c.s. ( [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ), [naam medeverdachte 3] c.s. ( [naam medeverdachte rechtspersoon 6] ) en [naam medeverdachte 2] c.s. ( [naam medeverdachte rechtspersoon 5] , [naam medeverdachte rechtspersoon 7] en [naam medeverdachte rechtspersoon 3] ) ieder als afzonderlijke subgroep hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [naam investeringsfonds] van het bedrag dat aan ieder van die subgroepen kan worden toegerekend.
subsidiair:
de verdachte en de andere hiervoor genoemde (rechts)personen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [naam investeringsfonds] van € 2.017.615,-
dan wel
de subgroepen verdachte c.s., [naam medeverdachte 1] c.s., [naam medeverdachte 3] c.s. en [naam medeverdachte 2] c.s. ieder als afzonderlijke subgroep hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling aan [naam investeringsfonds] van het bedrag dat aan ieder van die subgroepen kan worden toegerekend
meer subsidiair:
de verdachte en de andere hiervoor genoemde (rechts)personen worden veroordeeld tot betaling aan [naam investeringsfonds] van een in goede justitie te bepalen bedrag,
steeds vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van de verdachte en de andere hiervoor genoemde (rechts)personen in de proceskosten, die worden begroot op
€ 11.997,-.
[naam investeringsfonds] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat de verdachte en de andere (rechts)personen dan wel de bedoelde subgroepen, telkens als groep of subgroep dan wel als afzonderlijk handelend (rechts)persoon onrechtmatig jegens [naam investeringsfonds] hebben gehandeld en uit dien hoofde aansprakelijk zijn voor de door [naam investeringsfonds] geleden schade. Het subsidiaire standpunt is dat schadeplichtigheid bestaat op grond van ongerechtvaardigde verrijking.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de tegen de verdachte ingestelde vordering van [naam investeringsfonds] tot een bedrag van:
a. a) € 299.964,-: hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte, [naam medeverdachte rechtspersoon 4] , [naam medeverdachte rechtspersoon 1] en [naam medeverdachte 1]
b) € 1.174.814,-: hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte, [naam medeverdachte rechtspersoon 6] , [naam medeverdachte rechtspersoon 1] , [naam medeverdachte 3] ;
c) € 156.722,-: hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte, [naam medeverdachte rechtspersoon 5] , [naam medeverdachte rechtspersoon 1] en [naam medeverdachte 2] ;
d) € 160.055,-: hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte en [naam medeverdachte 2] ;
e) € 176.060,-: hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte en [naam medeverdachte rechtspersoon 2] ;
f) € 50.000,-: hoofdelijke aansprakelijkheid van de verdachte en [naam medeverdachte 3] .
Tot dit bedrag kan de door [naam investeringsfonds] geleden schade eenvoudig worden vastgesteld en is de vordering in zoverre in dit strafgeding toewijsbaar, vermeerderd met rente en proceskosten.
De rest van de gevorderde schadevergoeding heeft betrekking op strafbare feiten waarbij de verdachte rechtspersoon niet als medepleger betrokken is geweest. Zij is daarvoor dus niet hoofdelijk aansprakelijk.
Ten aanzien van de rest van de gevorderde schadevergoeding kan [naam investeringsfonds] niet in de vordering worden ontvangen, omdat dit deel van de vordering niet van eenvoudige aard is en daarmee een onevenredige belasting vormt voor het strafgeding. [naam investeringsfonds] zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.
10.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat [naam investeringsfonds] niet-ontvankelijk is in de vordering dan wel deze moet worden afgewezen. Op hetgeen daartoe is aangevoerd zal hieronder, zo nodig, worden ingegaan.
10.4.
Beoordeling
10.4.1.
Kickbackbetalingen (feit 1)
Op basis van de stukken staat voldoende vast dat aan [naam investeringsfonds] schade is toegebracht
door de onder 1 bewezen verklaarde passieve omkoping door middel van
kickbackbetalingen aan de verdachte ( [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ) door [naam medeverdachte 1] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ) van in
totaal € 125.250, [naam medeverdachte 2] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 5] ) van in totaal € 65.850 en [naam medeverdachte 3]
( [naam medeverdachte rechtspersoon 6] ) van in totaal € 491.017.
Met in ieder geval de bedragen van die kickbackbetalingen, waarvoor door de verdachte ( [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ) geen werkzaamheden zijn verricht en waarvan [naam investeringsfonds] niet op de hoogte was, zijn met medeweten van de verdachte telkens de offertes van respectievelijk [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ( [naam medeverdachte 1] ), [naam medeverdachte rechtspersoon 5] ( [naam medeverdachte 2] ) en [naam medeverdachte rechtspersoon 6] ( [naam medeverdachte 3] ) voor werkzaamheden aan onroerend goed van [naam investeringsfonds] verhoogd. Daardoor zijn telkens ook de (uiteindelijk) door [naam investeringsfonds] voor die werkzaamheden te betalen facturen hoger geworden. Die verhogingen betreffen daarom rechtstreekse schade voor [naam investeringsfonds] als bedoeld in artikel 361, tweede lid Sv. De omstandigheid dat [naam medeverdachte 1] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ), [naam medeverdachte 2] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 5] ) en [naam medeverdachte 3] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 6] ) niet rechtstreeks bij [naam investeringsfonds] factureerden maar de facturen voor [naam investeringsfonds] verzonden aan [naam bedrijf 1] of [naam bedrijf 3] , welke vennootschappen deze vervolgens doorbelastten aan [naam investeringsfonds] , doet hieraan niet af. Dat deze doorbelasting op welke wijze deze ook plaatsvond (via boekingen in rekeningcourant of via facturen) is voldoende aannemelijk.
De schade van [naam investeringsfonds] door dit onrechtmatig handelen van de verdachte wordt vastgesteld op de totaalsom van de genoemde bedragen, zijnde ( €125.250 + € 65.850 +
€ 491.107 =) € 682.117. De omzetbelasting is ook hier (evenals bij de bepaling van de omvang van de giften) niet meegerekend, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat door [naam bedrijf 1] of [naam bedrijf 3] omzetbelasting aan [naam investeringsfonds] is doorberekend.
[naam medeverdachte 1] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ) heeft als degene die de genoemde kickbackbetalingen van € 125.250,- deed ook strafbaar gehandeld. In de tegen hem aanhangige strafzaak zal dit worden bewezen verklaard. Hetzelfde geldt voor [naam medeverdachte rechtspersoon 4] . Ook door [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte rechtspersoon 4] is daarom wat die betalingen betreft onrechtmatig jegens [naam investeringsfonds] gehandeld en zijn zij daarvoor schadeplichtig. De verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte rechtspersoon 4] zijn daarom hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling aan [naam investeringsfonds] van het bedrag van € 125.250. Zij zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
[naam medeverdachte 2] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 5] ) heeft als degene die de genoemde kickbackbetalingen van € 65.850 deed ook strafbaar gehandeld. In de tegen hem aanhangige strafzaak zal dit worden bewezen verklaard. Hetzelfde geldt voor [naam medeverdachte rechtspersoon 5] . Ook door [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte rechtspersoon 5] is daarom wat die betalingen betreft onrechtmatig jegens [naam investeringsfonds] gehandeld en zij zijn daarvoor schadeplichtig.
De verdachte, [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte rechtspersoon 5] zijn daarom hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling aan [naam investeringsfonds] van het bedrag van € 68.850. Zij zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
[naam medeverdachte 3] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 6] ) heeft als degene die de genoemde kickbackbetalingen van € 491.107 deed ook strafbaar gehandeld. In de tegen hem aanhangige strafzaak zal dit worden bewezen verklaard. Ook door [naam medeverdachte 3] is daarom wat die betalingen betreft onrechtmatig jegens [naam investeringsfonds] gehandeld en hij is daarvoor schadeplichtig.
De verdachte en [naam medeverdachte 3] zijn daarom hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling aan [naam investeringsfonds] van het bedrag van € 491.017
.Zij zullen hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
Omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van het aannemen en vragen van kickbackbetalingen aan [naam medeverdachte rechtspersoon 3] kan [naam investeringsfonds] wat die betalingen betreft niet worden ontvangen in haar vordering.
10.4.2.
Schenkingen auto en traplift aan [persoon A] (feit 5)
Op basis van de stukken staat ook voldoende vast dat aan [naam investeringsfonds] schade is toegebracht door de onder 5 bewezenverklaarde omkoping door middel van schenkingen van een auto en een traplift aan [persoon A] , de voor het Nederlandse vastgoed verantwoordelijke medewerker van [naam investeringsfonds] in Duitsland. De kosten van de auto en traplift zijn door [naam medeverdachte rechtspersoon 6] , de vennootschap van medeverdachte [naam medeverdachte 3] , verwerkt in een factuur voor meerwerk aan een project van [naam investeringsfonds] (het FOZ-gebouw). Het gaat daarbij om bedragen van € 22.000 voor de auto en € 14.117,65 voor de traplift, beide zonder omzetbelasting. Voldoende aannemelijk is dat die kosten via de meerwerkfactuur uiteindelijk ten laste van [naam investeringsfonds] zijn gekomen en daarom voor [naam investeringsfonds] rechtstreekse schade zijn als bedoeld in artikel 361, tweede lid Sv. Ook hier geldt dat de omstandigheid dat [naam medeverdachte 3] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 6] ) niet rechtstreeks bij [naam investeringsfonds] heeft gefactureerd daaraan niet afdoet. Dat de meerwerkfactuur is doorbelast naar [naam investeringsfonds] , op welke wijze dan ook (via boekingen in rekeningcourant of via facturen), staat ook in dit geval voldoende vast.
De schade van [naam investeringsfonds] door dit onrechtmatig handelen van de verdachte wordt vastgesteld op de totaalsom van genoemde bedragen exclusief omzetbelasting, zijnde
€ 36.117,65. De omzetbelasting wordt ook nu weer buiten beschouwing gelaten, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat deze door [naam bedrijf 3] aan [naam investeringsfonds] is doorberekend.
Bewezen is dat de verdachte deze omkoping van [persoon A] pleegde tezamen en in vereniging met een ander, blijkens de bewijsmiddelen: [naam medeverdachte 3] .
De verdachte en [naam medeverdachte 3] zijn daarom hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling aan [naam investeringsfonds] van het bedrag van € 36.117,65. De verdachte zal dan ook hoofdelijk met [naam medeverdachte 3] worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
10.4.3.
Valsheid in geschrift (feiten 3 en 4)
Er is geen rechtstreeks verband tussen deze ten laste van de verdachte bewezen verklaarde feiten en de gevorderde schadevergoeding. [naam investeringsfonds] zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
10.4.4.
Oplichting feit 5
Bewezen zal worden verklaard dat [naam bedrijf 2] door verdachte is opgelicht. Niet bewezen kan worden dat (ook) [naam investeringsfonds] is opgelicht. Daarom is [naam investeringsfonds] ten aanzien van de in dit verband gevorderde schadevergoeding niet ontvankelijk in haar vordering.
10.4.5.
Rente
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van indiening van de
vordering, zijnde 15 oktober 2021. De vordering om de wettelijke rente toe te wijzen vanaf het moment dat de afzonderlijke schades zijn geleden is onvoldoende gespecificeerd.
10.4.6.
Rest vordering
Voor het overige is de vordering van [naam investeringsfonds] tegen de verdachte niet van eenvoudige aard en vormt daardoor een onevenredige belasting op van het strafgeding. [naam investeringsfonds] zal daarin in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Een rechtstreeks verband tussen de overigens gevorderde de schade en de ten laste van de verdachte bewezenverklaarde feiten kan in ieder geval niet worden vastgesteld. [naam investeringsfonds] kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen. In deze procedure wordt daarover geen inhoudelijke beslissing genomen.
10.4.7.
Proceskosten
De verdachte zal, als de voor een belangrijk deel in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, welke aan de zijde van [naam investeringsfonds] worden begroot op € 3.214,- aan salaris voor de raadslieden.
10.4.8.
Conclusie
De verdachte moet [naam investeringsfonds] een schadevergoeding betalen van (€ 125.250,- + € 65.850,- + € 491.017,- + € 36.117,65 =)
€ 718.234,65, vermeerderd met de wettelijke rente
daarover vanaf 15 oktober 2021 en voorts aan proceskosten een bedrag van € 3.214,-.
De verdachte, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte rechtspersoon 4] zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling aan [naam investeringsfonds] van het bedrag van
€ 125.250,-.
De verdachte, [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte rechtspersoon 5] zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling aan [naam investeringsfonds] van het bedrag van
€ 68.850,-.
De verdachte en [naam medeverdachte 3] zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling aan [naam investeringsfonds] van het bedrag van (€ 491.017 + € 36.117,65 =)
€ 527.134,65.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 51, 57, 60, 225, 326 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze wetsartikelen luidden toen de bewezen verklaarde feiten werden gepleegd.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De rechtbank:
Verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen onder nummers 6 tot en met 31, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, dat deze worden verbeurd verklaard als bijkomende straf voor de bewezen verklaarde feiten;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte rechtspersoon 4] . ( [naam medeverdachte rechtspersoon 4] ), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam investeringsfonds] voornoemd te betalen een bedrag van
€ 125.250,-(zegge: honderdvijfentwintigduizend en tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 15 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte rechtspersoon 5] ., des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam investeringsfonds] voornoemd te betalen een bedrag van
€ 68.850,-(zegge: achtenzestigduizend en achthonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 15 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met [naam medeverdachte 3] , des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam investeringsfonds] voornoemd te betalen een bedrag van
(€ 491.017,- + € 36.117,65,- =) € 527.134,65(zegge: vijfhonderdzevenentwintigduizend en honderdvierendertig euro en vijfenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 15 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 3.214,- aan salaris voor raadslieden en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. M.K. Asscheman-Versluis en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 november 2021.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 te Bleiswijk en/of Rotterdam en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, anders dan als ambtenaar, namelijk
  • van 1 januari 2011 tot 29 november 2011 als partner en/of (al dan niet middellijk) (groot) aandeelhouder en/of directeur verbonden aan [naam bedrijf 1] B.V . en/of
  • van 29 november 2011 tot 17 mei 2013 als partner en/of (al dan niet middellijk) (groot) aandeelhouder en/of directeur verbonden aan [naam bedrijf 2] en/of
  • van 17 mei 2013 tot 1 juli 2015 als partner en/of (al dan niet middellijk) (groot) aandeelhouder en/of directeur verbonden aan [naam bedrijf 3] .
in die hoedanigheid verantwoordelijk voor het technisch vastgoedbeheer van de vastgoedportefeuille van [naam investeringsfonds] , naar aanleiding van hetgeen hij in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), namelijk enig(e) geldbedrag(en) te weten:
  • een totaalbedrag van (circa) 128.202,50 euro ( [naam medeverdachte rechtspersoon 4] .) (OPV-2, p. 20 e.v.), en/of
  • een totaalbedrag van (circa) 78.361,50 euro ( [naam medeverdachte rechtspersoon 5] .) (OPV-4, p. 10), en/of
  • een totaalbedrag van (circa) 587.407,77 euro ( [naam medeverdachte rechtspersoon 6] .) (OPV-3, p. 9),
  • een totaalbedrag van (circa) 126.450,00 euro ( [naam medeverdachte rechtspersoon 3] .) (OPV-1, p. 37), en/of
werkzaamheden en/of diensten met betrekking tot de woning en/of tuin van verdachte (AMB-021, p.6 e.v.), heeft aangenomen en/of gevraagd, en dit/deze aannemen en/of vragen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn werkgever en/of lastgever;
en (wetgeving na 1 januari 2015)
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, anders dan als ambtenaar, namelijk van 1 januari 2015 tot 1 juli 2015 als partner en/of (al dan niet middellijk) (groot) aandeelhouder en/of directeur verbonden aan [naam bedrijf 3] . in die hoedanigheid verantwoordelijk voor het technisch vastgoedbeheer van de vastgoedportefeuille van [naam investeringsfonds] , naar aanleiding van hetgeen hij in strijd met zijn plicht in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), namelijk enig(e) geldbedrag(en) te weten:
  • een totaalbedrag van (circa) 21.780,00 euro ( [naam medeverdachte rechtspersoon 4] .) (OPV-2, p. 20 e.v.) en/of
  • een totaalbedrag van (circa) 49.610,00 euro ( [naam medeverdachte rechtspersoon 3] .) (AMB-008-3),
heeft aangenomen en/of gevraagd, en dit/deze aannemen en/of vragen in strijd met de goede trouw heeft verzwegen tegenover zijn werkgever en/of lastgever;
2 primair.
[naam medeverdachte rechtspersoon 1] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 1] . op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2015 te Bleiswijk en/of Ridderkerk en/of Moordrecht en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen (telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, hebbende genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk in de bedrijfsadministratie van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 1] , zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, (een) valse en/of vervalste fact(u)ur(en) ten name van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 1] . gericht aan:
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 6] . (vermelding in AMB-021, 2.1) en/of
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 4] . (vermelding in AMB-021, 2.2) en/of
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 7] (vermelding in AMB-021, 2.3) en/of
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 5] .(vermelding in AMB-021, 2.3),
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen boeken en/of doen verwerken, bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin -zakelijk weergegeven- dat op die/deze facturen wordt voorgedaan dat [naam medeverdachte rechtspersoon 1] projectmanagement en/of advieswerkzaamheden heeft verricht (terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden en/of sprake was van steekpenningen/kickbacks), zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijk leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
2 subsidiair.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 januari 2015 te Bleiswijk en/of Ridderkerk en/of Moordrecht en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, één of meer factu(u)r(en) ten name van [naam medeverdachte rechtspersoon 1] ( [naam medeverdachte rechtspersoon 1] gericht aan:
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 6] . (vermelding in AMB-021, 2.1) en/of
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 4] . (vermelding in AMB-021, 2.2) en/of
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 7] (vermelding in AMB-021, 2.3) en/of
  • [naam medeverdachte rechtspersoon 5] .(vermelding in AMB-021, 2.3) en/of
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken of heeft doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op die facturen voorgedaan dat [naam medeverdachte rechtspersoon 1] . projectmanagement en/of advieswerkzaamheden heeft/hebben verricht (terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden en/of sprake was van steekpenningen/kickbacks), zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/door anderen te doen gebruiken;
3 primair.
[naam medeverdachte rechtspersoon 2] . op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 1 januari 2017 te Bleiswijk en/of Ridderkerk en/of Moordrecht en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, geschriften (bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen (telkens) opzettelijk valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken en/of heeft doen vervalsen, hebbende genoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen en daar (telkens) opzettelijk in de edrijfsadministratie van [naam medeverdachte rechtspersoon 2] ., zijnde een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, (een) valse en/of vervalste fact(u)ur(en) ten name van [naam medeverdachte rechtspersoon 2] . gericht aan:
- [naam medeverdachte rechtspersoon 3] . (vermelding in AMB-022, 5.3.4.)
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, opgenomen en/of geboekt en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen boeken en/of doen verwerken, bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin -zakelijk weergegeven- dat op die facturen wordt voorgedaan dat [naam medeverdachte rechtspersoon 2] . projectmanagement en/of advieswerkzaamheden heeft verricht (terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden en/of sprake was van steekpenningen/kickbacks), zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) tot (het) vorenstaande feit(en) opdracht gegeven en/of feitelijk leiding gegeven aan de vorenstaande verboden gedraging(en);
3 subsidiair.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 1 januari 2017 te Bleiswijk en/of Ridderkerk en/of Moordrecht en/of Rotterdam en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, één of meer factu(u)r(en) ten name van [naam medeverdachte rechtspersoon 2] . gericht aan:
- [naam medeverdachte rechtspersoon 3] . (vermelding in AMB-022, 5.3.4.)
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, althans valselijk heeft doen opmaken of heeft doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen en daar valselijk en in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op die facturen voorgedaan dat [naam medeverdachte rechtspersoon 2] . projectmanagement en/of advieswerkzaamheden heeft/hebben verricht (terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden niet hebben plaatsgevonden en/of sprake was van steekpenningen/kickbacks), zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/door anderen te doen gebruiken;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2011 tot en met 1 december 2016 te Bergschenhoek en/of Rotterdam en/of Bleiswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels [naam investeringsfonds] (hierna: [naam investeringsfonds] ) en/of [naam bedrijf 1] B.V . en/of [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ) en/of [naam bedrijf 3] . (hierna: [naam bedrijf 3] )
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van: een of meer geldbedrag(en), tezamen een totaalbedrag van (circa) 160.055,00 euro (incl. BTW) (vermelding in AMB-021, 2.3), althans van enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
  • voorgewend dat [naam medeverdachte rechtspersoon 7] . en/of [naam medeverdachte rechtspersoon 1] . en/of verdachte voor een vastgoedproject aan de Rochussenstraat te Rotterdam, althans voor enig project ten behoeve van de vastgoedportefeuille van [naam investeringsfonds] , projectmanagement en/of advieswerkzaamheden zou(den) gaan uitvoeren en/of
  • verhuld/verzwegen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) vergoedingen/fees ontvangt/ontvangen via zijn/hun persoonlijke vennootschap(pen) [naam medeverdachte rechtspersoon 1] . en/of [naam medeverdachte rechtspersoon 7] .
en/of
een of meer geldbedrag(en), tezamen een totaalbedrag van (circa) 176.060,00 euro (incl. BTW) (vermelding in AMB-022, 5.3.4), althans van enig(e) geldbedrag(en), in elk geval enig goed, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
  • voorgewend dat [naam medeverdachte rechtspersoon 2] . en/of [naam medeverdachte rechtspersoon 3] en/of verdachte voor een vastgoedproject voor het gebouw Acanthus te Amsterdam en/of Schiphol-rijk, althans voor enig project ten behoeve van de vastgoedportefeuille van [naam investeringsfonds] , projectmanagement en/of advieswerkzaamheden zou gaan uitvoeren en/of
  • verhuld/verzwegen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (een) meerderheidsbelang/ aande(e)l(en)/zeggenschap had(den) in [naam medeverdachte rechtspersoon 3] . (bekend onder handelsnaam [handelsnaam 2] ) en/of vergoedingen/fees ontvangt/ontvangen via zijn/hun persoonlijke vennootschap(pen) [naam medeverdachte rechtspersoon 3] en/of [naam medeverdachte rechtspersoon 2] .
waardoor die [naam investeringsfonds] en/of [naam bedrijf 1] B.V . en/of die [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 3] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 31 december 2014 te Bleiswijk en/of Papendrecht en/of Rotterdam en/of elders in Nederland en/of te Kiedrich en/of elders in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan iemand, te weten [persoon A] (of [persoon A andere schrijfwijze] ), die anders dan als ambtenaar, namelijk werkzaam in dienstbetrekking bij en/of optredend als lasthebber van vastgoedconcern [naam investeringsfonds] (als verantwoordelijke voor de Nederlandse vastgoedportefeuille binnen de afdeling Asset Management van [naam investeringsfonds] ) naar aanleiding van hetgeen die [persoon A] of [persoon A andere schrijfwijze] in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zou doen of nalaten, (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), namelijk
  • een of meer geldbedrag(en) tot een totaalbedrag van (circa) 19.000,00 euro (omschreven als projectmanagement en/of advieswerkzaamheden) ( [persoon A] of [persoon A andere schrijfwijze] en/of
  • een auto van het merk Volkswagen Tiguan en/of
  • een traplift van het merk Garaventa heeft gedaan,
verleend of aangeboden van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moest aannemen dat die [persoon A] of [persoon A andere schrijfwijze] die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) in strijd met de goede trouw heeft verzwegen en/of zou verzwijgen tegenover zijn werkgever/lastgever.